In Nieuw-Zeeland kan zelfs een doodgewoon plekje in het bos tot een avontuur leiden. Dat magische verlangen om te kijken wat er achter het volgende heuveltje ligt, een fonkelende gletsjer of oeroud bos, die nabijheid van het wonderbaarlijke, is wat me zo aantrekt in dit land. Op een landelijke schapenhouderij op Noordereiland voel ik het ook. Voor mij ontvouwt zich een open plek in het bos, en dan stap ik in een verhaal. Het landschap dat zich voor me uitstrekt, maakte ook indruk op de Nieuw-Zeelandse regisseur Peter Jackson. Hij zag de plek meteen als Hobbiton (Hobbitstee), het dorpje dat geschiedenis maakte in de boeken van J.R.R. Tolkien, The Hobbit (1937) en The Lord of the Rings (1954). Jackson vereeuwigde het dorp in zes films, waarvan de laatste in 2014 uitkwam. Terwijl ik mijn blik over de omgeving laat gaan, zie ik de wijze tovenaar Gandalf op zijn door pony’s getrokken kar door de heuvels van de vallei trekken. Ik zie Bilbo Balings zijn woning uit rennen, zonder zakdoek. Vóór mij zijn 44 Hobbitwoningen in de groene, glooiende heuvels uitgegraven. Paden lopen de heuvels op en af en over. Wasgoed hangt aan de lijn te drogen. Appel- en perenbomen zijn zwaar van het laatste zomerfruit.
Ik moet even slikken. Ik had mezelf schrap gezet voor een overdaad aan souvenirwinkeltjes, maar dit Hobbiton is méér dan een filmdecor voor toeristen: dit is hoe ik me Hobbitstee altijd had voorgesteld.
Als 14-jarige las ik Tolkien met een zaklamp onder de dekens. Ik verlangde hevig naar de avonturen en vriendschappen op deze pagina’s. Elf jaar geleden ondernam ik mijn eigen queeste, naar Wellington, het kloppende hart van de Nieuw-Zeelandse filmindustrie. In die tijd, toen duizenden Lord of the Rings - en daarna ook Hobbit-fans Wellington bezochten, waren regisseurs bezig het bizarre landschap van dit afgelegen land om te toveren tot decors in talloze films, van King Kong en River Queen tot The Chronicles of Narnia en The Last Samurai. Zelfs Hollywood-krachtpatser David Cameron huurde het technisch vernuft van Weta Digital in Wellington in voor de creatie van Pandora, de sombere toekomstwereld in zijn megafilm Avatar.
Ondanks dit alles – of misschien juist daardoor – heb ik Nieuw-Zeeland nooit als één grote filmset willen zien. Ik wilde mijn liefde voor Tolkien scheiden van het grillige landschap dat mijn thuis is geworden. Maar toen mijn vriend Lance Lones, een naar Nieuw-Zeeland verhuisde Californiër, mij voorstelde een reis te maken met filmlocaties als tussenstops, wist hij me ervan te overtuigen dat de kracht van het verhaal mijn band met Tolkien én met Nieuw-Zeeland zou versterken. ‘We voelen ons emotioneel verbonden met film,’ zei hij. ‘Ga met me mee naar Hobbiton en je zult het zien.’
Elk detail in Hobbiton is een stukje liefdewerk van Peter Jackson en zijn team van tovenaars – tot en met de mos op de hekjes, zoals onze vriendelijke gids, Aidan O’Malley, uitlegt tijdens een van de zeventien dagelijkse rondleidingen. ‘Jackson wilde de volgorde van zonsopgang en -ondergang omdraaien, dus veranderde hij ook het mos op de hekjes,’ zegt hij grijnzend. ‘Hobbiton verschijnt slechts 7 minuten in The Hobbit, en 35 minuten in The Lord of the Rings – dat is veel perfectionisme voor 42 minuten.’
