Dit artikel verscheen in National Geographic Traveler editie 3, 2020.
Het dampende asfalt verandert plotseling in een karrenspoor. Hoewel ik snelheid minder, vliegt het achterwiel van mijn motor van links naar rechts. Ik rijd door een gortdroog, heet en bijna vijandig landschap met de stofwolken op mijn hielen. Maar dit is precies wat ik zocht: ongepolijst Spanje.
Zonder vastomlijnd plan stuur ik over de kleine wegen van Extremadura. Soms kom ik urenlang niemand tegen. Het geluid van mijn motor en de zelfverkozen eenzaamheid als gezelschap.
Hoe dieper ik het knokige landschap binnendring, hoe beter ik me voel.
Bochtige wegen voeren door golvend terrein met geel gras, stuifzand, rotsblokken en steen- en kurkeiken. De lucht boven de aarde zindert. Het is nog geen elf uur in de ochtend en de temperatuur is de veertig graden al gepasseerd. Wanneer ik stop om in de schaduw van een boom wat te drinken, cirkelen gieren aan de hemel.
Rijden. Sturen. Verdwalen in eigen gedachten. Tot er na een korte beklimming uitzicht is op Guadalupe, een klein dorp met een reusachtig klooster. Het werd gesticht op de plek waar een eenvoudige herder een verloren gewaand beeld van de Zwarte Madonna zou hebben gevonden. Een wonder! De katholieke kerk ventte het verhaal vakkundig uit, en de vermeende vindplaats werd een bedevaartsoord.
Op doorreis maakte ik jaren geleden een korte tussenstop in Extremadura om de Romeinse theaters van Merida en de oude binnenstad van Cáceres te bezoeken. Ook Guadalupe had ik aangedaan. Binnen de kloostermuren volgde ik een zwijgende monnik door gangen, trappenhuizen en pronkzalen. Helemaal in de top van de kathedraal, verscholen in een van de twee torens, draaide hij een goudkleurig paneel open en kwam de Zwarte Madonna tevoorschijn.
Hoe mooi ook, mijn hart verloor ik destijds op de oneindige stukken die tussen de bezienswaardigheden lagen. Ik werd gegrepen door een landschap zonder compromis. Hard, heet, droog en leeg. Totaal ongeschikt voor de moderne mens op zoek naar comfort. Maar onderweg in die barre omgeving, kreeg ik het gevoel dat achter deze robuuste façade een zachte ziel schuilging. Het besluit was genomen: hier zou ik terugkomen. Niet om bezienswaardigheden af te vinken, maar om kriskras door het platteland te rijden. Op zoek naar wat ik vorige keer niet heb kunnen ontrafelen.
Rockster
Koffiestop in Cañameros. Bij het barretje aan de doorgaande weg is niets opgepoetst. Er staan rechttoe rechtaan plastic stoelen, op de tafeltjes een doos servetten, en de baas is niet van plan om achter de toog vandaan te komen om mijn bestelling op te nemen. Aan de bar blijkt hij toch de beroerdste niet: ‘Sorry, voor tostada is het te laat, die zijn op. Ik heb nog wel bolletas.’
Voorzien van cafeïne en calorieën stap ik weer in het zadel. De weg slingert over heuvels en door dorpen waar niemand op straat is. Aan de horizon verschijnen de contouren van een grotere plaats: Trujillo. De vormen van de basiliek en het kasteel worden het eerst helder. Ik stuur door steeds smallere straatjes naar het Plaza Mayor. En daar staat hij, hoog op zijn sokkel: Francisco Pizarro, onwettig kind en toch de beroemdste zoon van de stad. Pizarro was de rockster onder de conquistadores, de mannen die op zoek naar rijkdom de oceaan overstaken. Hij was jong, ambitieus, succesvol en geliefd. Dat wil zeggen, bij de Spanjaarden. De Inca’s in Zuid-Amerika dachten daar vast anders over. Die werden door de soldaten van Pizarro en de meegereisde Europese ziekten bijna uitgeroeid.
