Het ideale en het werkelijke leven van een kloosterling in de Middeleeuwen kwamen niet altijd met elkaar overeen. Historicus Rutger Kramer, als universitair docent verbonden aan de Universiteit Utrecht, specialiseert zich in het leven van monniken in de vroege Middeleeuwen. ‘De dag van een huis-tuin-en-keukenmonnik bestond vooral uit bidden en zingen, maar dat gold niet voor allemaal.’

Zeven keer naar de mis

De taak van een monnik was eigenlijk vrij simpel: het religieuze werk uit handen nemen van mensen die daar geen geld, tijd of mogelijkheid toe hadden, bijvoorbeeld omdat ze op het veld stonden om te ploegen. Het hele leven van een monnik was erop gericht de christelijke God te aanbidden.

Leestip: Hoe steekt de Heilige Drie-Eenheid in elkaar?

‘In een van de psalmen staat: zeven keer per dag prijs ik U. En dat namen ze heel letterlijk. Monniken doorliepen zeven keer per dag een volledige mis,’ vertelt Kramer. ‘Aan het einde van de week hadden ze dan het volledige psalter (alle 150 psalmen, red.) gezongen. Daar waren ze het gros van de dag mee bezig.’

De belangrijkste missen waren de lauden, het ochtendgebed, en de metten, die tussen zonsondergang en zonsopgang werden gebeden. ‘De rest van de dag was zo ingericht dat dit leven mogelijk was. Het hele apparaat stond in dienst van die missen.’

Schoffelen in de tuin

Belangrijke taken voor een middeleeuwse monnik waren hele alledaagse zaken, zoals werken in de tuin, koken, het verzorgen van de zieken en het schrijven of kopiëren van boeken in het scriptorium. Dat laatste was ontzettend belangrijk. Kramer: ‘Monniken hebben boeken nodig om te kunnen blijven studeren. Een klooster kun je alleen handhaven met het geschreven woord.’

Leestip: Waarom kregen we in Nederland pas relatief laat kloosters?

Voor dat geschreven woord heb je in ieder geval één ding nodig, en dat is perkament. Volgens Kramer moesten voor een volledige bijbel 350 koeien geslacht worden. Ook de inkt was niet goedkoop. Die werd gemaakt met gal-appels (vergroeiingen op bladeren veroorzaakt door wespeneitjes), water of rode wijn, ijzersulfaat en arabische gom. ‘Als je ook nog mooie kleuren, zoals goud of blauw, in je manuscript wil verwerken, praat je over een hele kostbare investering,’ aldus Kramer.

En dan hebben we het nog niet gehad over de kaarsen en de olie voor de olielampen die nodig waren om in het donker te kunnen schrijven. Al met al was er een hoop geld nodig om het klooster operabel te houden.

Monniken op diplomatieke missie

Een deel van die inkomsten kwam van de lokale bevolking. Het klooster had vaak land in het bezit, en pachtte dit weer aan boeren. Zij moesten eens per jaar geld, goederen of arbeid afstaan.

Maar er waren ook monniken en nonnen die zich buiten de kloostermuren bevonden om inkomsten te vergaren. Sommigen traden in diplomatieke dienst en werden permanent gedetacheerd aan het hof van Karel de Grote, of andere machthebbers in bijvoorbeeld Engeland, Frankrijk of het Heilige Roomse Rijk.

‘Technisch gezien waren ze verbonden aan het klooster, maar in de praktijk waren ze met hele andere dingen bezig.’

Koningen en keizers gebruikten kloosterlingen maar wat graag voor hun diplomatieke missies. Vanwege hun vroomheid werden zij geacht weerstand te kunnen bieden tegen allerlei zoethoudertjes en omkoperijen.

Leestip: Van leraar tot heilige: hoe kwam Bonifatius in Friesland terecht?

Zo werd Smaragdus, abt van het Franse klooster Saint-Mihiel, door Karel de Grote op missie gestuurd naar Rome om in zijn naam een theologische controverse op te lossen. De keizer koos hem deels vanwege zijn vakkennis, maar ook omdat hij bekend stond als een voorbeeldige monnik die zich niet gek zou laten maken door de grandeur van Rome.

Schijnheiligheid

Maar we moeten natuurlijk niet doen alsof alle monniken weerstand boden tegen omkoperijen of luxe cadeaus. Het bleven mensen. ‘Sommigen zeiden bijvoorbeeld: ‘Ik laat me niet inpalmen door een luxe diner, maar nu ik er toch ben…’,’ vertelt Kramer. ‘Er zat natuurlijk een hoop schijnheiligheid in dit systeem.’

Het is volgens Kramer een goed voorbeeld van de discrepantie tussen het ‘ideaal’ en de ‘werkelijkheid’ van het kloosterleven. Om voor een groot deel van de monniken het sobere, religieuze leven binnen de kloostermuren mogelijk te maken, moesten anderen zich bezighouden met andere, meer wereldse zaken.

Steun de missie van National Geographic en krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium. Word nu lid!