Wie een bezoek brengt aan Barcelona hoeft niet lang te zoeken naar Nederlanders: de Catalaanse hoofdstad is de perfecte bestemming voor een stedentrip. Dat vinden meer reizigers, want al jaren kampt de stad kampt met overtoerisme.
Heb je genoeg van de drukte van de stad? Wissel een trip naar Barcelona dan bijvoorbeeld af met een uitstapje naar het enige nationale park van Catalonië: nationaal park Aigüestortes i Estany de Sant Maurici, in het hart van de Spaanse Pyreneeën. Hier vind je enkele van de mooiste wandelroutes van Europa maar ook talloze cultuurhistorische hoogtepunten.
Natuur in het nationaal park
Het natuurgebied ligt op zo’n vier uur rijden van Barcelona. Je stuit er op een mix van gletsjermeren, watervallen en bruisende riviertjes onder het toeziend oog van granieten bergtoppen die zijn bedekt met sparren- en pijnboombossen. De hooggelegen weiden staan in het voorjaar prachtig in bloei.
In de lagergelegen valleien groeien loofbomen als de donzige eik, essen, beuken en hazelaars. Op grazige weiden die vroeger werden gebruikt voor de veehouderij, wordt het landschap nu bepaald door grasland en struikgewas, afgewisseld met bossen van vooral grove dennen.
Dorpjes in het park
Wandelaars kunnen hun voeten laten rusten in warmwaterbaden in het kuuroord Caldes de Boí, aan de westrand van het park. In het dorp Taüll kun je historische monumenten bewonderen, zoals de prachtige kerkjes Santa Maria en Sant Climent, die met hun klokkentorens in een decor van groene bergweiden en grillige rotspieken staan.
In de diep ingesneden valleien van La Vall de Boí vind je een van de imposantste verzameling kerkjes in romaanse stijl ter wereld. De kerkjes met hoge en geblokte klokkentorens, die tussen de elfde en veertiende eeuw werden gebouwd, prijken op de werelderfgoedlijst van de Unesco.
De mooiste wandelroutes
De Ruta de la Marmota (‘het marmottenpad’) is goed voor een bijzondere wandeling. Het pad voert langs het stuwmeer van Cavallers en eindigt bij het Estany Negré (‘het zwarte meer’), terwijl de wandelroute naar Estany Llong je naar het diepste binnenland van het park en over het plateau van Aigüestortes voert.
Om een gevoel bij de geschiedenis van dit landschap te krijgen, kies je de Camins Vius (‘levende paden’), een wandelroute die je over historische wegen uit de Middeleeuwen ouder. Deze voert door de dorpjes rond het park, waaronder Alta Ribagorça, Vall d’Aran en Pallars Sobirà.
Wildspotten in het park
In het park leven talloze soorten wilde dieren die je tijdens het wandelen kunt spotten: tot de gevleugelde bewoners van het park behoren de auerhoender, alpensneeuwhoender, steenarenden, vale gieren en lammergieren. De lammergier is met zijn bruine verenkleed en een vleugelspanwijdte van drie meter een van de indrukwekkendste inheemse bewoners van het park.
Tot de bijzondere zoogdieren behoren de Pyrenese gems, de hermelijn, de alpenmarmot en het damhert. Met een lengte van zo’n negentig centimeter is het ree relatief klein. Deze soort werd in de tweede helft van de vorige eeuw in het park uitgezet. Hoewel het in het park maar weinig amfibieën voorkomen, zou je misschien toch de goed gecamoufleerde pyreneeënbeeksalamander kunnen spotten.
Goed om te weten
Vanwege de hoge ligging van het park – de hoogste berg is de drieduizend meter hoge Pic de Comolaforno – zijn veel wandelroutes alleen in het voorjaar en de zomer open. Tussen mei en juni is het waterpeil in de beken hoog, terwijl de kleurrijke wilde bloemen in juni en juli beginnen te bloeien.
Zelfs in de zomer kan het weer verraderlijk zijn, dus bereid je goed voor. De wandelpaden in het park zijn goed aangegeven; de route van Espot naar Boí is 25 kilometer lang en in ongeveer negen uur om af te leggen.







