Het indrukwekkende en mysterieuze Stonehenge staat al 4500 jaar op de Salisbury Plain. Een kleine honderdvijftig kilometer ten zuidwesten van Londen vormen de wereldberoemde steencirkels slechts één van de prehistorische monumenten die tezamen een wijdvertakt complex vormen. Veel van deze monumenten werden in 1986 door de UNESCO tot Werelderfgoed uitgeroepen. Tegenwoordig raast het verkeer op de naburige A303 vlak langs Stonehenge, maar in de aanwezigheid van de reusachtige monolieten is het niet moeilijk om je te verplaatsen naar een tijd, duizenden jaren geleden, waarin het vervoer heel wat meer tijd kostte.

Deze knotskop van gepolijste gneiss is in de buurt van Stonehenge gevonden
Deze knotskop van gepolijste gneiss is in de buurt van Stonehenge gevonden.
Ken Geiger, ng Image Collection

In de laatste twintig jaar hebben archeologen grote vooruitgang geboekt in hun pogingen om inzicht te krijgen in de verschillende elementen van dit oerlandschap en de onderlinge verbanden ertussen. En ze komen daardoor steeds meer te weten over de neolithische volken die deze monumenten aanlegden. Gewapend met astronomische en werktuigbouwkundige kennis en een onverstoorbare vastberadenheid spreken de bouwers van dit complex al duizenden jaren lang tot de verbeelding. (Lees ook: Omstreden tunnel onder Stonehenge toegestaan ondanks bezwaren van archeologen)

Magiërs en koningen

De misschien wel beroemdste (en meest fantastische) uitleg van de oorsprong van Stonehenge verwijst naar de legende van koning Arthur: volgens de twaalfde-eeuwse Geschiedenis der Koningen van Brittannië van Geoffrey of Monmouth zou de magiër Merlijn de stenen vanuit Ierland naar Engeland hebben vervoerd. Een andere twaalfde-eeuwse chroniqueur, Henry of Huntingdon, beschreef het monument als “stenen van buitengewone omvang die als poorten zijn gebouwd, zodanig dat poorten op andere poorten zijn geplaatst. En niemand kan achterhalen hoe de stenen met zoveel vaardigheid tot zulk een hoogte zijn opgetild of waarom zij daar werden opgericht.” De naam ‘Stonehenge’ werd ontleend aan de benaming die Henry voor het monument koos: ‘Stanenges’ – ‘steengalgen’ in het Angelsaksisch.

Aubreys Holes zijn genoemd naar de zeventiendeeeuwse oudheidkundige die ze ontdekte en vormen een cirkel van 56 paalgaten die net binnen de aardwal rond Stonehenge ligt Opgravingen aan het begin van de vorige eeuw brachten in de bovenste bodemlagen de stoffelijke resten van gecremeerde personen aan het licht naast gespen van been waarmee de lijkenzakken waren dichtgebonden waarin de overledenen waren gewikkeld Toen Aubrey Hole VII in 2008 in het kader van het Stonehenge Riverside Project opnieuw werd onderzocht werden 25 afzonderlijke individuen gedentificeerd waarschijnlijk leden van de heersende elite De resten dateren uit een periode tussen 3000 en 2450 vChr en bevestigen dat Stonehenge een belangrijk centrum voor crematies in het neolithische Europa was Zon veertig procent van de gecremeerde personen die werden gevonden kwam niet uit de streek zelf Sommige experts menen dat deze mensen misschien uit het gebied in Wales kwamen waar de bluestones van Stonehenge werden uitgehouwen
‘Aubrey’s Holes’ zijn genoemd naar de zeventiende-eeuwse oudheidkundige die ze ontdekte en vormen een cirkel van 56 paalgaten die net binnen de aardwal rond Stonehenge ligt. Opgravingen aan het begin van de vorige eeuw brachten in de bovenste bodemlagen de stoffelijke resten van gecremeerde personen aan het licht, naast gespen van been waarmee de lijkenzakken waren dichtgebonden waarin de overledenen waren gewikkeld. Toen Aubrey Hole VII in 2008 in het kader van het Stonehenge Riverside Project opnieuw werd onderzocht, werden 25 afzonderlijke individuen geïdentificeerd, waarschijnlijk leden van de heersende elite. De resten dateren uit een periode tussen 3000 en 2450 v.Chr. en bevestigen dat Stonehenge een belangrijk centrum voor crematies in het neolithische Europa was. Zo’n veertig procent van de gecremeerde personen die werden gevonden, kwam niet uit de streek zelf. Sommige experts menen dat deze mensen misschien uit het gebied in Wales kwamen waar de bluestones van Stonehenge werden uitgehouwen.
Sergio Azenha, Alamy, ACI

