Dit artikel verscheen in National Geographic Traveler editie 4, 2020
De auto stuitert over een onverharde weg naar een geheime locatie. Het is herfst en dan wordt er in Zagori tsipouro gestookt, de borrel die in de Griekse bergen symbool staat voor gastvrijheid en vriendschap. Illegaal, want zo gaat dat al generaties lang. Voor eigen gebruik, voor vrienden en familie, voor de verkoop aan kafeneia (koffiehuizen) - een bescheiden bijverdienste.
Ik volg de aanwijzingen, die voor me op een papiertje zijn geschreven, op en rijd een erf op. De deur van de schuur staat op een kier en er komt een wolk stoom naar buiten. Binnen zijn twee mannen in de weer met ketel, brander, druiven, tonnen en het destillaat. De opstelling is even eenvoudig als effectief, en ervaring, vakmanschap en geduld zijn de belangrijkste instrumeten. Tsipouri stoken leer je van je vader, oom of buurman.
De stemming is ingetogen. Passend bij het seizoen. Of zoals een van de stokers zegt: 'De winter komt eraan.' Er wordt gesproken over de kwaliteit van de druiven, over de paddenstoelen, truffels, noten, zwarte bessen, brandhout en het kleuren van het blad dat dit jaar zo traag lijkt te vorderen. 'Het is veel te lag warm geweest. Als het nu gaat vriezen valt het blad van de bomen zonder t verkleuren. Dan zijn ze in één keer bruin.' Ik hoop dat de man ongelijk krijgt, want de kleuren maken Zagori tot een spectaculaire herfstbestemming.
Terwijl het doorzichtige destillaat in een pot druppelt hebben de mannen tijd voor de lunch. De tafel wordt vrijgemaakt, stoelen aangeschoven en binnen anderhalve minuut staat er een maaltijd op tafel: vers gebakken brood, heerlijke schapenkaas, olijven, zoete tomaten en uiteraard tsipouro.
We eten, drinken, praten. Tot de ketel om een nieuwe lading druiven vraagt. Ik bedank de mannen en rijd over verlaten wegen naar Vradheto, een gehucht op de rand van de Vikoskloof, met loodrechte wanden tot 1600 meter dieper dan de Grand Canyon.
Bodem van de kloof
Er vallen druppels. Oktober draagt hier niet voor niets de bijnaam Vrogaris, naar vroxi, regen. Vergeet het beeld dat je kent van Griekenland. In Zagori staan geen lieflijke witte huisjes met blauwe luiken. Hier is alles robuust, van grijze steen en donker hout. Voor een glimp van schoonheid moet je goed kijken. Dan ontdek je details zoals ijzeren deurkloppers en sobere decoraties rondom ramen en deuren. In Vradheto waaien bladeren door de straatjes. Op de plateia, het centrale plein, kleurt de plataan voorzichtig geel. In de zomer houdt de boom de sterkste zonnestralen tegen, nu is het bladerdek broos en fragiel.
Ik bestel koffie in het kafenio. Griekse koffie met drab erin, die je héél langzaam moet drinken. Ik ben de enige gast. Aan de muur hangt een vergeelde foto van het plaatselijke voetbalteam, seizoen 1963-'64. Er staan tien jonge mannen op. Misschien was de elfde de fotograaf. Als ik de kloof wil zien, moet ik verder. Vanaf het einde van de weg is het een halfuur lopen naar Beloï, het uitkijkpunt.
Er zit een klein beetje kleur in het blad. Nog niet veel, maar dat kan na één of twee koude nachten veranderen. Misschien komt de vrees van de tsipouro-stokers niet uit en is het kleuren spektakel niet verloren. Het pad gaat over een woeste hoogvlakte vol rotsen en weerbarstige struiken. Van de kloof geen spoor. Tot je plotseling aan de rand staat en de opengespleten aardkorst je van je adem berooft. Zo diep, zo wild. Dikke wolken beuken op de steile wanden, geluiden verdwijnen in de leegte en helemaal beneden volgt een dunne streep gele bodem het water van de rivier. Er zijn maar weinig plekken om af te dalen. De mooiste bevindt zich aan de andere kant van Vradheto. Een stenen trap overbrugt er een onmogelijke passage; deels uit de rotsen gehakt, deels ertegenaan gebouwd. Tot 1973 was dit monnikenwerk van 1200 treden en 39 bochten de enige route naar het verderop gelegen Kapesovo. Enkel geschikt voor mens en ezel. Aan het eind van de middag bereik ik dit mooie dorp. De leistenen daken, nat van de regen, glanzen in het laatste avondlicht. Uit een handvol schoorstenen komt rook.