Ik parkeer mijn motor onder de arcades van het plein en klim naar het kasteel. Vanaf het hoogste punt kijk ik uit over het grote lege land dat behalve Pizarro zo veel avonturiers heeft voortgebracht. In de afdaling weerkaatst het geluid van mijn voetstappen tussen de gevels. Een oud dametje schuift een gordijn opzij om te zien wie er door de straat loopt. Ze staart me na tot ik de hoek om ben.
Met de laagstaande zon in de rug rijd ik aan het einde van de middag verder naar het oosten. Ergens moet de afslag liggen naar mijn hotel, het witte landhuis van de familie Rodriguez. Uiteindelijk wijst een bordje de weg: Camino de Buenavista. Zoon Jésús opent de ijzeren poort, en die avond eet ik de lekkerste gerechten van de streek, klaargemaakt door moeder Angeles.
Na het dessert neem ik mijn glas en de fles rode wijn mee naar buiten. Het is een zwoele avond. De wind ritselt door de sinaasappelbomen. Ik schenk mijn fles leeg en denk aan morgen. Een oud baasje in het café in Cañameros had gesproken over een wonder, een kapelletje in de bergen dat van onder tot boven beschilderd was. Hij noemde het el cielo, de hemel. Daar wil ik heen.
Belofte
Vroeg in de ochtend gooi ik mijn tas achter op de motor en zet hem met spanbanden stevig vast. Dit is misschien wel het mooiste moment van de dag. Het draagt een belofte in zich. Niets ligt vast, alles kan gebeuren.
Mijn route voert onder meer naar Medellín, de geboorteplaats van Hernán Cortés, veroveraar van Mexico. Natuurlijk staat zijn standbeeld op het plein van de stad. Zoals in Villanueva de la Serena het beeld staat van Pedro de Valdivia, gouverneur van Chili, en in Jerez de los Caballeros dat van Vasco Núñez de Balboa, stichter van Panama.
Dat er zo veel conquistadores uit Extremadura komen, is geen toeval. Ook in de zestiende eeuw was dit een arme streek, en zelfs als je van adel was, had je weinig keus: het klooster in, of op een houten schip naar de andere kant van de wereld.
Soepel rijd ik door een eindeloze reeks bochten. Het decor van heuvels, eikenbomen en knokige akkers werkt rustgevend. Je zou denken dat het onaangetaste natuur is, maar alles wat je ziet is mensenwerk. De dehesa, zoals het landschap heet, werd eeuwen geleden bedacht als de perfecte mengvorm van natuur en landbouw.
Aan het eind van een moeilijk begaanbare weg zie ik plots het kapelletje staan: de Ermita de la Virgen del Ara. Ik zet de motor op de zijstandaard, loop naar deur en stap de duisternis binnen. Het duurt even voor mijn ogen gewend zijn aan het schaarse licht, maar dan zie ik het. Links, rechts, boven, voor én achter me. De kapel is één groot schilderij vol Bijbelse taferelen en historische gebeurtenissen.
Ik neem plaats op een houten bank en kijk om me heen. De oude baas in het café had niets te veel gezegd.
Zand en stof
Mooie dagen rijgen zich aaneen. Zand en stof zijn geen vijanden meer, maar vertrouwde reisgenoten. Af en toe stop ik om mijn ogen schoon te wrijven en mijn droge mond te spoelen met water. In het begin waren het hinderlijke onderbrekingen, nu zijn het automatismen. Zoals ik halverwege de ochtend steevast een barretje opzoek voor een café solo en een tostada. Soms als vreemdeling, vaak als welkome gast.
Ik passeer plaatsjes als Zafra, Jerez de los Caballeros en Olivenza, maar voel steeds minder de behoefte om af te stappen. Hoe meer kilometers ik met mijn motor maak, hoe meer ik lijk op te gaan in de omgeving. De reis wordt een gemoedstoestand.
Daar is Badajoz met zijn oude binnenstad en Moorse kasteel. Op het plein voor de kerk is het gezellig druk, en in de straten eromheen zorgen schoonheid en verval voor een spannend decor. Normaal gesproken zou ik langer in zo’n stad blijven, maar nu knaagt de onrust. Ik wil zo snel mogelijk terug in het zadel van de vintage BMW R Nine T. Van bezienswaardigheden weet je min of meer wat je kunt verwachten, van een landweggetje niet.