In de zeventiende eeuw doken er steeds meer theorieën over de steencirkels en hun vermeende functie op. De Engelse architect Inigo Jones was ervan overtuigd dat Stonehenge een Romeinse tempel was, die was gebouwd volgens de principes van de klassieke architectuur. De filosoof Walter Charleton was het niet met Jones eens en beweerde dat de Vikingen het monument hadden gebouwd. Het was de geleerde John Aubrey die de plek als eerste grondig bestudeerde – in een van de allereerste archeologische onderzoeken die die naam verdienen. Hij meende dat de steencirkels waren opgericht door Britse druïden. Tijdens opgravingen in de jaren zestig van de zeventiende eeuw ontdekte Aubrey 56 gaten in de grond, die een aparte cirkel binnen de grote aardwal rond de staande monolieten vormen. De gaten worden tot op de dag van vandaag ‘Aubrey’s Holes’ genoemd. Moderne wetenschappers denken dat er ooit grote houten palen in waren geplaatst.

Gedurende de achttiende eeuw ging het onderzoek verder. Zo identificeerde William Stukeley de zogenaamde ‘Avenue’, een afgebakende baan van ruim drie kilometer lengte tussen Stonehenge en de rivier de Avon. Evenals Aubrey meende Stukeley dat de steencirkels door druïden waren gebouwd, maar in de negentiende eeuw begonnen onderzoekers een prehistorische oorsprong te overwegen. Op basis van restauratiewerk waarmee in 1900 werd begonnen, dateerde William Gowland het monument in het late Neolithicum en de vroege Bronstijd, een datering die vandaag de dag onomstreden is.

Bouwstenen

Het complex van Stonehenge omvat talloze neolithische locaties aan de oever van de Avon. Archeologen denken dat het gebied voor het eerst als een magische plek werd gezien vanwege evenwijdige groeven in het landschap die waren achtergebleven nadat gletsjers in de regio zich na de laatste IJstijd hadden teruggetrokken. Bij toeval lagen deze glaciale groeven op één lijn met belangrijke zonnestanden tijdens de zomer- en winterwende.

Een van de eerste menselijke ingrepen in het landschap was de Greater Cursus, een aardwerk dat zo’n achthonderd meter ten noorden van Stonehenge ligt en waarvan de aanleg rond 3500 v.Chr. moet zijn begonnen. Deze reusachtige greppel met een lengte van drie kilometer en een breedte van honderd à honderdvijftig meter werd voor het eerst geïdentificeerd door Stukeley. De precieze functie van de Greater Cursus is onbekend, maar wetenschappers denken dat hij een ceremoniële functie had. (Deze Schotse ruïnes zijn ouder dan Stonehenge.)

