Op het zonbeschenen terras van een eeuwenoude kapel, uitgehakt in een klif die uitkijkt over de Kadisha Valley in Libanon, sprak de kluizenaar een van zijn dagelijkse bezoekers aan op diens bodyart.
Pater Dario Escobar, een 83-jarige Maronitische monnik uit Colombia werd een soort toeristenattractie voor ingewijden nadat hij zeventien jaar geleden zijn intrek nam in het hooggelegen klooster. Op deze warme septemberdag kwamen laat in de middag drie wandelaars uit Beiroet langs, die hoopten dat ze een glimp van hem zouden opvangen. In eerste instantie leek het erop dat ze voor niets waren gekomen. Escobar was in het gebouw en liet zich niet zien.
Maar twintig minuten later kwam de kluizenaar naar buiten om voor de nacht de zware houten poort te sluiten die toegang geeft tot het gebouwencomplex. Hij bleef even staan om met zijn bezoekers te kletsen in een mengelmoes van Engels, Arabisch en Frans.
“Ze zijn erg mooi, maar ze zijn mamnoua,” oftewel verboden, zei Escobar lachend. Hij had het over de versierde roos en het vrouwengezicht die Ronnie Shalboub, een fitnessinstructeur uit Beiroet, op zijn biceps had laten tatoeëren. “Is dat je moeder?” vroeg hij verder. Shalboub antwoordde bevestigend. “Hoe kan dat nou? Je moeder is mooi, maar jij bent zo lelijk!”
Escobar kwam 27 jaar geleden naar Libanon. Hij ontkent dat hij familie is van zijn landgenoot, de beroemde drugshandelaar Pablo Escobar, maar vertelt dat hij wel ooit drie uur werd opgehouden op het vliegveld van Detroit vanwege hun gedeelde achternaam. Hij hoorde over de schoonheid en kloostergeschiedenis van de Kadisha Valley via een Libanese priester die hij in Miami tegenkwam nadat hij lid was geworden van de Maronitische Kerk. Dit kerkgenootschap valt onder de Katholieke Kerk en heeft zijn basis in Libanon.
“Ik ging hiernaartoe omdat alleen in Libanon kluizenaars wonen,” aldus Escobar.
The Qadisha Valley, or holy valley in Syriac, dotted with monasteries and hermitages, has long been a refuge for Christians seeking solitude and safety.
Verspreid door de Kadisha Valley, of heilige vallei in het Syrisch, liggen verschillende kloosters en kluizenaarsverblijven. De vallei is van oudsher een plek waar christenen heen vluchtten als ze op zoek waren naar eenzaamheid of veiligheid.
Omdat de vallei moeilijk bereikbaar is en verwijderd ligt van de centra van de politiek “is het een aantrekkelijke plek voor mensen die aan problemen willen ontsnappen,” vertelt Anis Chaaya, een archeoloog en professor aan de Lebanese University. Hij was lid van het team dat zich met succes inspande om de vallei in 1998 te laten uitroepen tot UNESCO-werelderfgoed. “Misdadigers hielden zich schuil in dit gebied, maar ook gelovigen die aan vervolging wilden ontkomen.”
Escobar wachtte na zijn aankomst in Libanon tien jaar op goedkeuring van zijn superieuren in het Klooster van Sint Antonius van Qozhaya om als kluizenaar te mogen leven in Saydet Hawqa, of het Onze Lieve Vrouwe van Hawqa klooster.
Dit heiligdom werd aan het eind van de dertiende eeuw gebouwd, nadat het mammelukkenleger de Kadisha Valley was binnengevallen. Volgens Chaaya hadden dorpelingen hun toevlucht genomen tot een grot in de buurt van de plaats waar nu de kapel staat, maar werden ze verraden door een streekgenoot. Deze Ibn Sabha vertelde de aanvallers dat ze de loop van een nabijgelegen beek konden veranderen, waardoor ze de dorpelingen uit hun schuilplaats konden drijven.
Ibn Sabha “kreeg jaren later gewetensnood”, vertelt Chaaya. Om die te verzachten betaalde hij voor de bouw van een kerk, de tegenwoordige Saydet Hawqa.
In de kleine stenen kapel kunnen bezoekers een kaarsje branden en onder het altaar gebeden achterlaten op stukjes papier. Daarnaast geeft een binnenplaats uitzicht over de rotsachtige vallei.
