Onlangs kwam er een spectaculair en hartverwarmend voorbeeld van koraalherstel in het licht.
Voor het begin van dit verhaal moeten we terug naar april 2009. Toen reisde ik samen met een groep marien biologen voor het eerst naar de afgelegen en onbewoonde Line-eilanden, een archipel van eilandrepubliek Kiribati, midden in de Grote Oceaan. De vijf eilanden in het zuiden van de archipel zijn de toppen van oeroude vulkanen die tussen de 85 en 70 miljoen jaar geleden uit de zeebodem verrezen. Samen vormen ze een onderzeese bergketen die de evenaar kruist – vandaar het woord ‘line’ in hun naam.
Tijdens deze expeditie wilden we het zeeleven rond de eilanden onderzoeken. En omdat we de eersten ter wereld waren die dat zouden doen, was onze kennis over de archipel zeer beperkt. De reis duurde eindeloos. Op zeekaarten kleurde het water rond de eilanden eentonig blauw, zonder enige schakering. We hadden werkelijk geen idee wat we onder water zouden aantreffen.
Het bleek een waar paradijs: ongerepte riffen bestaand uit een bont mozaïek van koralen waarboven grote vissen zweefden. Er zwom een ongekend aantal haaien en andere toppredatoren rond. Bij elke duik onder water zagen we bedreigde diersoorten, waaronder enorme napoleonvissen met een lengte van bijna twee meter. We deden rond de Zuidelijke Line-eilanden veel nieuwe kennis op: zo’n volmaakt en ongerept rif had niemand van ons ooit eerder gezien.
De overvloed aan vis rond de eilanden is goed te verklaren: in deze afgelegen wateren, zo’n 3200 kilometer ten zuiden van Hawaï, wordt niet gevist. Maar zouden de riffen ook bestand zijn tegen klimaatverandering? In 1997-’98 stierf in de Grote Oceaan veel koraal door een zware El Niño, een cyclische opwarming van het zeewater. Het koraal rond de Zuidelijke Lineeilanden daarentegen was in 2009 zo gezond dat we vermoedden dat het ook een verdere opwarming van het zeewater aan zou kunnen.
In reactie op ons onderzoek verbood de regering van Kiribati alle vormen van visserij binnen een straal van 22 kilometer rond de eilanden. Bij Pristine Seas, het project dat ik leid, waren we dolblij; de riffen waren veiliggesteld, dachten we. Er zou zich echter een ramp voltrekken.
In 2015 en '16 beleefde de Grote Oceaan de zwaarste El Niño ooit gemeten. Koraal sterft af als de temperatuur van het zeewater te lang boven een bepaalde waarde ligt. In de wetenschap wordt dit soort ‘hittestress’ gemeten in degree heating weeks (DHW’s).
Bij El Niño van 1997-’98 maakten de Zuidelijke Line-eilanden vier DHW’s door. El Niño van 2015-’16, die volgde op twee decennia van opwarming, stuwde het DHW-cijfer op tot vijftien. Hoewel de stijgende temperatuur van het zeewater ons al langere tijd zorgen baarde, schrokken we van deze piek.
Op de riffen in het Great Barrier Reef bij Australië, die continu gemonitord worden, bleek twee derde van de koralen te zijn afgestorven. Hoe zou het met de paradijselijke riffen bij de Zuidelijke Line-eilanden zijn? Ik was ongerust en popelde van nieuwsgierigheid, maar helaas kom je daar niet zo makkelijk.
In augustus 2017 deed zich echter een buitenkans voor. Ted Waitt, partner en bestuurslid van Pristine Seas, had net een expeditie afgerond in Frans-Polynesië en bood ons aan zijn onderzoeksschip voor twee weken te lenen. Ik had andere verplichtingen, maar mijn collega Stuart Sandin van het Scripps Institution of Oceanography had wel tijd. In 2009 maakten hij en zijn team deel uit van onze expeditie naar de Lineeilanden, en in 2013 waren ze nog eens teruggegaan. Een beter team hadden we ons niet kunnen wensen.
