Mijn liefde voor het fotograferen van kleine dingen is ontstaan in mijn kindertijd. Ik speelde het liefst in de achtertuin, klauterde over omgevallen boomstammen en priegelde graag tussen stenen en struiken. Hoe cool ik grote dieren als olifanten en haaien ook vond, het waren kleine beestjes als insecten en salamanders waar ik zelf naar op zoek kon gaan.
De wondere wereld van macrofotografie
Tegen het einde van mijn middelbareschooltijd leende ik de camera van mijn vader, die een macrolens bezat. Daarmee kun je je onderwerp van heel dichtbij fotograferen. Vervolgens ging ik op zoek naar een gewillig fotomodel. Dat werd een lintslang, en tot mijn grote plezier wist ik zijn schubben tot in detail vast te leggen. Macrofotografie gaat verder dan wat het oog kan waarnemen: je maakt het onzichtbare zichtbaar en dat maakt macrofotografie zo’n fascinerende tak van sport. Wil je zelf aan de slag? Van deze tips zou ik willen dat ik ze eerder had gehoord.
Tip 1: denk goed na over perspectief en schaal
Macrofotografie is bij uitstek een discipline waarbij je je publiek kunt verrassen. We zijn zo gewend om alles vanuit ons eigen perspectief te bekijken, door onze eigen ogen. Als macrofotograaf kun je dat patroon doorbreken door op ooghoogte van je onderwerp te komen. Dat betekent soms dat je door je hurken zal moeten om je te verplaatsen in een ander wezen, zoals ik heb geprobeerd bij het fotograferen van de honingbij hierboven.
Schaal is het codewoord in de macrofotografie. Zowel het benadrukken als het verbergen van schaal kan een krachtige manier zijn om de aandacht van je publiek te trekken. Zo kun je laten zien hoe klein je onderwerp is door iets herkenbaars – zoals een vingernagel of munt – ernaast te plaatsen. Je kunt ook bewust de schaal verhullen zodat het moeilijk te zien is hoe klein een beestje werkelijk is, juist door omgevingselementen weg te laten.
Tip 2: fotografeer ’s nachts en met een lichtbron
Ik fotografeer altijd met een lichtbron om de focus op het onderwerp te leggen. In feite creëer ik een ministudiootje in de natuur. Zo neem ik mijn eigen licht mee. Dat kan een hoofdlamp zijn, maar ook een zaklamp of een telefoonlicht.
Het beste moment om geschikte modellen te vinden die de hoofdrol spelen in jouw foto’s is ’s nachts. Waarom? Veel insecten en kikkers zijn nachtdieren. Bovendien is het in de avonduren gemakkelijker zoeken, omdat je niet wordt afgeleid door details die zichtbaar zijn bij daglicht.
Tip 3: zoek dicht bij huis naar een onderwerp
Fraaie beestjes zijn vaak dichterbij dan je denkt. Zelf ga ik graag naar een vertrouwde plek in de buurt. De natuur, zoals in bossen of bij een beek, staat bol van de fraaie fotoplekken. De kunst is om er oog voor te hebben. Zelfs een overwoekerde tuin of het onkruid op een stoeptegel kan een plek zijn waar prachtige insecten of andere beestjes zich schuilhouden. En dan hoef jij ze alleen nog maar vast te leggen.
Als je kriegelig wordt van insecten of ze blijven niet stilzitten, zijn bloemen, bladeren en planten een dankbaar onderwerp voor macrofotografen. In een kwekerij of botanische tuin kun je prachtige texturen, vormen en kleuren vinden. Behalve een fantastische hobby is macrofotografie een manier om te leren op de rem te trappen en oog te hebben voor details die we doorgaans missen.
Bekijk hieronder meer van het macrowerk van Anand Varma.