Escobar heeft onder meer de beschikking over een kantoortje waar hij handgereedschap bewaart, een bureau, een mand vol flesjes met heilige olie die hij aan gasten kan uitdelen, en een plank vol religieuze en taalkundige boeken waar verontrustend genoeg een menselijke schedel bovenop ligt. Beneden heeft hij een kleine slaapkamer met een zeer eenvoudig bed: een dunne laag schuimrubber met een plank erop en een steen als kussen.
Volgens de kluizenaar bestaat zijn dagindeling uit veertien uur bidden, drie uur werken, twee uur studeren en vijf uur slapen en eet hij vegetarisch.
“Ik eet alleen wat ik zelf in mijn tuin verbouw, aardappels, bonen, alles,” aldus Escobar. Die uitspraak werd even later enigszins ontkracht toen een groep vrouwen uit het naburige stadje Bcharre aankwam met een tas vol etenswaren voor Escobar, waaronder een zak chips.
In de winter komen er soms dagenlang geen bezoekers. In de zomer komen er honderden, aldus de kluizenaar. Sommige daarvan vertrekken uit het dorp Hawqa, dat op twintig minuten lopen ligt via een steile stenen trap. Anderen komen van verder en maken een trektocht door de vallei.
Sinds de aanleg van het Lebanon Mountain Trail in 2007 komen er steeds meer bezoekers. Dit 470 kilometer lange pad doorkruist het land van noord naar zuid. Het pad loopt niet direct langs het kluizenaarsverblijf van Escobar, maar wandelaars maken regelmatig de omweg van 45 minuten. Ze klimmen omhoog naar de kapel in de hoop de monnik te ontmoeten, ook tijdens de wandelingen die door het jaar heen worden georganiseerd door de Lebanon Mountain Trail Association.
Martine Btaich, de voorzitter van de Association, vertelt dat de verblijfplaats van Escobar een van de vele locaties is die meer worden bezocht sinds het pad werd aangelegd. De toegenomen interesse van de Libanezen voor wandelen en ecotoerisme is een buffer tegen de fluctuaties in de toeristische belangstelling uit het buitenland, vertelt ze.
“Libanezen zijn tegenwoordig meer geïnteresseerd om hun land te leren kennen,” zegt ze, “en ik denk dat we zo beter bestand zijn tegen alle onrust in de regio.”
Sommige bezoekers vragen Escobar om hun pasgeboren baby of verloving te zegenen. Ooit kwam er zelfs een man in een rolstoel, die door vier mensen naar de kapel werd gedragen. Anderen willen gewoon de excentrieke kluizenaar ontmoeten.
Georges Zgheib, een gids die sinds 2006 in de Kadisha Valley werkt, vertelt dat hij vaak groepen meeneemt naar de kapel. Of ze de kluizenaar zien is een kwestie van geluk.
“Het hangt van zijn bui af,” vertelt Zgheib. “Soms is hij buiten, maar zegt hij nauwelijks iets. Soms is hij aan het lachen en maakt hij grapjes, en kunnen mensen met hem lachen.”
De monnik staat vooral bekend om de dubbelzinnige grapjes die hij maakt tegen aantrekkelijke vrouwelijke bezoekers. “Als jij hier blijft, ga ik een kussen kopen, een goed kussen,” zei hij tegen een van hen tijdens een rondleiding door zijn slaapvertrek.
Er woont ook een jongere Libanese monnik in de vallei, aldus Zgheib, maar die is behoudender dan Escobar.
“Die praat niet met mensen,” vertelt Zgheib. “Nooit.”
Een derde kluizenaar werd te oud en te ziek voor het leven in afzondering. Hij verhuisde naar het klooster van Sint Antonius. Volgens Escobar staat dat ook hem te wachten.
“Ik wil hier voorgoed blijven, maar als ik een heel oude man ben, brengen de oversten me naar het klooster,” stelt hij.
Maar tot die tijd kunnen gelovigen en nieuwsgierigen de excentrieke kluizenaar van de Kadisha Valley in zijn heiligdom in de bergen vinden.
Abby Sewell is een freelancejournaliste die vanuit Beiroet schrijft over politiek, reizen en cultuur. Volg haar op Twitter via @sewella.