Er zijn plekken waar je naartoe gaat als je er eens helemaal uit wilt. En er is Sant’Angelo.
Om naar dit Italiaanse dorpje te komen, moet je een uur varen vanaf Napels naar het vulkanische eilandje Ischia, wat een paar golfslagen verwijderd ligt van Capri, midden in de Tyrreense Zee. Vervolgens neem je vanaf Ischia Porto, de elegante hoofdstad van het eiland, een bus waarmee je ongeveer een uur lang over het eiland slingert, langs vissersdorpjes, heuvelstadjes, wijngaarden en konijnenfokkerijen. Als de weg uiteindelijk ophoudt, klauter je een steile heuvel op, die alleen voor voetgangers toegankelijk is.
Dat is precies zoals de locals het graag zien.
Sant’Angelo, waar ruim duizend mensen wonen, ligt aan de zuidkant van het eiland, omringd door weelderig bougainville en door hagedissen bewoonde tufsteen. Het dorpje zou, volgens de gangbare wetten van het toerisme, een zielloze toeristenval moeten zijn: de witgeverfde huisjes met kleurige deuren zouden door buitenlanders moeten zijn opgekocht en ieder appartement dat uitkijkt over de natuurlijke thermale bronnen van de buitenbaden van Aphrodite Apollon zou op AirBnB moeten staan. Maar met uitzondering van de jachten die in het hoogseizoen komen aanleggen (Angela Merkel is een vaste gast) aan het smalle stukje land dat ligt tussen het kleine stadje en de uit de zee opstijgende rotsen, wordt Sant’Angelo bijna volledig bewoond door een mengeling van plaatselijke bewoners en ‘vaste gasten’ – Italiaanse en Duitse toeristen die een band hebben met het dorpje en jaar na jaar terugkomen.
Ik weet dit als geen ander. Mijn moeder kwam al twintig jaar voordat ik werd geboren iedere zomer naar Sant’Angelo. En ik ging er sinds mijn jeugd ook bijna ieder jaar in juni naartoe, tot mijn moeder vorig jaar besloot om hier na haar pensioen te gaan wonen. In die tijd heb ik meegemaakt dat de naamgeefster, kokkin en eigenares van het aan het strand gelegen restaurant Emmanuela la cucina overdroeg aan haar zoons. En vervolgens zag ik dat hun kinderen uitgroeiden van puber-obers tot goed uitziende managers met een eigen gezin. Het restaurant staat overigens bekend om zijn ‘fumarole’-gerechten, waarbij het voedsel ondergronds gegaard wordt, met behulp van de warmte van het zand bij de thermale bronnen. Ik heb generaties jonge katjes op zien groeien tot volwassen dieren bij bed-and-breakfast Casa Garibaldi – mijn thuis ver van huis gedurende het grootste deel van mijn jeugd, waar tweepersoonskamers met uitzicht op de thermale zwembaden en terrassen met ingelegde steentjes (en niet te vergeten de bijna lege zee aan de horizon) nog steeds maar negentig dollar per nacht kosten.
Sant’Angelo is niet de plek waar je naartoe gaat voor een all-inclusive vakantie. Als je vanaf de zee naar het naburige bergdorpje Serrara wilt lopen, om vandaar tussen de groene wijngaarden naar de top van Monte Epomeo te wandelen voor de specialiteit van het eiland, in tomaat gestoofd konijn, moet je een slopende klim van 40 minuten maken via begroeide weggetjes. De spa’s zijn bepaald niet wat je gewend bent: voor de beste, Cavascura, die al door de Romeinen werd gebruikt, (niemand minder dan Cicero schreef vol lof over het thermale water), moet je een stevige wandeling maken tussen vulkanische kliffen. Dan kun je gebruikmaken van fango’s of modderbaden, waar wellness-liefhebbers worden ingesmeerd met een kleiachtige substantie die thermale eigenschappen zou hebben.
En de kans dat je wordt meegesleept in een wilde feestavond met dans, tamboerijnen en het luidkeels zingen van ‘O Sole Mio’, zoals mij gisteravond overkwam in het aan het water gelegen restaurant Deus Neptunus, is ongeveer even groot als dat je een rustig, romantisch etentje hebt (hoewel de verzorgde visgerechten bij Peppino, variërend van met pistachenoten bestrooide linguine alla vongole tot borden verrukkelijke viscarpaccio, veruit de beste zijn die ik ooit in Italië gegeten heb). Maar die anarchie (en dat gemeenschapsgevoel) maakt Sant’ Angelo het mooiste dorp van Italië. Het is een plek waar iedereen elkaar kent, ‘where everybody knows your name’.
Tara Isabella-Burton, die als kind haar zomers doorbracht in Sant'Angelo, schrijft regelmatig voor National Geographic Travel. Volg haar op reis via Twitter.