Paus Gregorius IX was bepaald geen fan van katten. Zijn afkeer ging zo ver dat hij tijdens zijn pontificaat verkondigde dat katten de geest van Satan in zich droegen. Als gevolg van zijn uitspraken daalde de kattenpopulatie flink – een ontwikkeling die Europa later nog duur zou komen te staan.

Paus Gregorius IX en de inquisitie

Gregorius IX was de 178ste paus van de katholieke kerk en regeerde van 1227 tot 1241. Met zijn aanstelling erfde hij de leiding over de inquisitie: de rechtbank van de kerk die ketterij opspoorde en vervolgde.

Gregorius nam deze taak uiterst serieus. Iedereen die de kerk in twijfel trok, kon rekenen op harde maatregelen. Voor hem waren ketters niet zomaar ongevaarlijke rebellen, maar een bedreiging voor het voortbestaan van de kerkelijke macht.

Leestip: Wat waren de populairste huisdieren in de Middeleeuwen?

Hoewel er bij zijn aantreden werd verkondigd dat beschuldigden een eerlijk proces zouden krijgen, liep het in de praktijk vaak anders. Mensen werden soms zonder overtuigend bewijs veroordeeld. Zijn inquisiteur, Konrad von Marburg, zei daarover: ‘Het is beter om honderd onschuldigen te verbranden dan ook maar één ketter te laten ontkomen.’

Katten en duivelse invloeden

In Europa groeide zo tijdens deze inquisitie een enorme angst voor alles wat met ketterij in verband werd gebracht. Gregorius zag overal duivelse invloeden, en soms werden die zelfs in de vreemdste bronnen gevonden. Eén daarvan waren katten: zij zouden de geest van Satan in zich dragen.

Waar zijn afkeer van katten precies vandaan kwam, is onduidelijk, maar zijn houding zou de loop van de Middeleeuwen voor deze dieren sterk beïnvloeden. Plots werden katten gelinkt aan alles wat heidens was: van hekserij tot satanisme. Zo kreeg dit eens zo geliefde dier een zeer slechte reputatie.

Leestip: Hoe is het om een kat te zijn? Zo ervaart jouw huisdier de wereld om zich heen

Het nieuws verspreidde zich razendsnel door Europa. Mensen weken uit wanneer een kat hen kruiste, en de dieren werden zelfs gedood uit angst dat de duivel door de straten liep. Vooral zwarte exemplaren verdwenen uit het stadsbeeld.

Onbedoelde gevolgen

Aanvankelijk leek de kerk weinig te merken van de negatieve beeldvorming rond katten. Na verloop van tijd zagen andere dieren echter hun kans schoon: zonder hun natuurlijke vijand kregen ratten vrij spel om zich door de steden te bewegen. Hun aantallen namen snel toe, net als de vlooien die ze bij zich droegen. Die verspreidden Yersinia pestis, de bacterie die de verwoestende builenpest veroorzaakte.

Hoewel tijdens Gregorius’ pontificaat de grote pestuitbraken nog decennia ver weg waren, vermoeden sommige historici dat het verdwijnen van katten de latere epidemieën sterk verergerde. Minder katten betekende simpelweg meer ratten, en dus meer besmettingskansen.

Leestip: Waarom droegen artsen vogelmaskers tijdens pestuitbraken?

Het is onmogelijk om precies te meten hoeveel invloed de pauselijke kattenjacht uiteindelijk had, maar Gregorius’ persoonlijke afkeer zou weleens fatale gevolgen kunnen hebben gehad.

Een gelukkig einde

De associatie met zwarte katten en hekserij bleef in de Middeleeuwen hardnekkig bestaan. Gelukkig kent de kat vandaag de dag weer waardering in het Vaticaan. Zo zou Paus Leo XII, naar verluidt een nors en stug man, weer opfleuren wanneer hij zijn grijsharige kat Micetto zag.

Ook Benedictus XVI stond bekend om zijn liefde voor katten. Als paus mocht hij volgens de regels van het Vaticaan geen huisdieren houden, maar toch nam hij altijd de tijd om katten die hem bezochten te vertroetelen. Zo vonden deze dieren uiteindelijk toch weer hun plek in Rome.

Steun de missie van National Geographic en krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium. Word nu lid!