Ooit was de pest de meest gevreesde ziekte op aarde, die in ogenschijnlijk onstuitbare pandemieën honderden miljoenen mensen doodde en de slachtoffers trof met monsterlijk opgezwollen lymfeklieren, zwarte plekken op het lichaam en andere gruwelijke symptomen.
In het zeventiende-eeuwse Europa droegen de ‘pestmeesters’ die de slachtoffers van de epidemie verzorgden, een kostuum dat een sinistere aanblik bood: ze kleedden zich van top tot teen in een lang gewaad en droegen een masker met een lange, vogelachtige snavel. De reden achter deze snavelmaskers was een misvatting over de aard van de gevaarlijke ziekte.
Tijdens uitbraken van de builenpest in de zeventiende eeuw – een pestvariant die Europa eeuwenlang met epidemieën trof – huurden steden zogenaamde pestmeesters in, die arm en rijk behandelden met de gebrekkige kennis waarover men destijds beschikte. Deze dokters schreven brouwsels en andere remedies voor die bescherming tegen de pest moesten bieden, maar ze stelden ook testamenten op en verrichten autopsies – en dat alles terwijl ze hun snavelmasker droegen.
De oorsprong van het kostuum wordt doorgaans toegeschreven aan Charles de Lorme, een dokter die in de zeventiende eeuw was belast met de zorg voor talloze leden van Europese vorstenhuizen, onder wie de Franse koning Lodewijk XIII en Gaston d’Orléans, de zoon van Maria de Médici. De Lorme beschreef een kostuum dat bestond uit een mantel die was ingesmeerd met welriekende was, een kniebroek (culotte) die aan hoge laarzen was bevestigd, een ingestopt overhemd en een hoed en handschoenen van geitenleer. Pestmeesters droegen een staf waarmee ze de slachtoffers konden prikken (of van het lijf houden).
Maar het was hun hoofdtooi die het meest opmerkelijk was: pestmeesters droegen een bril, zo schreef De Lorme, en een masker met een snuit “van vijftien centimeter lengte in de vorm van een snavel, gevuld met parfum en met slechts twee gaten, één aan weerszijden en nabij de neusgaten, die voldoende zijn om adem te halen en om samen met de lucht het aroma van de ingesloten kruiden in het voorste gedeelte van de snavel mee te voeren.”
Hoewel dit kostuum door pestmeesters in heel Europa werd gedragen, maakte de aanblik ervan vooral in Italië veel indruk, zozeer zelfs dat de pestmeester een bekende figuur in de commedia dell’arte en tijdens carnavalsvieringen werd. Ook vandaag de dag zijn het kostuum en het masker van de pestmeester in Italië nog populaire carnavalsuitdossingen.
De angstaanjagende outfit was niet alleen maar een morbide modegril, maar bedoeld om dokters en verzorgers tegen ‘miasmen’ te beschermen. Voordat de moderne theorie van ziekteverwekkers vaste voet aan de grond kreeg, geloofden dokters dat de pest werd verspreid in giftige dampen of ‘miasmen’, die een evenwichtsverstoring in de humores of lichaamssappen van een persoon veroorzaakten. Men meende dat plekken waar de pest heerste met zoete en scherpe parfums gezuiverd konden worden en dat degene die deze aroma’s opsnoof beschermd zou zijn; in deze tijd werden kleine boeketjes van bloemen en kruiden (ruikertjes), wierook en andere welriekende stoffen dan ook veel gebruikt.
Pestmeesters vulden de snavels van hun maskers met theriak, een mengsel van meer dan 55 verschillende kruiden en andere bestanddelen, waaronder poeder van addervlees, kaneel, mirre en honing. De Lorme dacht dat de ingeademde lucht dankzij de lange snavel van het masker genoeg tijd had om te worden doordrongen van het aroma van de beschermende kruiden, waarna het gezuiverd in de neusgaten en longen van de pestmeester kon doordringen.
In werkelijkheid werd de pest veroorzaakt door de bacterie Yersinia pestis, die van dieren op mensen kan overspringen en wordt overgedragen middels vlooienbeten, contact met besmette lichaamssappen of weefsels, en inademing van besmette druppeltjes die bij het hoesten of niezen van mensen met de pest in de lucht worden geblazen.
Drie afgrijselijke pestpandemieën trokken door de wereld voordat de oorzaak van de ziekte eindelijk werd ontdekt: de eerste pandemie, de ‘Pest van Justinianus’, doodde rond 561 na Chr. ongeveer 10.000 mensen per dag en zou uiteindelijk tientallen miljoenen slachtoffers eisen. Tussen 1334 en 1372 stierf circa een derde van de Europese bevolking gedurende de Zwarte Dood, die daarna tot aan 1879 af en toe bleef opduiken. De derde pandemie hield tussen 1894 en 1959 in grote delen van Azië huis. (Wat is een pandemie en waarom is de term belangrijk?)
Uiteindelijk haalde het kostuum – en de methoden – van de pestmeesters weinig uit. “Helaas droegen de behandelstrategieën van de vroegmoderne pestmeesters weinig bij aan het verlengen van levens, de verlichting van het lijden of aan genezing,” schrijft historicus Frank M. Snowden.
Pestmeesters waren direct herkenbaar, maar tot de opkomst van de moderne microbiologie en de ontdekking van antibiotica kon hun kostuum weinig uitrichten tegen de ziekte.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com