Dit artikel verscheen in National Geographic Escapes.

'Dertien graden!’ Een schriele Française, in de zestig schat ik, ritst haar jas open en zet haar Ray-Ban behoedzaam op het strakke, gebruinde gezicht. Met gevoel voor drama heft ze haar armen ten hemel. ‘Hoe is dat mogelijk?’

Het is een onverwacht zonnige zondagmiddag in september, en ons chartervliegtuig is zojuist met drie uur vertraging vanuit Seattle geland in Nome, een havenstadje in het westen van Alaska, gelegen aan de Beringzee. Een paar honderd meter verderop ligt het expeditieschip Austral aangemeerd, dat deze avond koers zal zetten naar Vancouver, een twee weken durende tocht van bijna zesduizend kilometer langs de Noord-Amerikaanse westkust. Terwijl onze bagage alvast wordt afgevoerd naar het schip, stappen wij – zo’n tweehonderd passagiers, een vijftal leden van het expeditieteam en twee journalisten – de gereedstaande gele schoolbussen in. We moeten opschieten, want buiten Nome is zojuist een groep muskusossen gesignaleerd.

Visser Barry Yetter in Dutch Harbor
Visser Barry Yetter in Dutch Harbor.
Robbert Vermue

Deze ruige, oeroude dieren waren in de negentiende eeuw in Alaska uitgestorven door overbejaging, maar zijn met succes geherintroduceerd in de jaren dertig, toen tientallen exemplaren vanuit Groenland werden overgebracht. Inmiddels is de populatie gegroeid tot een paar duizend. Al na een minuut of vijf rijden zien we een groepje grazen op de roestbruine toendra. Verderop waadt een tweede kudde door een poeltje en stappen we de bus uit. De muskusossen lijken niet erg onder de indruk van hun publiek, dat zich met grote telelenzen verdringt langs de oever.

‘Wat een prachtige koeien!’ roept iemand.

‘Ik weet niet wie de naam ooit heeft verzonnen, maar muskusossen zijn meer verwant aan schapen en geiten,’ lacht Claudia Ihl, een Duitse bioloog die ons begeleidt langs de dieren. Ihl promoveerde op muskusossen aan de University of Alaska en woont en werkt hier al ruim twintig jaar. ‘Dit is de bronsttijd. Dan zie je vaak één ouder mannetje met een hele harem en wat jongere dieren achter zich aan.’

Waar de muskusossen rond Nome goed gedijen, telt het stadje zelf amper vierduizend inwoners. Kort na de stichting, in 1898, waren dat er zeker driemaal zo veel. In 1899 werd hier goud gevonden, en aangezien de goudkoorts in Klondike (Yukon) net was geluwd, trokken duizenden gelukszoekers meteen door naar Nome. Het duurde echter niet lang voor ook hier de grootste bronnen waren uitgeput, en tien jaar later waren de meeste nieuwkomers alweer weg. Vandaag de dag zijn de meeste inwoners inheemse Amerikanen.

De Church of the Holy Ascension de Russischorthodoxe kerk van Dutch Harbor op het eiland Unalaska
De Church of the Holy Ascension, de Russisch-orthodoxe kerk van Dutch Harbor op het eiland Unalaska.
Robbert Vermue

‘In the Wake of the Pioneers’, heet de cruise die ik ga maken. Dat het pionierswerk hier ook donkere kanten heeft, is een thema dat steeds zal terugkeren gedurende mijn reis. Eigenlijk zijn er twee Alaska’s: enerzijds is er de imposante, deels nog ongerepte natuur, met al haar gletsjers, oerbos, wilde dieren en majestueuze bergen; anderzijds is er het Alaska als wingewest, waar opeenvolgende bezoekers door de eeuwen heen het hebben voorzien op de bodemschatten en op het cultuurerfgoed van de inheemse bewoners.