Na de rondleiding sluiten Lones en ik de dag af in de Green Dragon, de volledig functionerende pub in Hobbiton die ook in de film voorkomt. Voor ons flakkert het haardvuur. De lage zon valt door de ronde ramen. Het plafond wordt gedragen door massief hout van de montereycipres, versierd met fraai uitgesneden druiven, korenaren en een vaalgroene, slangachtige draak. In de keuken hangen kruiden. Keltische doedelzakmuziek klinkt op de achtergrond. Ik maak het me extra gemakkelijk in mijn leren fauteuil en neem nog een slokje uit mijn bierpul van klei. Ik begin een gesprek met Gemma Youlten en Tom Boreham, een Brits stel dat op de helft van hun wereldreis is. Ik zeg dat de Green Dragon misschien wel de pub is waarnaar ik m’n hele leven lang heb gezocht. Youlten is het met me eens: ‘Dit is het hoogtepunt, moet ik zeggen.’ Dan zegt ze zachtjes, wat bezorgd: ‘En ik ben niet eens Lord of the Rings-fan.’
Boreham wél. ‘Ik las het toen ik 10 was – 25 jaar geleden. Het is mijn lievelingsboek,’ zegt hij. ‘Eerlijk gezegd hield ik m’n hart vast dat ze van mijn geliefde Hobbiton een Disney-attractie hadden gemaakt. Maar ik herkende de pub meteen. Het is on-ge-loof-lijk hoe ze de idyllische sfeer van de Gouw hebben uitgebeeld. Zo’n wereldwijd filmsucces tot iets heel intiems maken – dat kan alleen in Nieuw-Zeeland.’
De volgende ochtend rijden we naar het zuiden, over een snelweg die zich door Piopio en Te Kuiti slingert, streken die in The Hobbit dienst deden als het dichtbeboste hoogland Trollshaw Forest, het bos waar trollen huizen en het decor van enkele sleutelscènes in de filmreeks.
Het landschap gaat moeiteloos over van scherpe rotsen in zachte glooiingen, hekjes met prikkeldraad en verweerde kalksteenformaties – de voortdurende verandering in de topografie die me zo aanspreekt. Het befaamde groen van het Noordereiland vult de kaders van onze autoraampjes. Ik moet denken aan m’n vriend Grant Roa, een schrijver, producent en acteur die in verschillende functies bij de meeste Nieuw-Zeelandse films betrokken is geweest. Ook hij heeft een zwak voor dit landschap.
‘Het Zuidereiland heeft dat epische landschap, maar ik ben gek op de contrasten van het Noordereiland,’ had hij gezegd toen ik mijn reis voorbereidde. ‘Ik vind het mooi als je door glooiende, groene heuvels rijdt en dan opeens een besneeuwde piek ziet. Of als je op het strand staat en achter je al dat inheemse kreupelhout hebt.’
Zo’n 225 kilometer ten zuiden van de heuvels van Hobbiton combineert het Tongariro National Park al deze extremen, waar je drie actieve vulkanen vindt – de Ruapehu, de Tongariro en de Ngauruhu – en ook de ski-arena van Whakapapa. Het park werd in de films gebruikt als Mordor, het geblakerde en desolate Zwarte Land dat al het kwaad in Midden-aarde belichaamt.
Het Tongariro-park is ook werelderfgoed, en een van mijn favoriete plekken in Nieuw-Zeeland waar ik al zes keer ben geweest. Ik heb er de ruige Tongarito Crossing gelopen, ben de hellingen van Whakapapa af geskied en heb intens genoten van de besneeuwde uitzichten en de frisse berglucht die je het gevoel geven op het dak van de wereld te staan. Maar vandaag zijn Lones en ik alleen in Iwikau Village – boven aan een skipiste en in dichte mist. Sinds Hobbiton is de temperatuur ruim veertien graden gezakt, tot rond het vriespunt, met een grillige wind die ons van alle kanten belaagt. Lones vindt het vreemd: ‘Mordor was toch heet en droog,’ zegt hij. In mijn ogen is Mordor gewoon een zéér onaangename plek – en verraderlijk, zoals de Tongariro nu.
Gelukkig bevinden we ons op tien minuten rijden van Chateau Tongariro, de grootvader onder de Nieuw-Zeelandse hotels, in het historische Whakapapa Village. Het in 1929 voltooide, sierlijke bouwwerk in neogeorgische stijl ademt de weelde van een vergane wereld, een tijd van smokings en kristallen glazen – en dat op de rechterflank van een actieve vulkaan.
