Het huidige Tibetaanse Hoogland is een kaal en onafzienbaar plateau van droge steppen dat zich tegen de achtergrond van de Himalaya hoog boven de zeespiegel verheft. Maar 26,5 miljoen jaar geleden waren delen van deze regio nog bedekt met neerslagrijke bosgebieden, waar een heel ander soort wolkenkrabber leefde: een van de grootste zoogdieren die ooit op aarde heeft rondgelopen.
Het pas ontdekte wezen, dat vorige week werd gepresenteerd in het wetenschappelijke tijdschrift Communications Biology, is een uitgestorven neef van de moderne neushoorn en heeft de naam Paraceratherium linxiaense gekregen. Het prehistorische dier moet zo’n 24 ton hebben gewogen – viermaal zoveel als de moderne Afrikaanse olifant. Alleen al zijn schedel was meer dan een meter lang.
Het is de grootste soort uit een groep van reusachtige neushoorns zonder hoorns die tussen 50 en 23 miljoen jaar geleden in heel Centraal-Azië voorkwamen. P. linxiaense en zijn verwanten zijn allemaal beroemd om hun enorme omvang. Een gemiddeld volwassen exemplaar moet een schofthoogte van bijna vijf meter, een ruim twee meter lange hals en een kolossale schedel hebben gehad. De moderne giraffe kan van top tot teen tussen de 4,5 en 5,5 meter hoog worden.
De reuzenneushoorn “moet in staat zijn geweest uit bloembakken op de tweede tot en met vierde verdieping van een flatgebouw te eten,” zegt National Geographic-onderzoeker Pierre-Olivier Antoine, neushoornpaleontoloog aan de Université de Montpellier en een van degenen die de nieuwe studie voor publicatie heeft beoordeeld.
P. linxiaense behoorde tot de laatste groep van deze reuzen uit het geslacht Paraceratherium, die rond 26,5 miljoen jaar geleden leefden. Dankzij hun ouderdom en locatie helpen de nu ontdekte fossielen – waaronder een complete schedel, een kaak en drie rugwervels – wetenschappers om de stamboom van Paraceratherium te verfijnen en werpen ze nieuw licht op het gebied waar deze torenhoge neushoorns zijn ontstaan en hoe ze zich over het huidige Azië hebben verspreid.
Prehistorische reus
Paraceratherium-fossielen zijn zeldzaam en vaak zeer fragmentarisch, waardoor het voor paleontologen lastig is om de evolutie en het verspreidingsgebied van het geslacht in kaart te brengen. Deze dieren lijken lange tijd alleen in Centraal-Azië te hebben geleefd, hoewel de eerste Paraceratherium-soort die werd ontdekt in een gebied voorkwam dat nu in het westen van Pakistan ligt. Hoe kon de reuzenneushoorn helemaal naar deze contreien zijn afgezakt?
Onderzoekers onder leiding van Tao Deng, zoogdierpaleontoloog aan het Chinese Instituut voor de Paleontologie van Gewervelde Dieren en de Paleoantropologie in Beijing, hebben nu ontdekt dat de nieuwe soort P. linxiaense nauw was verwant aan de Pakistaanse soort P. bugtiense, en dat wijst op een Pakistaanse herkomst van de soort.
De nieuwe fossielen zijn gevonden in de bruine zandsteenformaties van het Linxia-bekken in Centraal-China. Daar vertellen afzettingen van soms een kleine twee kilometer dikte het verhaal van de laatste dertig miljoen jaar aan geologische en natuurlijke geschiedenis, die wordt verhelderd door de prehistorische fossielen die verspreid in de gesteentelagen zijn aangetroffen.
In de jaren vijftig beweerden boeren in de streek ‘drakenbotten’ gevonden te hebben. Een tijdlang werden deze overblijfselen verkocht aan medicijnenfabrikanten en als ingrediënten in traditionele Chinese heelmiddelen gebruikt. Maar in de jaren tachtig erkenden paleontologen dat de regio fossielen van grote wetenschappelijke waarde uit het late Oligoceen herbergde, het tijdperk tussen de 28 en 23 miljoen jaar geleden.