Zo arriveerden hier medio achttiende eeuw de eerste Russische bonthandelaren, die de bevolking kerstenden en gedwongen voor zich lieten werken. In 1867, de pelsdierpopulatie was inmiddels dramatisch gedaald, verkocht Rusland zijn kolonie aan de VS voor 7,2 miljoen dollar, bekend als de Alaska Purchase, en in 1959 werd het territorium de 49ste Amerikaanse staat. Anno 2019 heeft Alaska, twintig keer zo groot als de Benelux, ruim zevenhonderdduizend inwoners. Zij halen hun inkomsten vanouds uit de visserij, maar ook steeds meer uit toerisme – zeker nu klimaatverandering een steeds groter deel van Alaska toegankelijk maakt voor de scheepvaart. Maar het echte goud van nu is de olie- en gaswinning. Daarvan profiteren de inwoners van de staat mee – maar de boringen in de natuurparken en voor de kust vormen ook een bedreiging voor Alaska’s alom bezongen natuur.

De Harriman-expeditie (1899)

Rond zes uur ’s avonds heet de kapitein ons welkom op de Austral, een elegant schip dat meer weg heeft van een groot jacht dan van de welbekende cruisecontainers met een meer tropische bestemming. Twee uur later, wanneer de avondzon Nome hult in een schitterende gloed en de meeste passagiers zich hebben teruggetrokken in hun luxueuze stateroom, zet het schip zich in beweging. Met een snelheid van zo’n twaalf knopen varen we de Beringzee op. Algauw slaat het weer om: de wind steekt op en acht tot tien meter hoge golven slaan tegen de boeg – het is het weer waarom deze wateren berucht zijn. Hoewel uitgerust met schokdempers, deint het schip stevig. De volgende dag verneem ik dat de cruiseleider, een joviale Canadees, uit zijn bed is getuimeld. Het mag zijn stemming niet drukken, hij bespeelt de intercom als een piano.

Amerikaanse zeearenden in Dutch Habor
Amerikaanse zeearenden in Dutch Habor.
Laurence Fischer

In mijn hut – die in niets onderdoet voor een hotelkamer in een luxehotel – lees ik die dag enkele verslagen van de Harriman Alaska Expedition. Precies 120 jaar geleden rustte de Amerikaanse spoorwegmagnaat Edward H. Harriman een wetenschappelijke expeditie uit om in twee maanden tijd de kust van Alaska te verkennen en te documenteren, van Seattle naar Siberië en weer terug. Voor dit doel liet hij een stoomboot ombouwen tot luxeschip, de George W. Elder, compleet met bibliotheek en staterooms voor het hooggeleerde gezelschap dat hij wilde uitnodigen. Harriman vroeg zijn vriend Clinton Hart Merriam, medeoprichter van de National Geographic Society, om een selectie te maken uit de fine fleur van Amerikaanse natuuronderzoekers, historici, schrijvers, illustratoren en kunstenaars. Onder hen Alaskakenner en natuurvorser John Muir, oprichter van de natuurbeschermingsorganisatie Sierra Club. En Edward Curtis, de beroemde etnoloog en fotograaf die zich tijdens deze expeditie zou laten inspireren om de inheemse stammen van Noord-Amerika uitgebreid vast te leggen.

Eind negentiende eeuw was het een unicum: zo veel disciplines – en ego’s – aan boord die moesten samenwerken als één wetenschappelijk team. De sfeer aan boord bleef wonderwel goed. ‘Mijn leven lang heb ik alleen rondgetrokken en onderzoek gedaan,’ tekende John Muir op. ‘Op de Elder trof ik (...) een hotel, een club en een thuis, samen met een drijvende universiteit waarin ik kon genieten van de wijsheid en kameraadschap van veel van de best denkbare onderzoekers.’ Die onderzoekers zouden onder meer een nieuwe fjord in de Prince William Sound, enkele honderden nieuwe dier- en plantensoorten en een reeks gletsjers ontdekken. Het is deze expeditie waaraan ik nog het liefst denk bij de term ‘pionier’.

Vogelaars en bontjagers

Na zo’n 36 uur varen nadert de Austral Saint Matthew, een groot eiland midden in de Beringzee, driehonderd kilometer uit de kust. Vooral de vogelaars aan boord verkneukelen zich bij de gedachte hier met de zodiac aan land te gaan. Het onbewoonde eiland, met vulkanische rotsen en hoge, loodrechte kliffen met beschutte niches, is de enige plek ter wereld waar een bijzonder wit zangvogeltje broedt: de McKays sneeuwgors. Andere vogels hebben al even exotische namen: beringstrandlopers, kortbekzeekoeten, grote burgemeesters. En kuifalken, grijs-zwarte vogels met een opvallende oranje snavel met pal erboven een olijke kuif. Daarnaast vormt Saint Matthew de zuidelijke grens van het verspreidingsgebied van de ijsbeer, maar die kan hier alleen ’s winters komen – als er genoeg pakijs ligt tenminste.