Aanvankelijk was Stonehenge niet meer dan een greppel met aardwallen aan weerszijden Binnen de greppel liggen 56 paalgaten Aubreys Holes waarin volgens archeologen zware palen hebben gestaan harde bewijzen voor de aanwezigheid van deze palen zijn er niet

Vele eeuwen na de Greater Cursus, rond 3000 v.Chr., begon het werk aan de steencirkels. Het eerste gedeelte was een buitenring die werd gevormd door een greppel met aan weerzijden twee aardwallen. De centrale, hoefijzervormige steencirkel van trilieten (twee staande stenen met daarop een horizontale latei) en de omringende buitenring van staande stenen werden rond 2500 v.Chr. gebouwd. De kolossale trilieten, die ‘sarsens’ worden genoemd, zijn van zandsteen, wegen rond de 25 ton per stuk en zijn uitgehouwen in een groeve op zo’n 25 kilometer afstand van Stonehenge. De tachtig kleinere stenen (‘bluestones’) van doleriet die naast en rond de grote sarsens staan, zijn over een veel grotere afstand aangevoerd: ze kwamen uit het westen van Wales – een afstand over land van zo’n 225 kilometer.

Het transport van de stenen

De stenen waarvan men denkt dat ze als eerste in Stonehenge zijn opgericht, hebben ook de grootste afstand afgelegd. Archeologen ontdekten dat de bluestones, met een gewicht van zo’n vier ton per stuk, vanuit de Preseli Hills in het zuidwesten van Wales naar Stonehenge zijn getransporteerd. Deze hypothese werd voor het eerst in de jaren twintig voorgesteld en dankzij geologisch onderzoek in de jaren 2000 is vast komen te staan dat de stenen afkomstig zijn uit twee groeven, Carn Goedog en Craig Rhos-y-felin.

Verweerde bluestones steken uit een ontsluiting in de Preseli Hills in het zuidwesten van Wales In de jaren 2000 bevestigden analyses van het gesteente een al langer bestaand vermoeden dat de bluestones van Stonehenge uit dit gebied in Wales waren aangevoerd
Verweerde bluestones steken uit een ontsluiting in de Preseli Hills, in het zuidwesten van Wales. In de jaren 2000 bevestigden analyses van het gesteente een al langer bestaand vermoeden: dat de bluestones van Stonehenge uit dit gebied in Wales waren aangevoerd.
Andrew Henderson, ng Image Collection

Wetenschappers zijn het nog niet eens over het antwoord op de vraag hoe de bluestones vanuit Wales naar de vlakte van Salisbury zijn vervoerd. Volgens een hypothese die inmiddels is achterhaald, zouden de stenen door gletsjers naar Engeland zijn meegevoerd. De meeste experts denken nu dat ze door de bouwers van Stonehenge zijn getransporteerd, maar de vraag hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen (en of de route over land of over zee liep), blijft onbeantwoord. Sommige wetenschappers geloven dat de kolossen op vlotten langs de kust en dan via binnenwateren naar de rivier de Avon zijn vervoerd, waarna ze naar Stonehenge zijn gesleept. Andere denken dat ze in Wales op sleden zijn geladen en over land naar Engeland zijn gesleept, misschien in een openbaar en ceremonieel vertoon bedoeld om indruk te maken.

Onduidelijk is nog waarom juist deze stenen werden uitgekozen en waarom de bouwers zulke grote moeite deden om ze vanuit Wales naar Engeland te vervoeren. Een recente isotopenanalyse van stoffelijke resten die nabij Stonehenge zijn opgegraven, duidt erop dat inwoners uit de regio waar de bluestones vandaan kwamen, op de Salisbury Plain zijn begraven; sommige experts denken dat het om de stoffelijke resten gaat van degenen die de bluestones hebben uitgehouwen en naar hun eindbestemming hebben begeleid.

Complexe verbanden

Archeologen beschouwen Stonehenge en zijn omgeving tegenwoordig als een ‘ritueel landschap’, een groep monumenten in een gebied van grote ceremoniële betekenis. Een van de elementen die de gewijde steencirkels van Stonehenge met de Avon verbindt, is de Avenue, die 2500 na Chr. werd aangelegd. De ceremoniële baan ligt in het verlengde van de plek waar de zon op de winterzonnewende ondergaat en waar hij op de zomerzonnewende opkomt, wat de vraag oproept over hoeveel kennis deze neolithische bouwers beschikten.

