Coquístodores jagen bij nacht.
Uitgerust met hoofdlampen en rubberlaarzen baant een groepje vrijwilligers en milieubeschermers zich in de diepe duisternis een weg door de bossen van het Hawaii Volcanoes National Park en zijn omgeving, waar ze bladeren omwoelen en boomstammen met zaklantaarns beschijnen. Ze zijn op zoek naar piepkleine kikkertjes die coquís worden genoemd. Deze diertjes worden niet veel groter dan tweeënhalve centimeter, maar hun oorverdovende gekwaak klinkt luider dan een grasmaaier: Ko-kee! Ko-kee! Er is flink wat kennis en ook geluk voor nodig om de kikkertjes op te sporen in een duister bos waar gekwaak van kikkers van alle kanten is te horen. Maar de coquístodores zijn efficiënte jagers. Als ze een coquí vinden, wordt het exemplaar gevangen en in citroenzuur gedompeld, waardoor het meteen sterft.
De coquí is op Hawaï een invasieve soort, kent geen natuurlijke vijanden op deze eilandengroep en heeft een overvloed aan insecten om op te jagen. Het kleine bruine boomkikkertje is waarschijnlijk als verstekeling op planten of andere goederen meegereisd vanuit zijn thuisland Puerto Rico, waar het zeer geliefd is en in liederen en gedichten wordt bezongen. Maar buiten Puerto Rico worden coquís als een ware plaag gezien.
Volgens een schatting van de Hawaïaanse overheid komen in gebieden op de eilanden waar de coquí vaste voet aan de grond heeft gekregen, populaties met een gemiddelde dichtheid van ruim achtduizend kikkers per hectare voor, ruim tweemaal zo talrijk als in Puerto Rico. Het gevolg is dat de kleine amfibieën het hele landschap veranderen, bewoners verstoren en het ecosysteem beschadigen.
“De Hawaïaanse bossen worden gekenmerkt door hun stilte,” misschien omdat ze zich zo afgezonderd van de rest van de wereld hebben ontwikkeld, zegt parkopziener en ecoloog David Benitez. “De coquís verstoren dat. In de bossen jagen ze ook op inheemse insecten, die als voedselbron voor inheemse vogels dienen.”
Met zijn vele unieke soorten fauna die kwetsbaar zijn voor invloeden van buitenaf, bevindt het Hawaii Volcanoes National Park zich in de frontlinie van de strijd tegen invasieve soorten. Volgens rapporten van de US Geological Survey zijn er in de loop der decennia meer dan 6500 vreemde soorten in de VS geïntroduceerd en richten deze indringers elk jaar tezamen méér schade aan het milieu, de economie en de volksgezondheid aan dan alle natuurrampen bij elkaar. De coquí is slechts een van de honderden soorten die zijn opgedoken in Amerikaanse nationale parken, die specifiek werden ingesteld om het natuurlijke erfgoed van de VS te beschermen en ten toon te spreiden.
“De helft van de parken bericht over problemen met invasieve soorten,” zegt Jennifer Sieracki, programmacoördinator invasieve soorten van de National Park Service. “Maar we vermoeden dat de overgrote meerderheid er last van heeft.”
Tot de ruim driehonderd soorten die op de ‘Most Wanted’-lijst van de dienst prijkt, behoren niet-inheemse ratten, quagga-mossels, plakkers (een nachtvlinder), koraalduivels en meerdere verwilderde soorten varkens, geiten en katten. Maar het beheren van invasieve soorten in een gebied dat bij elkaar 344.000 vierkante kilometer wildernis beslaat – van de met gestolde lava bedekte caldera’s op Hawaï tot de fjorden van Alaska en van de Carlsbad Caverns in New Mexico tot de Dry Tortugas voor de kust van Florida – is een monumentale opgave.
Omdat invasieve soorten zich bij hun verbreiding niet aan de grenzen van een park storen, kunnen deze soorten volgens Sieracki alleen onder controle worden gebracht als de parken samenwerken met andere diensten en gemeenschappen – en met de ruim 320 miljoen bezoekers die de parken elk jaar bezoeken. “We hebben iedereen nodig bij de aanpak van dit probleem.”
Vrijhandel ter zee
Parkopziener Benitez herinnert zich hoe rustig de nachten in het bos waren voordat de coquís opdoken in zijn achtertuin, een kleine zesenhalve kilometer van de ingang van het park. “In het begin ging ik er zelf op uit en ving ze met de hand, net als de coquístodores,” vertelt hij, “maar op zeker moment waren het er gewoon te veel.”
