Een oneindige oranje lijn glijdt gestaag langs ons linkerwiel, rechts ontrollen zich de ongerepte stranden van de Californische westkust terwijl we koers zetten richting het zuiden. Achter ons verdwijnen de toppen van de Golden Gate Bridge in de mist, en voor ons ligt de Highway 1 die zich ruim duizend kilometer langs de Grote Oceaan uitstrekt. Hier en daar staat een lifter met zijn duim omhoog: backpack op de rug, geblokt hemd rond de heup gebonden en op zoek naar de inspiratie die John Steinbeck en Henry Miller hier vonden.
De stranden zijn hier wilder, puurder en ruiger dan in het zuiden en missen ze de artificiële bebouwing die niet weg te denken is bij Europese stranden. Ze zijn volledig overgeleverd aan de onvoorspelbare hand van moeder natuur en weerloze kitesurfers. We rijden langs verloren stadjes met kleurrijke huisjes die uit het niets opdoemen en even snel weer verdwijnen. Billboards bij wegrestaurants bieden eten uit alle hoeken van de wereld.
Onze eerste stop is het Julia Pfeiffer Burns State Park, waar je uitkijkt op een idyllisch strandje met een kletterende waterval. Een idyllisch plaatje, maar er zelf voet zetten lijkt onmogelijk. Even verderop ligt de Henry Miller Memorial Library, slechts weinig bezoekers weten de weg hiernaartoe te vinden. Het padje erheen is dan ook niet gemakkelijk te vinden en loopt langs een verroeste vleugelpiano en een ietwat luguber kruis behangen met computerschermen, maar eens daar heb je het gevoel dat je in een literair heiligdom beland bent.
In een grote boog rijden we om de Baai van Monterey heen, om in het stadje zelf uit te stappen voor de befaamde walvissafari. Twee uur en tientallen walvissen verder wankelen we het vasteland weer op en kunnen we niet meer aan eten denken voor de rest van de dag. De volgende stop is het Spaansogende stadje Santa Barbara, waar de missiekerk er nog staat uit de tijd dat de Spanjaarden hun geloof verspreidden. Nu wonen ze in huizen met warme kleuren en palmbomen in de tuin. Een meisje staat met opa te zingen op de organische markt, een dichter typt een persoonlijk gedicht voor je voor een dollar en op de pier vangen worden vissen gevangen.
Hoe verder we richting het zuiden rijden, hoe dorrer het landschap wordt. Uitgedroogde struiken groeien tussen de rotsen, onregelmatige beige vlaktes zijn bezaaid met strohalmen en een enkel meertje ligt daar als een fata morgana tussen. Een uit hout gesneden boer met een verwisselbaar plaatje in de hand waarschuwt ons voor extreem bosbrandgevaar en langs de weg verschijnen steeds meer tacorestaurants, goedkope motels en tavernes. Het lijkt alsof we al onderweg zijn naar Mexico, maar dan bereiken we de stad die Jack Kerouac het ‘chaotische beloofde land’ noemt. ‘Het fantastische uiteinde van Amerika.’ Los Angeles.