Een rijk leven
Een prachtig begin van de dag. Boven schijnt de zon, terwijl de Vikoskloof is toegedekt door ochtendnevel. Pok dalig asfalt slingert door een bergwereld die glinstert in geel, oranje en rood. Dit zijn de laatste stuiptrekkingen van de natuur, voor de winter invalt. Voor de kerk van Ano Pedina ontmoet ik de 91-jarige Philipos Dematis. Hij woont al zijn hele leven in het dorp. Zoals de meeste mannen van zijn generatie heeft hij het wel geprobeerd, werken in Duitsland. 'Ik kon het niet,' zegt hij, terwijl hij met een hamer de oneffenheden uit de stenen tikt. 'Ik had verschrikkelijke heimwee, miste het weer, de mensen, het leven.' De meeste anderen vertrokken wel uit Zagori. Geen werk, geen toekomst. Dorpen raakten langzaam in verval. Bij geprek aan lerlingen gingen de scholen dicht, daarna de kruidenier, de bakker en soms ook het kafenio. Als stille getuigen liggen de dorpen verstrooid over het ruige berg landschap, waar nog beren, wolven en lynxen leven.
De Nederlandse Rita Kirligitsis-Berends en haar Griekse man Yannis waren een van de eersten die de omgekeerde weg bewandelden en zich juist in Zagori vestigden. In Ano Pedina kochten zij een voormalig doktershuis uit 1850 en renoveerden het tot een kleinschalig hotel. 'Jarenlang waren we de enige nieuwkomers,' vertelt Rita. 'Maar die groep is de afgelopen jaren flink gegroeid. De meesten hadden een goede baan in Athene of Thessaloniki, maar wilden een ander, minder gehaast leven.'
Anderen zijn nooit vertrokken, zoals schapenboer Kostas Dematis: 'Ik heb nooit de behoefte gehad om weg te gaan,' zegt hij. 'Het leven is hier mooi: de schapen, de natuur, de vrijheid... ik moet er niet aan denken om in een grote stad te werken.' Hij leerde het vak van zijn vader. 'In grote lijnen werk ik nog altijd op dezelfde manier als mijn vader dat deed. Met liefde voor de schapen, zorgen dat ze gezond blijven en elk jaar genoeg lammetjes krijgen. Steeds zoeken naar die balans maakt mij gelukkig. Het is soms een hard, maar ook een rijk leven.'
Een rondtrekkend volk
Een klein wonder. Twee koude nachten hebben de bomen in Zagori alsnog gekleurd. In de vroege ochtend rijd ik naar Kipoi, dat verschillende stenen bruggen uit het verleden telt. Ze hebben één, twee of drie bogen. Al naar gelang de geldingsdrang en financiële slagkracht van de schenker. De bruggen, 92 in heel Zagori, vormden een essentieel onderdeel van de kalderimi, de ezelpaadjes die de dorpen met elkaar verbonden. Vanuit Kipoi loop ik dwars door de prachtige Vikakiskloof naar Dilofo. Vroeger gonsde hier het leven. Bepakte builezels baanden zich een weg door smalle straten, vrouwen bespraken het leven bij de wasplaats en mannen voerden verhitte discussies in het kafenio. Nu galmt de stilte tussen de gevels die de welvaart van weleer verraden.
Welvaart ja. Want de bewoners van Zagori waren van de 17e tot begin 19e eeuw vooraanstaande handelaars, kruidendokters en helpers aan het hof in Constantinopel. Zij reisden door Europa en brachten hun rijkdom mee naar de Griekse bergen om huizen, scholen, kerken, kloosters en bruggen te bouwen. Het bezorgde de families aanzien in de klassen verdeelde maatschappij: bovenaan de rijke emigranten, reizigers en geleerden, gevolgd door de zelfvoorzienende burgers, daarna de immigranten zoals herders en tot slot de Sarakatsani, een rondtrekkend volk dat pas in 1938 stemrecht kreeg.
Vanuit Dilifo is het niet ver naar Ano Pedina. Ik ben voor het avondeten uitgenodigd bij Rita en Yannis. Deze vorm van gastvrijheid wordt phioxenia genoemd, de liefde voor een vreemdeling. Het zit diepgeworteld in de Griekse cultuur, maar is door het grote toerisme wat sleets geworden. Behalve op afgelegen plekken, zoals in de bergen tegen de Albanese grens. Yannis heeft in de keuken typische najaarsgerechten gemaakt, zoals bonensoep, de Zagori-variant van onze erwtensoep. Hij wordt gegeten zonder vlees, maar met een frisse koolsalade, olijven, een stukje feta en ambachtelijk brood. Het dessert: een taart van vers geoogste noten.
