De auto komt hobbelend tot stilstand op een verlaten zandpad. Het is pikkedonker. In de verte klinkt vaag wat muziek, maar verder is het stil. Kevin, onze chauffeur, rammelt aan de houten poort tussen de tropische begroeiing en onmiddellijk barst een hels kabaal los – blaffende honden slapen niet meer.
Verder gebeurt er niks: we roepen en bellen een half uur lang en net wanneer we het willen opgeven, verschijnt een slaperig gezicht achter de poort. Mark, de eigenaar van Zimbali Retreat, mompelt iets over een geknapte telefoonkabelen onduidelijkheid over de aankomsttijd. Binnen tien minuten lig ik heerlijk in mijn bed in een vrolijk oranje geverfde hut tussen de bananenplanten.
De volgende ochtend wordt duidelijk hoe Mark en zijn vrouw Alecia door het geblaf van de honden heen konden slapen. Ze zijn sinds drie weken ouders van Mark Lion, een naam die de levensovertuiging van zijn ouders verraadt. Mark en Alecia zijn rastafari’s en werken hier aan hun gezamenlijke droom: een simpeler leven, dicht bij de natuur, in de Canaan Mountains in het westen van Jamaica. Waar Alecia opgroeide en waarop Mark, na vele omzwervingen, verliefd werd.
De hellehonden van vannacht blijken tijdens het ontbijt lieve, knuffelgrage schooiers te zijn, met halsbanden in rastakleuren. Alecia is druk aan het schoonmaken en koken en wanneer ik opmerk dat ze er opvallend kwiek bij loopt voor een vrouw die net bevallen is, schrijft ze dat toe aan hun levensstijl. Zij zijn rastafari’s die ital eten: zo natuurlijk mogelijk, vaak vegetarisch of veganistisch en ze drinken geen alcohol.
Die levensstijl staat aan de basis van Zimbali, een ecologisch resort van bijna dertig vierkante kilometer, waar ze door de enorme verscheidenheid aan fruitbomen, moestuin, kippen, bijen en een natuurlijke waterbron bijna zelfvoorzienend zijn. Een goed startpunt voor deze trip, waarbij we ons laten leiden door onze smaakpapillen.
De bekendste iconen van Jamaica zijn Bob Marley, Usain Bolt en wiet, ongeveer in die volgorde, maar het is tijd om culinair Jamaica te ontdekken. Want juist hier vertellen ingrediënten en kooktechnieken het verhaal van een roerige geschiedenis. De Spaanse overheersing, de komst van West-Afrikaanse slaven, het Britse bewind en Indiase en Chinese contractarbeiders zorgden voor een culturele én culinaire smeltkroes. En dus genieten fotograaf Jonathan en ik van een ontbijt van havermout met pinda en kokosmelk, gebakken banaan, callaloo (een soort spinazie) en broodvrucht met eieren.
Kolibri’s vliegen af en aan en vanaf ons plekje op de veranda kijken we uit over een uitbundig groene oase. vandaag gaan we op pad met Fiyah, een rastafari die al 32 jaar op de top van de naastgelegen berg woont. Hij zal ital voor ons koken met de producten die hij zelf verbouwt of foerageert. Onder het uitroepen van heel veel ‘respect’, ‘no worries’ en ‘ya man’ wijst Fiyah de plekken aan waar hij met een machete ruimte heeft gemaakt voor avocadobomen, kokospalmen, okra, mango en gember.
Op de top van de berg blijkt zijn woning te bestaan uit wat houten palen, een golfplaten dak, een hangmat en een ingelijste foto van Bob Marley, vastgespijkerd aan een boom. Een oude autostoel biedt een waanzinnig uitzicht over de vallei. Meer heeft hij niet nodig. Nou ja, behalve misschien de wiet die ik naast zijn hangmat zie liggen. ‘Ook die verbouw ik zelf,’ zegt Fiyah lachend. ‘We leven in een wereld waarin iedereen geconditioneerd is om meer te willen. Maar we hebben niet meer nodig. Dit is het. Mijn ogen kunnen kijken, mijn hart kan voelen.’ En zijn handen blijken een fantastisch maal te kunnen creëren, want in no time eten we een heerlijke stoofpot van yam, banaan en kruiden. Op mijn vraag of hij zich hier op de berg ooit eenzaam voelt antwoordt hij: ‘No man, I stay away from mister Lonely!’
Dat zelfvoorzienende bestaan werkt inspirerend, en de volgende ochtend organiseren we een boottochtje met het idee onze eigen lunch te vangen. We ontmoeten onze schipper, Andrew, op Negril Beach, een elf kilometer lang wit zandstrand en nadat hij een vishaak heeft geleend bij de buurman, kunnen we het azuurblauwe water op.
De vishaak verdwijnt voorgoed bij de eerste de beste poging om iets te vangen in de golven.Andrew is er niet rouwig om, hij heeft een beter idee. Na een paar uurtjes snorkelen bij het wrak van een gezonken vrachtschip legt hij de boot aan op Booby Cay, oftewel Lobster Island. Hier zijn Chef Zero en zijn vader Homeboy druk bezig verse kreeften te grillen voor een handjevol bezoekers.
Terwijl zijn vader zich in het zweet werkt achter de grill, weidt Chef Zero, met een biertje in de hand, uit over het familierecept: knoflook, lokale gember, sweet pepper, ui en tomaat. Dat mijn blik getrokken wordt naar het pakje Maggi smaakversterker naast de grill ontgaat hem niet. ‘Soms moet je improviseren!’ Vandaag is er niet geïmproviseerd, bezweert hij me lachend, en het doet er ook niet meer toe wanneer we onze tanden zetten in de boterzachte, overheerlijke kreeft.
Meer weten over de culinaire verwennerij in Jamaica? Lees het complete reisverhaal in de nieuwe editie van National Geographic Traveler!