Een bruine beer in Geographic Harbor
Een bruine beer in Geographic Harbor.
Robbert Vermue

Ooit stroopten hier ook rendieren het grazige eiland af: de Amerikaanse kustwacht had er in 1944 29 meegebracht die moesten dienen als levend rantsoen in geval van nood. De kudde groeide uit tot zesduizend dieren, maar werd vervolgens in korte tijd weggevaagd, vermoedelijk als gevolg van één enkele strenge winter. Nog altijd liggen overal op het eiland hun geweien.

Maar van dit alles krijgen we bar weinig te zien. De landing gaat niet door, de zee is nog te ruig. Saint Matthew is gehuld in een grijze miezerregen. De kapitein besluit dan maar een rondje om het eiland te varen. De vogelaars moeten genoegen nemen met het maken van foto’s vanaf het dek.

‘Kittiwake! Kittiwake!’ roept iemand verrukt. Ik kijk om me heen en zie dat Susan Seubert, de National Geographic-fotograaf aan boord, haar 300mm-lens richt op een witte vogel met een rode vlek vanonder. Even later laat ze me het resultaat zien: een roodpootdrieteenmeeuw, haarscherp vastgelegd.

Dat de zeevogels hier zo veilig zijn, is mede te danken aan leden van de Harriman-expeditie. Op grond van hun waarnemingen werd het eiland in 1909 tot een van de eerste Amerikaanse vogelreservaten uitgeroepen. En nog altijd geniet heel Saint Matthew een beschermde status. ‘Dit is echt het mooiste wat ik ooit heb gezien,’ schreef Harriman-illustrator Louis Fuertes na afloop. ‘Duizenden en duizenden vogels, zo tam dat je er versteld van staat. Ze zitten op elk klein uitstekend stukje rots (...)’

Unga Island werd in 1969 voor het laatst bewoond
Unga Island werd in 1969 voor het laatst bewoond.
Robbert Vermue

De volgende dag is het weer een stuk beter en worden we afgezet op Saint Paul Island. Ik bezoek de Russisch-orthodoxe kerk, met haar gouden uivormige koepel een prominente blikvanger in het toch al in vele kleuren opgeschilderde dorp. Saint Paul maakt deel uit van de Pribilofs, een kleine vulkanische archipel die in 1786 werd ontdekt door Russische bonthandelaren. Net als Saint Matthew zijn de Pribilofs een waar vogelparadijs. Er komen zo’n 240 soorten voor, waaronder de kuifpapegaaiduiker, de dandy onder de vogels met zijn twee parmantig naar achteren gekamde, geelblonde lokken.

’s Zomers komt op de eilanden de grootste broedkolonie van de noordelijke zeebeer aan land. In 1788 haalden de Russen Aleoetische slaven naar de Pribilofs; zij golden als uitstekende pelsjagers en werden ingezet bij de jacht op de dieren. Tegenwoordig zijn de meesten van de ongeveer zeven honderd inwoners van Saint Paul en het 75 kilometer verderop gelegen Saint George Aleoetisch én Russisch-orthodox.

Ik wandel verder over Saint Paul en zie op een rotspartij een groep zeebeerpups; op het strand in de verte liggen oudere exemplaren als donkere inktvlekken over het strand verspreid. Het had niet veel gescheeld of de noordelijke zeebeer was hier een eeuw geleden al uitgeroeid. Op de eilanden, inmiddels in Amerikaanse handen, slachtte de North American Commerical Company de jonge mannetjes massaal af voor hun bont. In 1912 sloten de VS, mede door bemoeienis van Clinton Merriam, een internationaal verdrag dat de jacht op de pups aan banden legde. Daarna ging het decennialang beter, maar sinds enige tijd neemt de populatie weer af door gebrek aan jongen. Onderzoekers van het NOAA, het Amerikaanse oceanografisch instituut, werken op Saint Paul om de oorzaak te achterhalen.