In zijn twintig jaar in het Volcanoes National Park heeft Benitez onophoudelijk slag geleverd met een leger van invasieve soorten: ratten, verwilderde katten, onkruid, mysterieuze schimmels... Eilanden als Hawaï zijn volgens hem extra kwetsbaar voor schadelijke indringers vanwege de unieke flora en fauna die zich in de loop van de evolutie op deze extreem afgezonderde archipel heeft ontwikkeld, dankzij de afwezigheid van de ecologische druk waaraan organismen zich op het vasteland moeten aanpassen. De Hawaï-archipel ligt ruim 3200 kilometer van de dichtstbijzijnde landmassa en telt zo’n 8800 soorten die alleen op deze eilanden voorkomen, waaronder ruim vijfhonderd die op de federale lijst van bedreigde soorten voorkomen – meer dan uit enige andere staat in de VS.
Wanneer een agressieve indringer zich in een nieuw gebied vestigt, kunnen inheemse soorten zich vaak niet tegen de nieuwkomer verdedigen. Benitez noemt slangen als een goed voorbeeld. “Op Hawaï zijn er geen inheemse slangen, maar ze worden wel af en toe op vliegvelden en in havens in beslag genomen,” zegt hij. “Als een slangenpopulatie zich hier zou vestigen, zou dat catastrofaal en onherstelbaar kunnen zijn.”
Benitez wijst op het Pacifische eiland Guam, waar in de jaren vijftig de bruine nachtboomslang zich explosief vermeerderde. De soort is waarschijnlijk als verstekeling in ladingen van militaire transportvliegtuigen naar het eiland meegereisd. Volgens schattingen van wetenschappers leven er op het 549 vierkante kilometer grote eiland inmiddels zo’n 39.000 slangen per vierkante kilometer, waarmee hun aantal tienmaal hoger ligt dan dat van de menselijke bewoners. De dieren zorgen geregeld voor storingen van het elektriciteitsnet en hebben tien van de twaalf inheemse vogelsoorten uitgeroeid, waaronder de Guam-ijsvogel, die voor het laatst in 1986 in het wild is gespot. Het Amerikaanse ministerie van Landbouw heeft miljoenen dollars uitgegeven aan pogingen om de slangen te verdelgen. Een van de methoden was een tapijtbombardement met dode muizen die waren besprenkeld met paracetamol, een stof die giftig is voor bruine nachtboomslangen en enkele andere diersoorten.
De eerste bruine nachtboomslang die op Guam arriveerde, moet zoals de meeste invasieve soorten als verstekeling in het landingsgestel van een vrachtvliegtuig of de laadruimte van een schip zijn meegereisd. Ratten staan erom bekend dat ze eilanden vanaf aangemeerde schepen veroveren.
“Ze zitten overal,” zegt Benitez. “Je vind ze daar waar er mensen wonen. En ze richten ongelooflijk veel schade aan: ze knagen aan planten, vernielen zaden, verspreiden ziekten en eten vogels op.”
Ratten die onbedoeld op eilanden werden geïntroduceerd, hebben hele kolonies zeevogels en zelfs hele soorten uitgeroeid. Sterker nog, geschat wordt dat ratten verantwoordelijk zijn geweest voor veertig tot zestig procent van alle uitstervingen onder vogels en reptielen die in de laatste vier eeuwen zijn vastgesteld. De dreiging is zó groot dat de staat Alaska een speciaal ‘rattenlekkageprogramma’ heeft opgezet om in samenwerking met de US Coast Guard te voorkomen dat er ratten aan land komen uit schepen die op kwetsbare eilanden aan de grond zijn gelopen. Net als teams die in actie komen als er olie uit een gestrande tanker lekt, gaat het ‘rattenlekkageteam’ meteen op pad om te beoordelen of een scheepswrak een rattengevaar vormt en neemt maatregelen om te voorkomen dat de knaagdieren het vasteland bereiken, waaronder het zetten van vallen met aas op de stranden.
Dierenplaag
De komst van invasieve soorten is niet altijd onbedoeld geweest. Sommige soorten werden door vroege ontdekkingsreizigers bewust naar de VS meegenomen. Ze wilden de nieuwkomers, waaronder uitheemse runderen, schapen, geiten en varkens, fokken als vee.
Tegenwoordig zijn veel van de nakomelingen van deze soorten niet meer in de hand te houden. Vooral verwilderde varkens vormen een groot en groeiend probleem. Volgens het Amerikaanse ministerie van Landbouw zwerven er in ten minste 35 staten van de VS, van Florida tot Californië en zelfs op Hawaï, zo’n zes miljoen verwilderde varkens rond, die elk jaar circa tweeënhalf miljard dollar schade aan eigendommen, landbouwgewassen en de natuur aanrichten.
