Als ik vroeg in de ochtend op de ferry stap in Port d’Eivissa, slaapt Ibiza nog lang niet. Ik keer mijn gezicht naar de net opgekomen zon en sluit mijn ogen. De zeebries glijdt door mijn haar. Ik werp nog een blik op het silhouet van het feesteiland, getekend door een kathedraal en groene bergen. Wat een contrast met het platte, slaperig aandoende Formentera dat een kwartier later in mijn vizier verschijnt.
De Spaanse bouwmanie werd snel de kop ingedrukt door milieuactivisten op het eiland: een vliegveld en hoekerige resorthotels als aan de Costa schitteren door afwezigheid. Ik rij de PM-820 op, oostwaarts. Flamingo’s paraderen door de roze zoutmeren van nationaal park Ses Salinas. Het minimalistische landschap en de simpele laagbouw op het kleine eiland (83 km2) is treffend.
Een palmboompje hier, een fort en stenen muur daar. Een paar molens en op elk punt een vuurtoren. Geen enkel stoplicht. In vissersdorpjes als Caló de Sant Agustí hangt de vis te drogen aan takken op daken van houten hutjes. Maar vooral niet te missen zijn de uitgestrekte witte zandstranden met een turquoiseblauwe zee: de trots van het kleinste bewoonde eiland van de Spaanse Balearen.
Donkere vlekken in het heldere zeewater markeren het zeegras rond het eiland: Posidonia oceanica, dé reden dat ik hier ben, samen met fotograaf Frits Meyst. Het zusje van Ibiza vraagt aandacht voor de bescherming van deze plant op 40 meter diepte uit de kust, die stukje bij beetje verdwijnt door visserij en dagjesboten uit Ibiza die hun ankers erin uitgooien.
Het zeegras, dat het water zuivert, groeit slecht 1 centimeter per jaar en is in veertig jaar tijd ruim 30 procent afgenomen. Bioloog en National Geographic-fotograaf Manu San Felix, eigenaar van duikschool VelliMar, neemt ons mee om het van dichterbij te bekijken.
Op zoek naar nieuwe duikspots raakte hij gefascineerd door de schoonheid van het posidonia. ‘Mensen begrijpen het nog steeds niet helemaal,’ zegt hij terwijl hij aan het roer van zijn duikboot staat. ‘We hebben hier te maken met het grootste en oudste levende wezen op de planeet. Het houdt de golven tegen, beschermt de riffen, voorziet ons van zuurstof en is de kraamkamer voor miljoenen dieren.’
We ankeren, laten onszelf overboord vallen en dalen af. Gebiologeerd kijk ik naar het veld groengrijze stengels op de bodem van de zee, dat zachtjes heen en weer wuift. Zonder dat ik er erg in heb zwem ik plots midden in een gigantische school barracuda’s. Deze rovers, met uitstekende tanden en een torpedovormig lichaam, ken ik alleen uit de Cariben, waar ze solitair leven. Zo veel heb ik er nog nooit bij elkaar gezien.
De vissen lijken ongestoord en laten ons als een van de school meezwemmen. Dan zie ik Manu dichtboven het zeegras hangen. Hij maakt zijn ogen groot, wijst naar zijn duikbril en vervolgens naar een geel wezentje met knaloranje buik, zo’n halve meter voor zijn neus. Een zeepaardje! Deze zeldzame wezentjes worden met uitsterven bedreigd.
Ook mee op deze expeditie is Pierre-Yves Cousteau, die met Cousteau Divers, in de voetsporen van zijn vader, de gezondheid van de zeeën bestudeert. ‘Wat een duik!’ roept hij uit, terwijl we de duikboot op klimmen. ‘Ik hoop dat Formentera zijn plannen doorzet en hier een beschermd zeegebied van maakt, zodat deze schoonheid bewaard blijft.’
De duik van vanochtend en gesprekken met Manu hebben duidelijk gemaakt dat het zeegras niet alleen een toevluchtsoord is voor bedreigde dieren als zeepaardjes, maar dat het ook verantwoordelijk is voor de idyllische kust van het eiland.
Roze steentjes in de branding schitteren in het spierwitte zand. Beide zijn afkomstig van de miljoenen diertjes die zich schuilhouden in het gras. Ik beweeg met mijn tenen door het poederige zand en kijk toe hoe de lijfwacht op leeftijd zich opdrukt in zijn houten uitkijktoren.
Naast me zit een naakt bejaard stel. Een topless moeder loopt langs met haar pakweg 2-jarige kind aan haar borst. ‘Het vele bloot op Formentera is een overblijfsel van de vele Duitse en Amerikaanse hippies die Ibiza en Formentera in de jaren’ 60 veroverden,’ hoor ik van de jonge politica Alejandra Ferrer, die nauw betrokken is bij het posidonia-project. ‘Zoals mijn moeder, uit Duitsland.’
Ze wijst naar boten die in de verte in de helderblauwe stukken water drijven. Niet boven het zeegras dus, een goed teken. ‘Met een app kunnen schippers tegenwoordig een aanlegboei reserveren, waarmee ze zeker weten geen schade aan te richten.’ Door maatregelen als deze hoopt Formentera tegen 2030 het posidonia terug te hebben in zijn oorspronkelijke staat. En dat betekent dat je voorlopig nog niet naar de Cariben hoeft te vliegen voor tropische stranden.
Meer weten over Formentera? Lees het complete reisverhaal in de nieuwe editie van National Geographic Traveler!