Valencia staat allang niet meer in de schaduw van grote broers Madrid en Barcelona. De mix van historische gebouwen, moderne architectuur en hippe wijken maken de paellahoofdstad een heerlijke bestemming voor een stedentrip. Vooral in het voor- en najaar, wanneer het aan de Spaanse kust warm genoeg is om een terrasje te pakken aan het strand.

De Spaanse stad is groot genoeg om je een dag of drie te vermaken, maar ook lekker compact waardoor je te voet of op de fiets alle bezienswaardigheden kunt bezoeken. Na een lang weekend in de stad snap ik helemaal waarom zo veel mensen Valencia tippen voor een stedentrip. Maar hoe vul je zo’n weekend aan de Spaanse kust? Wat moet je echt doen als je in Valencia bent?

Tips voor een stedentrip in Valencia

Begin je verkenningstocht in het oude centrum waar je de meeste bezienswaardigheden van Valencia op loopafstand van elkaar vindt. Zet je beenspieren aan het werk en beklim de 207 treden van de Miguelete naast de kathedraal. Of loop even binnen bij Lonja de Mercaderes, de oude zijdebeurs van de stad die sinds 1996 op het werelderfgoed van Unesco prijkt. En natuurlijk volg je de geuren van de Spaanse keuken naar de Mercado Central, die schuin tegenover de zijdebeurs ligt.

Nog een klimmetje maak je bij de Torres de Serranos, een veertiende-eeuwse toegangspoort die ooit deel uitmaakte van de stadsmuur. De muur zelf staat al lang niet meer overeind, maar de poort kun je nog altijd bezoeken en beklimmen.

Fietsen naar Ciudad de las Artes y Ciencias

Stap daarna op de fiets en slinger door het Jardín del Turia, een negen kilometer lang park gelegen op de plek waar voorheen de Turiarivier te vinden was. Regelmatig stroomde de rivier over, wat veel schade veroorzaakte en mensenlevens kostte. Daarom werd besloten de rivier droog te leggen en te transformeren tot stadspark. Nu is het dé plek voor een fietstocht of om te trainen voor de marathon van Valencia, die het park ook doorkruist.

Aan het eind van het park vind je een van dé tips voor Valencia: Ciudad de las Artes y Ciencias. Deze creatie van de Valenciaanse architect Santiago Calatrava bestaat uit verschillende hypermoderne gebouwen, waaronder het Wetenschapsmuseum en het Oceanogràfic, een van de grootste aquaria van Europa. Loop ook langs de palmbomen van de 17.000 vierkante meter grote tuin L’Umbracle, die gratis toegankelijk is.

Ook nog even naar het strand?

Ben je na al dat cultuur snuiven toe aan een cocktail en een bord paella aan zee? Pak de fiets er weer bij en trap in een kwartiertje naar de stranden van Valencia. Of trek een middag uit voor een boottocht door natuurpark Albufera, dat tien kilometer ten zuiden van de stad ligt. Rondom het natuurgebied vind je ook een aantal kleine dorpjes zoals El Palmar waar bij elk restaurant wel een traditionele paella op het menu staat.

Las Fallas-festival in Valencia

En dan nog een laatste tip voor een stedentrip in Valencia: bezoek de stad in maart. Van 1 tot 19 maart staat de stad in het teken van Las Fallas, het grootste straatfestival van het land. Elke dag is er vuurwerk en kun je op straat vers bereide paella eten. Tijdens deze weken bouwen Valencianen aan ninots, grote houten poppen van meer dan tien meter hoog, op de pleinen in de stad. Aan het einde van Las Fallas worden al deze poppen verbrand om het begin van de lente te vieren. Op één pop na. Elk jaar kiest een jury de mooiste ninot die vervolgens een plek krijgt in Museo Fallero. Dit museum is het hele jaar door open.