Verwilderde varkens lijken nog weinig op hun verwanten van de boerderij. Ze kunnen een schofthoogte van ruim negentig centimeter en een gewicht van ruim 180 kilo bereiken, hebben lange snorharen en zijn vaak zwart of gevlekt en harig. Ze wroeten de bosbodem en oevers van beken om en verspreiden ziekteverwekkers als brucellose onder varkens en een waterpokken-achtig virus dat dodelijk is voor wilde coyotes en vossen. Het wroetgebied van wilde varkens is ideaal voor de voortplanting van muskieten, die op hun beurt mensen en wilde dieren ziek kunnen maken.
Op Hawaï kwamen tot het begin van de negentiende eeuw geen muskieten voor, maar tegenwoordig worden talloze inheemse vogelsoorten op de archipel, waaronder de prachtig gekleurde Hawaïaanse suikervogels, met uitsterving bedreigd door de vogelmalaria, die door muskieten wordt overgebracht. De besmetting is het laagst in de hoger gelegen contreien van de eilanden, maar de dreiging wordt versterkt door de opwarming van de aarde, waardoor de muskieten op steeds grotere hoogte kunnen overleven en daar nog meer vogels kunnen besmetten en doden. “Onze vogels hebben zich tijdens hun evolutie niet in samenhang met de ziekteverwekkers van malaria ontwikkeld,” zegt Benitez. “Muskieten zijn meer dan alleen ergerlijk, ze dragen ook bij aan de uitroeiing van hele soorten.”
Sommige parken hebben beheersprogramma’s opgezet om de indringers uit te roeien, maar het uitmoorden van dieren is niet altijd even populair. Zo is het afschieten van verwilderde katten vaak zeer omstreden. Toch vormen deze wilde katten, die zelfs jagen als ze geen honger hebben, een van de grootste bedreigingen van de wilde fauna op Hawaï. Uit een onderzoek dat in januari 2020 is verschenen, blijkt dat invasieve katten, ratten en varkens op het eiland Kauai veel schade toebrengen aan populaties van Newell- en Hawaï-pijlstormvogels, beide bedreigde soorten. Van de vogels van deze soorten die door roofdieren werden gedood, werden vijftig procent door ratten verschalkt, 36 procent door katten en 10 procent door wilde varkens. Toch richtten de katten volgens de onderzoekers de meeste schade aan, omdat ze meer volwassen en broedende exemplaren dan kuikens doodden, wat veel grotere gevolgen voor de voortplanting van de populaties had.
Volgens wetenschappers van het Smithsonian Institution worden op het Amerikaanse vasteland naar schatting tussen de één en vier miljard vogels per jaar door katten gedood. Daarnaast doden katten nog eens één miljard kleine zoogdieren en honderden miljoenen reptielen en amfibieën. In sommige parken worden katten in vallen gevangen en aan dierenasiels overgedragen, in de hoop dat ze worden geadopteerd. In andere parken worden gevangen katten eerst gecastreerd en dan weer vrijgelaten, maar volgens experts is gebleken dat die aanpak niet tot de gewenste afname van het aantal door katten gedode wilde dieren leidt. Toen de medewerkers van het Volcanoes National Park werden geconfronteerd met de mogelijkheid dat de bedreigde Hawaïaanse pijlstormvogel, die zijn eieren uitbroedt in holen van lavasteen op het eiland Mauna Loa, door katten zou worden uitgeroeid, richtten ze een acht kilometer lang kattenhek op.
“Het is het langste omheining in de VS die is bedoeld om roofdieren buiten de deur te houden,” zegt Benitez. “Het hek werkt prima om in eerste instantie te reageren op de bedreiging van de kolonie.”
Verdediging
Onlangs was Benitez getuige van een nieuwe invasie. Zo’n tien jaar geleden begonnen de ʻŌhiʻa-bomen op Hawaï op mysterieuze wijze af te sterven. De ʻŌhiʻa is een inheemse en typisch Hawaïaanse soort uit de mirtefamilie, die bloemen voortbrengt in kleuren die uiteenlopen van vuurrood tot geel. De boom kan ruim dertig meter hoog en vele eeuwen oud worden. ʻŌhiʻa-bomen behoren tot de eerste planten die verse lavavelden koloniseren en vormen daardoor een van de fundamenten van de Hawaïaanse bosecologie. Honderdduizenden ʻŌhiʻa’s zijn gestorven door een niet-inheemse schimmel die de watertoevoer naar de kruinen van de bomen blokkeert.
“De bomen werden al snel bruin en rood en begonnen daarna af te sterven, vandaar dat de ziekte ‘Rapid ʻŌhiʻa Death’ werd genoemd,” zegt Benitez. “Als een boom eenmaal is besmet, is er geen genezing mogelijk. Het is echt zorgwekkend.”