Helaas bleken mijn zorgen gegrond. Zodra hij weer online was, meldde Stuart dat de helft van het koraal was afgestorven. Mijn hart brak toen ik het hoorde. Maar hoe meer details hij gaf, hoe meer mijn verdriet plaatsmaakte voor vragen – en uiteindelijk zelfs hoop.
De zwaarste klappen waren gevallen bij het geslacht Pocillopora (‘bloemkoolkoralen’); slechts één kolonie had de vijftien DHW’s overleefd. Ook het geslacht Acropora zwaar had geleden, maar de schade bij andere koralen leek beperkt. Dat betekende dat deze, in dit specifieke gebied althans, bestand waren tegen ernstige opwarming. De vraag was nu of Pocillopora en Acropora zich zouden kunnen herstellen.
In grote delen van de Cariben raken skeletten van afgestorven koralen al snel overwoekerd door bruinwieren (Phaeophyceae) . Maar op de foto’s die Stuart maakte bij de Zuidelijke Lineeilanden zag ik kalkvormende roodwieren (Corallines) groeien. Als koralen zich voortplanten, drijven de larven dagen tot weken rond, voor ze op de zeebodem neerdalen en er een nieuwe kolonie ontstaat. De geschiktste ondergrond voor de larven? Kalkvormende roodwieren. Aan vlezig zeewier hechten ze zich niet.
De omstandigheden voor koraalherstel bij de Zuidelijke Line-eilanden waren dus gunstig. Maar kwam dat herstel er ook? Er was maar een manier om daar achter te komen: afwachten.
Vorig jaar was het eindelijk zo ver. Na twee dagen varen ten noorden van Tahiti bereikte ons schip het eiland Flint, de eerste van de drie eilanden die we zouden bezoeken. We waren met dezelfde groep als in 2009. Inmiddels twaalf jaar ouder, maar nog even enthousiast. Vanaf het dek gleed onze blik vol verwachting over de branding die het groene eiland omzoomde. We hesen ons in een wetsuit, sprongen in onze rubberboot en voeren zo snel we konden naar het rif.
In 2009 voelde ik vooral opwinding, maar nu was ik doodsbenauwd. Kregen we straks een spookrif te zien? Ik zette mijn duikbril op en liet me in het water vallen.
Toen de luchtbellen wegtrokken, geloofde ik mijn ogen niet. Was dit het koraal dat zo hard was getroffen door El Niño? De hele zeebodem was bedekt met prachtig, levend koraal, tot een diepte van zeker dertig meter. Ik slaakte een vreugdekreet, klauterde de rubberboot weer in en omhelsde mijn vriend, Manu San Félix, de videograaf van Pristine Seas. Toen we samen terug het water in sprongen, waanden we ons opnieuw in het paradijs.
Drie weken lang doken we rond de drie Zuidelijke Line-eilanden – Flint, Vostok en Millennium (Caroline) – en overal zagen we spectaculair koraalherstel. De riffen waren terug, al was er wel het een en ander veranderd. Pocillopora, koraal dat in 2015-’16 afgestorven was, leek zich aarzelend te herstellen – soms boven op de skeletten van overleden soortgenoten. Maar over het algemeen hadden de dode koralen voor andere soorten plaatsgemaakt.
Van het eiland Vostok steekt maar een heel klein deel boven de zeespiegel uit. Rond het eiland ligt een ringvormig koraalrif, met aan de lijzijde een ondiepe vlakte die op satellietfoto’s zichtbaar is. In 2009 was de bodem van dat platform bedekt met Pocillopora. Nu verwachtten we een zee van koraalskeletten aan te treffen, bedekt met een lichtroze laagje roodwieren.
Maar toen ik bij Vostok het water in ging, dacht ik dat ik in het walhalla was beland. Het rif was bedekt met lichtblauwe koralen die aan enorme rozen deden denken – een weelderige tuin van Montipora aequituberculata zo ver ons oog reikte.
Bij nadere beschouwing bleek Montipora op dode Pocillopora te groeien, die op hun beurt weer met kalkvormende wieren waren begroeid.