Ook andere monumenten houden symbolisch verband met Stonehenge en staan er letterlijk mee in verbinding. Ruim drie kilometer ten noordoosten van de steencirkels ligt Durrington Walls, een plek die op zichzelf meerdere elementen omvat, waaronder overblijfselen van een reusachtig cirkelvormig aardwerk. Volgens archeologen lag er vóór de aanleg van de cirkel op deze locatie een groot dorp, waarvan de bewoners mogelijk arbeiders en pelgrims waren.

De eigenlijke betekenis van Durrington Walls is de laatste jaren duidelijker geworden. In de vroege jaren 2000 werd in het kader van het Stonehenge Riverside Project (SRP) – dat mede werd geleid door Mike Parker Pearson van de University of Sheffield en deels werd gefinancierd door de National Geographic Society – een neolithische nederzetting met honderden woningen ontdekt. In het dorp hebben mogelijk de mensen gewoond die Stonehenge hebben gebouwd, alsook pelgrims die op ceremoniële feesten afkwamen. Aanwijzingen voor zulke feesten zijn gevonden in de vorm van dierenbotten, vooral van varkens (van de 8500 botfragmenten waren er tienmaal zoveel van varkens als van runderen afkomstig).

Uit isotopenanalyse van de varkensbotten blijkt dat niet al deze dieren ter plaatse waren gefokt, maar dat sommige waren meegebracht door mensen die uit heel Brittannië naar deze plek kwamen, waaronder streken in Wales en Schotland, om plechtigheden bij te wonen waarop varkens werden geroosterd. De gevonden voedselresten versterken de hypothese dat Stonehenge en omringende monumenten ceremoniële ontmoetingsplekken voor het hele prehistorische Brittannië waren, niet alleen voor de plaatselijke bevolking. Dit dorp werd uiteindelijk verlaten, waarna op dezelfde plek een kolossale aardcirkel – de grootste ‘henge’ van Groot-Brittannië – werd aangelegd.

Een onlangs ontdekte lange reeks paalgaten van elk ongeveer zestig centimeter diep wijst erop dat er in de buurt van Durrington Walls ooit een reusachtig boogvormig monument van hout heeft gestaan, met een doorsnede van bijna twee kilometer; van de in totaal driehonderd paalgaten zijn er tot nu toe twintig opgegraven. In de gaten moeten ooit zware houten palen van misschien wel vierenhalvemeter hoogte hebben gestaan, waardoor de horizon van de Salisbury Plain nog door een ander monumentaal bouwwerk werd verrijkt.

Aarde, hout en steen

Ten zuiden van Durrington Walls ligt Woodhenge, een stelsel van concentrische groeven in het landschap dat in 1925 werd geïdentificeerd op een luchtfoto van piloot Gilbert Insall; het was een van de eerste ontdekkingen in het destijds nieuwe onderzoeksgebied van de luchtarcheologie. De Welshe archeologe Maud Cunnington groef de locatie op en ontdekte in 1929 samen met haar team dat de ringen bestonden uit paalgaten waarin ooit kolossale palen met een hoogte van ruim zevenenhalve meter moeten hebben gestaan. De enorme palen waren gerangschikt in zes concentrische cirkels (waarop mogelijk een rieten dak heeft gerust) en omgeven door een aardcirkel en greppel. In het centrum ontdekte Cunnington een begraafplaats waarin de gespleten schedel van een kind was bijgezet; ze interpreteerde de vondst als een ritueel offer, maar helaas zijn de stoffelijke resten, die voor nader onderzoek werden weggenomen, sindsdien verloren gegaan.

Een andere, recentere ontdekking in het kader van het SRP was de identificatie van de West Amesbury Henge, oftewel de ‘Bluestonehenge’. Dit cirkelvormige monument ligt vlakbij de rivier de Avon aan het einde van de Avenue en moet ooit hebben bestaan uit een cirkel van rechtopstaande stenen van een kleine twee meter hoogte.

