‘Nooit geweten dat er zó veel zwembaden in dit koude landje waren,’ zeg ik verbaasd terwijl ik met grote ogen onophoudelijk naar het Gooise landschap onder me staar. Ik ben net in een tweepersoonsvliegtuigje geklommen, zette een koptelefoon op mijn hoofd en probeerde niet te denken aan het feit dat de deur naast me ooit haastig in elkaar geflanst is in Tulcea en dat de motor van dit toestel ooit is uitgevallen in het Oostenrijkse hooggebergte.

Gelukkig zit naast mij een ervaren piloot: Jeroen Komen. Ook al is hij talloze keren in levensgevaar geweest, weet ik na het lezen van zijn boek Ik kan vliegen, waarin hij zijn avonturen beschrijft en illustreert met magnifieke luchtfoto’s. Zo waren zijn ramen eens bezet met ijs tijdens een vlucht over de Spaanse bergen, en viel zijn gps ooit uit boven de Alpen. ‘Toen kreeg ik het wel een beetje benauwd,’ geeft hij toe als ik hem eraan herinner. Maar nu vertrouw ik hem even volledig en leg ik het lot van mijn leven in zijn handen.

De vliegavonturen staan in zijn gezicht geschreven. Zijn getaande huid vertelt over die keer dat hij door de Vogezen vloog voor een barbecue in Normandië en de frons op zijn voorhoofd over de stress toen hij op een militair vliegveld terechtkwam en verdacht werd van spionage. De glinster in zijn ogen bij het binnenstappen van de hangar verraadt zijn liefde voor het vliegtuigje – alsook zijn zelf ontworpen schoenen, waarop een afbeelding van het toestel en het boekomslag prijken.

Boekomslag Ik kan vliegen
Boekomslag ‘Ik kan vliegen’
Jeroen Komen

Ik kom er al snel achter dat er meer verhalen in Jeroen zitten dan hij in zijn boek heeft opgenomen. ‘Zigzaggend vloog ik over het continent van vliegveld naar vliegveld, en zo heb ik talloze unieke plekken ontdekt. Zoals het klooster van een Vietnamese monnik in Frankrijk en het eilandje Coll met 164 inwoners, waar internet niet bestaat en de kinderen met een vliegtuigje naar school gaan. Couchsurfend sloot ik honderden mensen in het hart, maar de mooiste onmoeting had ik met de oude Engelsman Mark: ik mocht op zijn boot overnachten toen ik aankwam op het eiland. Hij kwam me ophalen bij het vliegveld, kookte uitgebreid voor me en vertelde alles over zijn stukgelopen huwelijk en zijn werk op zee. Het is prachtig als iemand je zo in zijn leven verwelkomt. Jammer genoeg hebben deze verhalen de publicatie niet gehaald, omdat de helft van het originele manuscript geschrapt moest worden.’

We vliegen nu door het ruim van Schiphol, en horen hoe vliegtuigen zich aan en afmelden via de radio. De wind rammelt af en toe flink met het lichte toestel, met de bekende buikkriebels als resultaat. Zo nu en dan maken we een scherpe bocht, zodat de vleugel naar de grond wijst en daar ruimte vrijkomt om wat luchtfoto’s te maken. Bij gebrek aan handen bestuurt Jeroen het vliegtuig met zijn knieën, waartussen hij de knuppel vastklemt.

Kasteel de Haar
Kasteel de Haar.
Jeroen Komen

‘Dat heb ik intussen wel geleerd na al die jaren, maar het vliegtuigje heeft me zo veel meer geleerd,’ zegt Jeroen. ‘Vroeger zocht ik altijd extremen op en vond ik dat vrijheid het hoogste goed was. Nu heb ik geleerd dat je alleen kan genieten van je vrijheid als je ook de grenzen respecteert, en de regels van het lokale systeem volgt.’ Vliegen is immers het ultieme voorbeeld van vrijheid, getuige het spreekwoord ‘zo vrij als een vogel’, toch is het aan meer regels verbonden dan je zou denken. Eén regel aan je laars lappen kan al cruciaal zijn.

Dan schakelt hij over naar selfie-modus. ‘Hou de knuppel maar even zelf vast,’ zegt hij. Ik grijp de knuppel aan mijn kant vast en lach moedig naar de camera. Het duurt een paar seconden voor ik besef dat ik ook echt het vliegtuig bestuur, en dan weet ik even niet meer wat ik met mezelf aan moet. ‘Niet bewegen, hou dat ding recht,’ herhaal ik in mijn hoofd, terwijl ik mijn zweterige handen steeds minder vertrouw.

Na een tijdje besef ik dat we echt niet meteen naar beneden storten als ik de knuppel loslaat en voor ik het weet scheur ik enthousiast over de Utrechtse heuvelrug en maak ik te veel rondjes rond kasteel de Haar. Wanneer we weer in de buurt van het vliegveld komen, duw ik de knuppel steeds meer naar voren, en wanneer we een paar meter boven de grond hangen en ik bang word om de koeien op het weiland te raken, neemt Jeroen het weer over. ‘Ik kan vliegen!’ roep ik uitgelaten als we weer op de grond staan. ‘Dat bedoel ik,’ glimlacht hij.