Een zeebeerpup op Saint Paul Island
Een zeebeerpup op Saint Paul Island.
Robbert Vermue

Dutch Harbor: het hart van de visser

‘Ik kom hier al veertig jaar, ik kan je echt alles vertellen over wat hier rondzwemt,’ knipoogt Barry Yetter, een visser van zestig uit Bellingham in de staat Washington, wanneer ik hem vraag naar de vele dode zalmen die ik hier in de rivier heb zien drijven. Vanaf een brug over de Illiuliuk River in Dutch Harbor kijkt Yetter uit over het water. Zijn guitige glimlach en zongebruind gezicht doen niet vermoeden dat hij al een lang werkend leven achter de rug heeft.

Dutch Harbor ligt op Unalaska, dat deel uitmaakt van de Amerikaanse Aleoeten, een bijna tweeduizend kilometer lang lint van vulkanische eilanden dat van hieruit doorloopt tot Kamtsjatka. Het levendige havenstadje herbergt de grootste vissersvloot in Alaska, met boten uit zeker vijftien landen en een omzet van ongeveer een miljard dollar per jaar. Er wordt hier vooral koolvis, kabeljauw en king crab gevangen.

‘Die zalmen, hè,’ gaat Yetter verder, ‘die komen hier vanuit zee afgezakt over de rivier om te paaien. Daarna sterven ze, dat is normaal. Maar de laatste tijd leggen er ook veel het loodje door overbevissing. En doordat het water opwarmt.’

Een kuifpapegaaiduiker op de kliffen van Saint Paul
Een kuifpapegaaiduiker op de kliffen van Saint Paul.
Laurence Fischer

Met zijn boot Ocean Leader vist Yetter vooral op koolvis. Hij heeft er goed aan verdiend, vertelt hij, en gaat binnenkort met pensioen. ‘Ik kom hier nog altijd graag. Voor de rust. Alles gaat hier net wat langzamer, de mensen zijn socialer en minder bezig met hun carrière. Dat bevalt me wel.’

Wanneer we met de zodiac door de haven terugvaren naar de Austral, zie ik hoog in de scheepsmast twee Amerikaanse zeearenden zitten. En even verderop nog één. Om ons heen badderen een paar zeeotters. En ook hier kun je niet om de Russisch-orthodoxe kerk heen, de oudste van Alaska. Op het kruis van het gebouw zit, jawel, een zeearend.

‘The show is outside’

We zetten onze reis voort langs de zuidkust van Alaska, waar de wateren aanzienlijk rustiger zijn dan op de Beringzee. Ik zit achter mijn laptop in mijn hut, wanneer zich via de intercom de kapitein meldt. ‘Dear passengers, time to leave your cabins and come to the bridge right now,’ zegt Patrick Marchesseau met een zwierig Frans accent. ‘The show is outside!

Eenmaal op het dek zie ik een enorme wolk pijlstormvogels dicht over het wateroppervlak scheren. De hoofdact blijkt een samenscholing van orka’s en bultrugwalvissen. ‘Onder water moet zich een waar vreetfestijn afspelen,’ zegt glacioloog M. Jackson, die als National Geographic Expert mee is aan boord. ‘Ik heb het nog nooit zo heftig gezien.’ Het schip mindert vaart en iedereen kijkt ademloos naar de overal spuitende fonteinen van de bultruggen. Geregeld zien we rugvinnen opkomen, soms ook een staartvin die langzaam weer het water induikt. Als we na een halfuur de plek verlaten, is iedereen opgetogen.

Stellerzeeleeuwen hebben een bijzondere rustplaats gevonden in de haven van Sitka
Stellerzeeleeuwen hebben een bijzondere rustplaats gevonden in de haven van Sitka.
Robbert Vermue

Op dag zeven werpt de Austral zijn anker uit bij Geographic Harbor, een baai in Katmai National Park die in 1919 werd ontdekt door National Geographic-onderzoekers. Het park, ruim 16.500 vierkante kilometer weelderig bos en water omgeven door besneeuwde bergtoppen, heeft geen wegen en is dus alleen bereikbaar per boot of (water)vliegtuig. We zijn op zoek naar bruine beren. In onze zodiac zit piloot Bob Gammelin, die de omgeving hier goed kent. Na een korte slalom langs een aantal zeeotters wordt de zodiac aan het eind van de baai stilgelegd. ‘Gewoon even wachten,’ zegt Gammelin. ‘De beren zitten overal om ons heen, ze hebben ons allang in de gaten. Ze kijken het even aan, maar straks laten ze zich zeker zien.’