Een jurk van nevel
De natuur kleurt mooier met de dag, in de kloven, langs de rivieren, op de bergen. De winter komt, dus zijn de paddenstoelen verameld, de truffels gezocht en de tapijten gewassen en gedroogd. De stapels hout die in de dorpen langs de weg liggen, verdwijnen langzaam achter de deuren van de huizen. Ze moeten de bewoners warm houden als het straks echt koud wordt.
Ik zwerf door Zagori en geniet van het landschap dat zich hult in een jurk van fijne nevel. Soms hangen de wolken laag boven de valleien, soms verdwijnen ze plotseling achter een bergrug. Zodra de zon zich laat zien, glinstert de natuur in geel, oranje en rood. Op mijn laatste dag kom ik in Megalo Papingo een jonge vrouw tegen die net als schapenboer Kostas is gebleven: Elli Papageorgiou. Ik ken haar nog van een wandeltocht van jaren geleden. Ze is ondertussen getrouwd, moeder en heeft een winkeltje annex koffiehuis, dat onder meer bekendstaat om zijn traditionele zoetigheid gliko to kutalju: ingelegde kweepeer, aardbei, vlierbes, net zo kleurrijk als lekker. 'Vroeger gebruikten de mensen bij het bereiden vooral restjes.' zegt Elli. 'Denk aan de schillen van watermeloen en pompoen. Steeds meer gasten vragen om zulke specialiteiten. In Zagori hebben we dingen bewaard die op veel plaatsen zijn verdwenen.'
Over een van de oude kalderimi 'goede weg', loop ik het dorp uit, bergop de stille bossen in. Af en toe maak ik geluid om de beren af te schrikken. Na de zomer dalen ze af op zoek naar voedsel. Je weet maar nooit. Het stenen pad, de bomen, het kappeletje aan de weg, mar ook het uitzicht is in honderden jaren nauwelijks veranderd. Megalo Papingo is hooguit wat gekrompen. Ik ga tegen een rotsblok zitten en kijk uit op het oude dorp, omringd door imposante bergen. Een frisse wind strijkt langs mijn gezicht, verre stemmen waaien in flarden voorbij en de ondergaande zon steekt de herfstkleuren nog een laatste keer in brand.
Reiswijzer
De beste reistijd:
Het perfecte moment is afhankelijk van het zomerseizoen, de zon, de regen, koude nachten. Doorgaans heb je eind oktober, begin november de meeste kans op de mooiste herfstkleuren.
Slapen:
Hotel Porfyron, Ano Pedina
Acht stijlvolle kamers in de 19de-eeuwde dokterswoning van Ano Pedina. er is een fijne binnenplaats en een gemeenschappelijke ruimte rond deopen haard. Bovenal kom je er voor de gastvrijheid van Rita en Yannis, die hun gasten verwennen met een groots ontbijt en regionale heerlijkheden in de avond.
Archontiko, Dilofo
Acht kamers in een traditioneel 19de-eeuw dorpshuis, waarvan de fundamenten in 1633 zijn gelegd. Er zijn fraaie details zoals oude haarden en er is een blauwe kamer, vroeger in elk huis aanwezig als protest tegen de Ottomaanse overheersers, die de Griekse vlag hadden verboden. Goed eten kun je om de hoek bij To Steki tou Oresti.
Astra Inn, Megalo Papingo
Verschillende soorten accomodaties in zes onafhankelijke huisjes in Megalo Papingo. Van een tweepersoonskamer tot een klein huisje voor jezelf. In het restaurant worden zo veel mogelijk steakproducten verwerkt, zoals wilde forel, lam en kruiden uit de bergen.
Rokka Guesthouse, Elafotopos
Het op ecotoerisme gerichte guesthouse van Lena en Kostas. Eenvoudige kamers in een dorpshuis dat vrij uitkijkt over het landschap. Lena verzorgt verschillende cursussen, zoals traditioneel weven. Ook kun je er deelnemen aan de dagelijkse routine van onder meer schapen melken, boter en kaas maken, brood bakken en kruiden plukken.
Fotograaf en schrijver Hans Avontuur publiceert regelmatig in Traveler. Eerder maakte hij reportages over het Spaanse Extremadura, Namibië en Albanië.