Mijn route doorsnijdt het Parque Nacional de Monfragüe. Het asfalt leidt precies tussen twee enorme rotsformaties door waar honderden roofvogels zweven.
Voor het eerst in dagen hangen er wolken boven het land. Op het vizier van mijn helm vallen spetters, maar de weg blijft droog. De regendruppels verdampen voor ze het asfalt raken.
Na een nacht in Jarandilla de la Vera rijd ik verder naar het noorden. Dankzij natuurlijke bronnen is het landschap in de heuvels van La Vera en de Valle de Jerte groener. De dorpen bestaan uit stenen huizen die schouder aan schouder zijn gebouwd rondom een centraal plein. In Cuacos worden de arcaden gedragen door zuilen die afkomstig zijn van een Romeinse opgraving. Een middeleeuwse vorm van recycling.
Ik moet me concentreren. Het uitzicht is mooi, maar het wegdek pokdalig. Achter elke bocht kan plots een gat in het asfalt opduiken, groot genoeg om het voorwiel in te laten verdwijnen. Ik schuif naar het puntje van het zadel, zet mijn laarzen schrap op de steps en stuur scherp van bocht naar bocht.
En ineens voel ik het. Het compromisloze landschap van Extremadura laat geen ruimte voor ruis. Het is eerlijk, recht voor zijn raap. Je houdt ervan of je vervloekt het. Die overzichtelijke eenvoud maakt mij gelukkig.
In het dorpje Hervás stap ik nog één keer af. Mooie huizen herinneren aan de grote Joodse gemeenschap die er in de vijftiende eeuw woonde. Op een piepklein terras met een handvol dorpelingen rek ik mijn pauze zo lang mogelijk, want zo meteen gaat het over honderden saaie kilometers autobaan richting Madrid.
Op de terugweg naar mijn motor zie ik een oude zigeunerin die naast een kerkdeur zit te slapen. Zachtjes stop ik het wisselgeld van de lunch in haar bedelbakje. Als ik bijna uit het zicht ben verdwenen, hoor ik haar schorre stem: ‘Buen viaje.’ Goede reis.
Hoe kom je er?
Extremadura beschikt niet over een eigen luchthaven. De beste opties zijn: vliegen naar Madrid, Sevilla of Lissabon met aansluitend een huurauto of -motor. Deze heb je ook nodig om de streek te ontdekken. Meer informatie: turismoextremadura.com, tourspain.es.
Waar kun je overnachten?
La Posada de los Sentidos
Een casa rural met vijf kamers in het charmante dorp Jarandilla de la Vera. Elke kamer is met liefde ingericht en heeft een eigen authentiek karakter.
Hotel rural Viña las Torres
Voormalig landhuis van de familie Rodriguez dat uitkijkt over het golvende landschap nabij Trujillo. Omgeven door een heerlijke tuin met citrusbomen en zwembad. De kamers zijn klassiek Spaans en in de keuken staat moeder Angeles achter het fornuis.
Parador de Trujillo
Een oase van rust, comfort en huiselijkheid. Gevestigd in een deel van een oud klooster aan de rand van de binnenstad. De inrichting is een mix van traditioneel en hip. Er is een fijn zwembad en een restaurant met goede, regionale keuken.
Hospedería Mirador de Llerena
Voormalig stadspaleis met sfeervolle patio. Tal van authentieke details en vanaf de toren op dak, de mirador: het beste uitzicht over stad en omgeving.
Hotel Gran Casino de Extremadura
Een zakelijk luxehotel dat normaal gesproken geen plek zou krijgen in ons overzicht. Maar wat een fenomenaal uitzicht! Over de rivier de Guadiana en de historische stad van Badajoz.
Parador de Cáceres
Mooi adres in het historische hart van de stad. Hier kun je je onderdompelen in de sfeer van het Werelderfgoed en uren slenteren langs de gevels van zandsteen. Het hotel zelf bevindt zich in een voormalig stadspaleis uit de Renaissance.
Hans Avontuur is schrijver en fotograaf. Eerder maakte hij voor Traveler reportages over onder meer Namibië, Albanië en Charleroi.