Hoe had Montipora zich zo snel verspreid? Hoe kon een rif vol dood ‘bloemkoolkoraal’ in slechts vijf jaar veranderen in een bloeiende rozentuin? Niemand heeft het zien gebeuren, maar we hebben wel een vermoeden. De Montiporakolonies waren allemaal ongeveer even groot. Ik vermoed daarom dat andere koralen in de omgeving van Vostok zich hebben voortgeplant. Ze lieten miljoenen eitjes los, waardoor er al snel een wolk van larven over het rifplatform dreef. Diezelfde dag nog zijn al die Montipora-larven op de kalkvormende wieren neergedaald. Met een compleet nieuw zeelandschap tot gevolg.
Het eiland Millennium, even ten noorden van Vostok, is eigenlijk geen eiland meer. Het is een ringvormig koraalrif, ook wel een atol genoemd: vanwege erosie en zeespiegelstijging komt het eiland zelf steeds dieper onder water te liggen, waardoor alleen het omringende rif overblijft. Ook hier was het enorme aantal vissen, waaronder haaien, indrukwekkend. De dode koralen waren begroeid geraakt met diverse soorten, waaronder vooral Acropora.
Maar er was ook slecht nieuws: de doopvontschelpen (Tridacna maxima), die ooit een veelkleurig mozaïek vormden op de bodem van de lagune, waren dood. In 2009 telden we soms meer dan 35 schelpen per vierkante meter. In 2021 hadden we er na drie uur zwemmen slechts vijf gezien. In de lagune in het midden van het atol was de zeewatertemperatuur in 2015-’16 waarschijnlijk veel hoger opgelopen dan erbuiten. Dit heeft de populatie een harde klap gegeven, die ze misschien nooit meer te boven komt.
Toch stonden we allemaal versteld van de enorme veerkracht van het koraal. Geen van de wetenschappers in onze groep had ooit iets dergelijks gezien. Onze koraalspecialist, Eric Brown, marien ecoloog bij de U.S. National Park Service, schatte het aantal koraalkolonies in de Millenniumlagune op gemiddeld zo’n 17 tot 21 miljoen per vierkante kilometer.
Een onvoorstelbaar hoog aantal. Het bewees opnieuw dat koraalriffen op eigen kracht veel beter herstellen dan met hulp van de mens – zolang er tenminste levende koralen in de omgeving zijn om de riffen een duwtje in de rug te geven.
Wat heeft het herstel van deze ‘superriffen’ ons nu geleerd? Dat de koralen die de zware El Niño van 2015-’16 doorstonden de rest van het rif hebben gered. En omdat de Zuidelijke Lineeilanden in een van de warmste delen van de Grote Oceaan liggen, lijkt het er op dat de koralen zich aan die hitte hebben aangepast.
Voorwaarde voor de aangroei van nieuw koraal op een dood rif is dat de skeletten begroeid zijn met kalkvormend roodwier – niet met sappig zeewier. De omstandigheden bij de Zuidelijke Lineeilanden waren daarom ideaal. Daarbij komt de grote hoeveelheid herbivore vissen, zoals papegaai- en doktersvissen. Algen die zich hechten aan dood koraal worden door deze grazers, de zebra’s en antilopen van het rif, meteen afgeknabbeld. Dankzij hun kalkachtige skelet blijven de roodwieren gespaard van dat lot.
Dit alles bevestigt onze conclusie uit 2009: koraalriffen kunnen zich herstellen, maar alleen als ze tegen visserij worden beschermd.
Koraalriffen herbergen de rijkste biodiversiteit van alle ecosystemen in zee. Ze bieden voedselveiligheid voor miljoenen mensen en fungeren als schokbreker voor de kust tijdens tropische stormen. Willen we de riffen beschermen, dan moeten we ze de ruimte geven. De internationale discussie over hoe we onze CO2-uitstoot moeten terugdringen lijkt voorlopig nog niet gesloten. Maar door onze koraalriffen te beschermen en weerbaar te maken, winnen we kostbare tijd.
Marien ecoloog Enric Sala heeft al meer verhalen geschreven over het Pristine Seas-project. Zijn boek The Nature of Nature: Why We Need the Wild verscheen in 2020.