En inderdaad, tien minuten later waggelen uit de bossen langzaam twee jonge beren tevoorschijn. ‘Ik denk een jaar of drie oud,’ zegt Gammelin, ‘waarschijnlijk zijn het broers of zussen.’ Bijna een uur lang kijken we vanaf een meter of dertig toe hoe ze langs het water lopen en schijnbaar achteloos met hun poot in het water grissen. Rustig verorberen ze aan de oever een paar zalmen, alsof wij er niet zijn. ‘Mooi hè,’ zegt Gammelin. ‘Die beesten stellen nooit teleur.’

Gammelin vliegt al twintig jaar in zijn oude Cessna. Sinds kort werkt hij daarbij als bush pilot voor een kleine vliegmaatschappij die in Alaska behalve berenspotters ook jagers, vissers, wandelaars en rafters afzet op rivieren, bergen, gletsjermondingen. Hij voelt zich bevoorrecht te kunnen werken in een schitterend gebied als dit, vertelt hij, maar hij wil ook een ‘realistisch’ beeld schetsen. ‘Hoe maagdelijk de kust van Alaska ook lijkt, besef wel dat de mens hier al duizenden jaren aanwezig is. Katmai was echt niet ongerept toen de eerste Europeanen hier kwamen,’ zegt Gammelin. ‘Tegenwoordig zie ik met eigen ogen de gevolgen van grootschalige mijnbouw, ontbossing, overbevissing en klimaatverandering.’

Een bultrug in de Klekane Inlet in het Princess Royal Channel voor de kust van British Columbia Canada
Een bultrug in de Klekane Inlet in het Princess Royal Channel, voor de kust van British Columbia (Canada).
Robbert Vermue

Een voorbeeld van dat laatste zien we als we twee dagen later in Icy Bay aankomen. De baai, een inham die bijna vijftig kilometer landinwaarts loopt, is ontstaan door de terugtrekkende getijdengletsjers Guyot, Yahtse en Tyndall, die amper honderd jaar geleden nog direct uitmondden in de oceaan. In de Tsaa Fjord, een van de vertakkingen binnen de baai, zie ik een zeehond het water inglijden vanaf een van de vele ijsplaten waarmee de baai zich heeft gevuld (tsaa is ‘zeehond’ in de taal van de inheemse Tlingit). We kijken uit op de Guyot-gletsjer, het ijs is schitterend blauw. Twee keer horen we het gedonder van een ijsblok dat in het water valt. ‘De rusteloze beweging van die machtige kristalrivieren die onophoudelijk stromen en schuren (...),’ mijmerde John Muir destijds. Nu de zon doorbreekt en rechts van ons de machtige Mount St. Elias ook nog zijn besneeuwde top laat zien, is het gevoel dat achterblijft bitterzoet.

De Tlingit en de gestolen totems

We zijn aangekomen bij de smalle zuidoostelijke kuststrook van Alaska, de laatste fase van onze reis. Landinwaarts is het gebied zo goed als onbewoond, de enige stadjes en dorpen liggen hier pal aan het water. De bevolking leeft van visserij, houtwinning en toerisme. Het is hier een komen en gaan van cruiseschepen. De grootste attracties zijn behalve de natuur ook musea en culturele evenementen van de inheemse bewoners, vooral Tlingit en Haida.

Een van de mooiste plaatsen, gelegen tegen een beboste bergrug, is Sitka – of Novo Archangelsk, zoals de Russen het noemden. De voorname pelshandelspost was het culturele en bestuurlijke centrum van hun kolonie. De Tlingit weigerden zich aanvankelijk te onderwerpen aan de eerste Russische gouverneur van Russisch-Amerika, Aleksandr Baranov, en legden Novo Archangelsk in 1802 in de as. Twee jaar later kwam Baranov terug met onder meer een schare Aleoetische pelsjagers die hem hielpen de Tlingit te verslaan. In 1808 werd Novo Archangelsk de hoofdstad van Russisch Alaska en maakte de stad een economische bloeitijd door, tot na de Alaska Purchase in 1867 de meeste Russen vertrokken. Tegenwoordig is van de circa negenduizend inwoners zo’n 15 procent inheems-Amerikaans (Tlingit, Aleoet) en nog eens tien procent van gemengd inheems-Russisch-Amerikaanse komaf.