Sinds die tijd hebben paleontologen van het Instituut voor de Paleontologie van Gewervelde Dieren en de Paleoantropologie onderzoek gedaan naar de afzettingen van het Linxia-bekken en het rijke scala aan fossielen dat ze bevatten.
In mei 2015 stuitten Deng en zijn collega’s in de buurt van het dorpje Wangjiachuan op een zeldzame vondst: de complete schedel en kaak van een reuzenneushoorn en nog drie rugwervels van een ander exemplaar. Toen ze de 26,5 miljoen jaar oude beenderen onderzochten, waaronder de bijna 1,16 meter lange schedel, waren ze volgens Deng verbluft door de enorme omvang en de intacte staat ervan.
Gezien de overeenkomsten met de reuzenneushoorn uit Pakistan wijzen de nieuwe bevindingen erop dat deze kolossen tussen de 35 en 30 miljoen jaar geleden vrijelijk door een verspreidingsgebied trokken dat zich uitstrekte van Centraal-Azië tot het Indiase subcontinent. Het tropische klimaat in dat tijdperk “stelde de reuzenneushoorn in staat om weer naar het noorden, naar Centraal-Azië, te trekken, wat duidelijk maakt dat het Tibetaanse Hoogland nog niet op een zo hoog niveau boven de zeespiegel lag,” schrijft Deng in een e-mail, een idee dat wordt onderbouwd door geologische vondsten die duidelijk maken dat de regio tot ongeveer 25 miljoen jaar geleden nog altijd enkele lager gelegen gebieden omvatte.
Raadsels rond een reus
Volgens de Franse paleontoloog Antoine draagt de nieuwe studie bij aan onze inzichten in de geografische patronen die in de verschuivingen van het verspreidingsgebied van de reuzenneushoorn zijn te ontwaren. Zo blijkt uit het overzicht van recente vondsten dat in de nieuwe studie is gepresenteerd dat deze dieren nooit via de Oeral de overstap van Azië naar Europa hebben gemaakt, waarschijnlijk omdat dit gebergte een onneembare barrière vormde.
Het nieuwe onderzoek kan ook verklaren waarom de reusachtige neushoorns later ook in gebied opdoken dat nu in Turkije ligt en waar eveneens fossielen van deze soorten zijn gevonden. Volgens Antoine wijzen fossielen die nog niet wetenschappelijk zijn beschreven erop dat de reuzenneushoorn na het bereiken van Pakistan zijn verspreidingsgebied via het huidige Afghanistan en Iran richting Turkije heeft uitgebreid.
Maar enkele van de fossielen die dat verhaal vertellen, zijn voorgoed voor de wetenschap verloren gegaan. Een collectie van driehonderd fossielen die mede door Antoine in Pakistan bijeen werd gebracht, waaronder ook resten van reuzenneushoorns, werd in 2006 verwoest toen het Pakistaanse leger tijdens een slepende burgeroorlog in de provincie Beloetsjistan de stad Dera Bugti bombardeerde. In hetzelfde jaar kwam de Beloetsjistaanse voorman Nawab Akbar Boegti tijdens een confrontatie met het Pakistaanse leger door een explosie om het leven. Boegti was een belangrijk aanspreekpunt voor paleontologen die in het gebied werkten en bood de wetenschappers ook bescherming.
In het geval van P. linxiaense bevinden de fossielen zich veilig en wel in het Paleozoölogisch Museum van Hezheng, in de Noord-Chinese provincie Gansu. Deng verwacht veel van de vervolgstudie naar de overblijfselen, waarbij ook het spierweefsel van het dier gereconstrueerd zal worden en dus een betere inschatting van zijn lichaamsgewicht gemaakt kan worden.
Nu de wetenschap bewezen heeft dat de reuzenneushoorn over het huidige Tibetaanse Hoogland zwierf, hoopt Deng dat er in deze regio nog meer fossielen gevonden zullen worden van dit wezen – een wolkenkrabber van een dier, op het dak van de wereld.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com