Wetenschappers proberen uit te vinden hoe ze de verbreiding van de bomenziekte tot staan kunnen brengen. “We begrijpen nog steeds niet goed via welk mechanisme de ziekte wordt overgedragen,” zegt Ryan Perroy, professor in de geografie aan de University of Hawaii in Hilo en een van de mensen die in de gaten houden hoe de ziekte zich verbreidt. “We denken dat de ziekteverwekker via wondjes in de bast de boom kan aanvallen. Zulke beschadigingen zouden veroorzaakt kunnen worden door een storm, door zware machines van mensen of door verwilderde hoefdieren als schapen, geiten, runderen en varkens.” Perroy gebruikt camera’s met een hoge resolutie en andere sensoren om de ziekte snel te kunnen vaststellen en de potentiële verbreiding ervan te volgen.
Dankzij dit soort voorspellende geografische methoden kan de National Park Service locaties identificeren waar invasieve soorten zich waarschijnlijk zullen verbreiden. Tot de technologieën die daarnaast worden gebruikt, behoren cameravallen die langs dierenpaden worden opgesteld om de verplaatsing van invasieve soorten te volgen en de omvang van hun populatie te schatten, en DNA-analyses van uitwerpselen, bedoeld om de identiteit van nieuwe soorten vast te stellen en te achterhalen waarmee ze zich voeden.
Maar volgens critici staan de nationale parken nog maar aan het begin van het vinden van een efficiënte oplossing voor het probleem van invasieve soorten.
“Maar 23 procent van de nationale parken heeft überhaupt een plan van aanpak tegen invasieve soorten,” zegt Ashley Dayer, een expert in milieubehoud en sociale wetenschappen aan de Virginia Tech University die in 2019 de leiding had over een onderzoek naar de wijze waarop nationale parken invasieve soorten proberen te beheren. “En het probleem wordt alleen maar groter, deels omdat het verspreidingsgebied van invasieve soorten zich dankzij de klimaatverandering uitbreidt, en ook omdat de parken door steeds meer mensen worden bezocht, waardoor er nóg meer invasieve soorten worden geïntroduceerd.”
Volgens experts zal de hulp van het brede publiek een van de belangrijkste manieren zijn om de verbreiding van invasieve soorten tegen te gaan.
“Dit zijn de parken van Amerika,” zegt Dayer. “Ze zijn van de Amerikanen en zij zouden zich moeten afvragen hoe ze betrokken kunnen raken bij het oplossen van het probleem.” Sommige parken huren al vrijwilligers in om invasieve planten te wieden of werken samen met ervaren plaatselijke groepen als de coquístodores. Andere organiseren zogenaamde BioBlitz-evenementen, waar bezoekers voor één dag amateur-wetenschapper kunnen zijn en kunnen meehelpen om soorten te tellen en een momentopname van de biodiversiteit te maken.
Een handvol parken betalen jagers met een licentie om ongewenste nieuwkomers op te sporen en te doden. In Florida heeft de donkere tijgerpython zich explosief verbreid in het Everglades National Park, waar de slang tot een ware plaag is uitgegroeid. Waarschijnlijk is de soort eerst als exotisch huisdier gehouden en daarna in het wild uitgezet of ontsnapt. De staat heeft nu officiële pythonjagers in dienst genomen die soms wel tien uur per dag op de slangen jagen, waarbij ze 8,46 dollar (7,5 euro) per uur verdienen, en daarnaast 50 dollar (44,50 euro) voor elke python tot een lengte van 1,20 meter en nog eens 25 dollar voor elke dertig centimeter daarboven. Volgens Dayer herinnert de situatie rond de tijgerpythons in de Everglades eraan dat als mensen een nieuw huisdier aanschaffen, ze moeten beseffen dat ze ervoor moeten zorgen of er een nieuw baasje voor moeten zoeken als ze het dier niet langer willen onderhouden – maar dat ze hun huisdier in geen geval in het wild moeten vrijlaten.
Nu de nationale parken na de sluiting vanwege de coronavirus-pandemie hun poorten weer openen, zijn er enkele eenvoudige tips die alledaagse bezoekers aan deze parken ter harte kunnen nemen om de verbreiding van schadelijke soorten te voorkomen.
“Voordat je een wandelpad betreedt, zou je je wandelschoenen en andere uitrusting goed moeten checken,” zegt Benitez. “Zorg ervoor dat je niet onbedoeld invasieve plantenzaden meevoert die zich kunnen verspreiden.” Alleen al zo’n kleine voorzorgsmaatregel kan voorkomen dat een nieuwe soort een geliefd landschap voor altijd verandert.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com