Het achterdek van de Austral voor de kust van British Columbia
Het achterdek van de Austral, voor de kust van British Columbia.
Robbert Vermue

Het regent in Lincoln Street, de winkelstraat van Sitka. Een Russische priester in vol ornaat spoedt zich langs mij heen naar de Kathedraal van de Aartsengel Michaël, gelegen te midden van een rotonde verderop in de straat. Ik neem mijn toevlucht tot een van de vele souvenirshops, met veel matroesjka’s en andere Russische parafernalia. Een tweede winkel verkoopt vooral Tlingit-souvenirs, maar die blijken gemaakt in Indonesië. Ik besluit naar het ‘echte’ werk te gaan. In het fraai in de bossen gelegen Sitka National Historical Park staan enkele van Alaska’s oudste totempalen – uitgesneden uit naaldbomen die hier langs de kust groeien. (De meeste totems zijn overigens replica’s, omdat het origineel in een te slechte staat verkeert.)

Veel totems en ander inheems erfgoed werden, vooral in eerste vijftig jaar na de Alaska Purchase, ontvreemd. Ook deelnemers aan de Harriman-expeditie namen totems mee uit een Tlingit-dorp; zij zagen het als het ‘verzamelen van artefacten’. Tot ontzetting van John Muir en anderen aan boord. Toen Edward Curtis de hele delegatie op de foto wilde zetten met de trofeeën als achtergrond, weigerde Muir te poseren. In de voorbije decennia is veel van het erfgoed dat in diverse musea was opgeslagen, teruggegeven.

Tlingitvoorman Marvin Kadake in Kake ZuidoostAlaska
Tlingit-voorman Marvin Kadake in Kake, Zuidoost-Alaska.
Robbert Vermue

Pioniersgeest

De laatste dagen van onze cruise voert langs de weelderig met sparren en reuzenlevensbomen begroeide Canadese kust, navigerend door smalle waterwegen. We kijken tevergeefs uit naar de zeldzame witte kermodebeer in het Great Bear Rainforest, we varen met de zodiac te midden van bultruggen in het Princess Royal Channel en bekijken de schitterende verzameling maskers van de Kwakwaka’wakw in Alert Bay.

Nadat de Austral heeft aangelegd in downtown Vancouver overdenk ik in een Japans restaurantje wat ik eigenlijk allemaal heb gezien. Het was een overweldigende reis, met talloze indrukken die elkaar snel opvolgden, en met elke ochtend een ander, onverwacht uitzicht vanuit het raam. De robuuste maar zichtbaar kwetsbare natuur, de weldadige rust in de vissersgemeenschappen, de bevlogen onderzoekers aan boord. De afgelopen twee weken waren vooral een uitnodiging tot verdieping. En tot méér ontdekken. Pionieren, zeg maar.

Robbert Vermue is redacteur en coördinerend eindredacteur van National Geographic.

National Geographic Expeditions biedt een geheel verzorgde expeditiecruise aan naar Alaska met National Geographic en Ponant. Kijk voor meer informatie op opreismetnatgeo.nl.

Het Franse Ponant is als een van de weinige rederijen ter wereld gespecialiseerd in luxueus ingerichte expeditiecruises. Sinds dit jaar werken Ponant en National Geographic Expeditions samen en worden de reizen zo duurzaam mogelijk ingericht. Zo varen de schepen op minder milieubelastende brandstof, en sinds 2017 heeft Ponant, dat over het keurmerk Clean Ship beschikt, een expeditiecruiseschip dat op een combinatie van elektriciteit en aardgas vaart. Aan boord is een zeer divers expeditieteam, dat dagelijks lezingen houdt, landingen voorbereidt en klaar staat om de passagiers van informatie te voorzien.