Terwijl we aan onze rode wijn nippen (uit de wijnbouwregio Gisborne, ruim 400 kilometer van de oostkust), besef ik dat ik m’n tijd doorbreng met twee oude vrienden: niet alleen Lones, maar ook de plek waaraan ik m’n hart verpandde toen ik er voor het eerst kwam.
‘Dat is het mooie van filmlocaties,’ zegt Lones. ‘Als je heimwee hebt naar plekken waar je van houdt, kun je ze altijd bezoeken in de films.’ Die gedachte en het feit dat we Tongariro op een Tolkien-tour hebben bezocht, doet me alles met andere ogen zien: de onvoorspelbaarheid van Tongariro is iets groots en ontzagwekkends.
Het is mooi te zien hoe berken zich verdringen om een plekje langs de weg die vanaf het bergdorpje Ohakune naar de zuidpunt van het park voert. Het is moeilijk voor te stellen dat dit slaperige skistation, wachtend op de winter, op slechts drie kwartier van Pipiriki ligt. Daar, aan de rand van het nationale park van Whanganui, diende het dichte woud als decor voor de film River Queen (2005), over een confrontatie tussen de inheemse Maori en Europese kolonisten in 1868.
Op een paar minuten rijden van Ohakune verdwijnen de laatste sporen van de bewoonde wereld in de achteruitkijkspiegel. We zijn op weg naar de skipiste van Turoa, aan de voet van Mount Ruapehu, een half uur rijden ten zuiden van het hotel, en op zoek naar de waterval van Mangawhero. Ik heb meerdere keren in Turoa geskied, maar heb me nooit verdiept in wat aan weerskanten van de weg lag: ik lette altijd op de hellingen. Drie kilometer voor de ski-piste ontwaren we aan de rechterkant het bordje dat de waterval aankondigt. Onder een bladerdak van druipende berken leidt een turfbruin pad, opgefleurd door rode paddenstoelen en explosies van witte korstmos, naar een vertrouwde plek. Ik zie hoe het riviertje tussen roestkleurige rotsen door laveert en zich in de afgrond stort. Hier probeerde de valse Gollem een vis te vangen, in The Two Towers, de tweede film in de Lord of the Rings-reeks.
Mijn herinnering aan deze plek is sterker dan een déjà vu, zo helder als het water, ook al ben ik hier voor het eerst. Ik waad de stroom in. Het water is snijdend koud en m’n voeten doen pijn. Ik heb deze weg meerdere keren genomen, maar ik wist niet dat dit bestond. ‘Als deze plek niet in een film voorkwam, zouden we er voorbij zijn gereden,’ zegt Lones. ‘Locatiescouts hebben al het werk al gedaan, door deze verbluffende plekjes op te sporen. Het is als een schatkaart: je hoeft alleen maar de aanwijzingen te volgen.’
We keren terug naar Wellington, de zuidelijkste stad van het Noordereiland. In mijn begintijd in Nieuw-Zeeland woonde ik hier – de uitvalsbasis voor mijn eerste ontdekkingsreizen – en het is ook de thuishaven van de filmgenieën die Tolkien naar het witte doek hebben vertaald. Maar ik moet nog één tussenstop maken.
Ik kies een route die ik eerder heb afgelegd: ik wandel over de spookachtige, met dennennaalden bedekte paden van Mount Victoria bij Wellington. Wanneer ik een helling beklim, doet een plotselinge herkenning me met een schok stilstaan. Voor me zie ik de verwrongen boomwortels uit The Fellowship of the Ring, waar vier kleine Hobbits – op zoek naar paddenstoelen – zich verscholen voor het kwaad, de in lange mantels gehulde Ring-geesten (de Nazgûl).
Ik ben inmiddels gewend aan dit gevoel. Het is als het ontwaren van een bekend gezicht in een menigte, als de opwinding bij het zien van een vriend die je jaren niet hebt gesproken.
Carrie Miller werkte als redacteur voor de Engelstalige editie van Traveler. Nu bereist ze de wereld als freelance journalist.
Heeft dit verhaal je geïnspireerd tot het maken van een reis naar Nieuw-Zeeland? Lees dan ook de bijbehorende reiswijzer met praktische tips en reisinformatie.