Deze illustratie toont een reconstructie van de West Amesbury Circle of Bluestonehenge die in 2009 tijdens het Stonehenge Riverside Project werd ontdekt De steencirkel ligt op de plek waar de Avenue de rivier de Avon kruist
Deze illustratie toont een reconstructie van de West Amesbury Circle of ‘Bluestonehenge’, die in 2009 tijdens het Stonehenge Riverside Project werd ontdekt. De steencirkel ligt op de plek waar de Avenue de rivier de Avon kruist.
Efe

Hemel en aarde

Archeologen denken inmiddels dat al deze bouwwerken op basis van culturele en spirituele betekenissen met elkaar in verband staan. Een van de belangrijkste kwesties die onderzoekers al eeuwenlang bezighoudt, is de vraag welke geloofsovertuigingen de bouwers van deze monumenten erop nahielden. Tussen 2003 en 2009 werden onder auspiciën van het SRP tientallen opgravingen in het landschap uitgevoerd, in een poging meer inzicht te krijgen in de bedoelingen van de bouwers.

Duidelijk is dat Stonehenge en de monumenten in de omgeving allemaal een rol speelden in rituelen rond leven en dood. Leden van het SRP ontdekten dat er op een plek in de buurt van Stonehenge 63 crematies hebben plaatsgevonden, wat de locatie het grootste neolithische ‘crematorium’ van Europa maakt.

Uit de analyse van stoffelijke resten die in Stonehenge zijn gevonden blijkt dat de overledenen niet uit de streek kwamen maar uit veel verder weg gelegen regios
Uit de analyse van stoffelijke resten die in Stonehenge zijn gevonden, blijkt dat de overledenen niet uit de streek kwamen, maar uit veel verder weg gelegen regio’s.
Alamy, ACI

Het team van Parker Pearson analyseerde de resten van de tientallen gecremeerde personen die waren aangetroffen in Aubrey’s Holes. Ze ontdekten dat veel van deze mensen niet in de streek waren geboren, wat nog eens bevestigde dat Stonehenge grote aantallen mensen uit heel het prehistorische Brittannië moet hebben aangetrokken. Parker Pearson en zijn team denken dat het complex mogelijk een belangrijke rol heeft gespeeld in het smeden van een vroege vorm van gemeenschapszin in het gebied, een uitwerking die Stonehenge ook nu nog heeft op bezoekers uit de hele wereld.

De twintigste-eeuwse astronoom Gerald S. Hawkins omschreef Stonehenge ooit als een “neolithische computer”, omdat de enorme monolieten bewust waren geplaatst om bepaalde kosmische gebeurtenissen te omlijsten. De bekendste van die gebeurtenissen vinden plaats op de zomerwende in juni en de winterwende in december. Maar archeologen denken dat het complex van Stonehenge méér was dan een kosmische kalender en in de loop der eeuwen waarschijnlijk meerdere functies heeft gehad, onder meer als locatie voor de opvoering van rituelen rond geboorte en dood. (Dit is waarom je Stonehenge wilt zien tijdens de zomerzonnewende.)

De optrekkende mist onthult de grote trilieten van Stonehenge Van boven bezien zijn de concentrische ringen van vroegere aardwerken goed te onderscheiden
De optrekkende mist onthult de grote trilieten van Stonehenge. Van boven bezien zijn de concentrische ringen van vroegere aardwerken goed te onderscheiden.
Gavin Hellier, AWL Images

Volgens de onderzoekers van het SRP moet Stonehenge onder andere een centrum van voorouderverering zijn geweest, zoals blijkt uit de vondst van de crematies. Ze onderzochten ook de symbolische verbanden tussen de steencirkels en de houten ‘henge’ van Durrington Walls. Daarbij zouden de steencirkels van Stonehenge het domein van de doden symboliseren en de cirkels van houten palen dat van de levenden, waarbij de Avenue de verbinding tussen beide werelden vertegenwoordigde.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com en in het internationale Historia Magazine.