De Middeleeuwen in Europa (circa 500 tot 1500 n.C.) staan bekend als een tijd van stilstand en zelfs verval, maar niets is minder waar. In de Middeleeuwen werd ontzettend veel bereikt, ontdekt en ontwikkeld. Ook op het gebied van onderwijs. Maar hoe was het onderwijs in de Middeleeuwen eigenlijk geregeld?

De allereerste scholen in Nederland

De eerste scholen in Nederland ontstaan waarschijnlijk in de Middeleeuwen. Deze werden vermoedelijk opgezet naar het voorbeeld van Engelse kloosterscholen, waar een klein aantal jongens werd opgeleid tot monnik of priester. Uit Engeland trokken geestelijken, ook wel missionarissen genoemd, naar het vasteland van Europa om het christelijke geloof te verspreiden.

Leestip: Deze vier ideeën over de Middeleeuwen zijn hardnekkig – en onjuist

Dit gebeurde ook in Nederland. Twee beroemde missionarissen genaamd Willibrordus en Bonifatius namen in Nederland jongens in de leer die hen hielpen bij hun missiewerk. Rond 750 n.C. werd in Utrecht de eerste school waarover we iets weten opgericht: een kloosterschool, gesticht door Gregorius, een leerling van Bonifatius. Ook hier werden jongens opgeleid tot monnik of priester.

Het belang van onderwijs in het Frankische rijk

Karel de Grote regeerde van 768 tot 814 over het grote Frankische Rijk en streefde ernaar dat alle jongens naar school gingen. Hij begreep het belang van onderwijs, cultuur en wetenschap en richtte verschillende kloosterscholen en bibliotheken op.

Hij stelde in 789 n.C. zelfs een wet in: ‘Et ut scolae legentium puerorum fiant...’ Oftewel: ‘En dat er scholen zullen gesticht worden, waarin de kinderen lezen....’ Volgens deze wet moesten alle jongens in het Frankische Rijk op een kloosterschool leren lezen, schrijven, zingen en bidden.

Leestip: Waren mensen in de Middeleeuwen écht zo onwetend?

Het is geen toeval dat Karel de Grote onderwijs belangrijk vond. Hij maakte binnen het feodale stelsel, ook wel leenstelsel genoemd, gebruik van monniken, priesters en edellieden die konden lezen en schrijven. Dit terwijl het overgrote deel van de bevolking destijds analfabeet was. Daarnaast stond de verspreiding van het christelijke geloof hoog op zijn agenda. Met deze aanpak wilde hij meer eenheid in zijn rijk tot stand brengen.

Binnenschool en buitenschool

Vanaf de elfde eeuw ontstaat door de opkomst van steden en de groei van handel en nijverheid een behoefte aan beter opgeleide burgers. Maar niet iedereen wilde monnik of priester worden.

Leestip: 6 middeleeuwse uitvindingen die we nog steeds gebruiken

De kloosterschool maakte het daarom mogelijk dat burgerjongens voortaan ook werden opgeleid voor functies in het plaatselijk bestuur of in de handel. De kloosterschool splitste zich op in twee scholen: een binnenschool voor jongens die werden opgeleid tot monnik of priester en een buitenschool voor burgerjongens.

Wat leerde je op de kloosterschool?

Jongens konden op de kloosterschool het eerste onderwijs, het vervolgonderwijs en het latere universitaire niveau volgen. In de onderbouw leerden ze lezen, schrijven en zingen. Ook het leren van de Latijnse taal was belangrijk omdat dit de voertaal van vervolgonderwijs was.

Na de onderbouw bestudeerden leerlingen de zeven vrije kunsten: het trivium (grammatica, retoriek en dialectiek) en het quadrivium (rekenkunde, meetkunde, sterrenkunde en muziektheorie). Hierna was het mogelijk om verder te studeren, bijvoorbeeld theologie of rechten.

Koorzang was een van de belangrijkste vakken op de kloosterschool. Naast het lesprogramma namen leerlingen verplicht deel aan kerkdiensten en andere godsdienstige oefeningen. Ook rekenen werd belangrijk aangezien burgerjongens dit nodig hadden voor de handel.

Een streng beleid

Er was op de kloosterschool geen ruimte voor dagdromen. De leraar gaf les door voor te lezen uit de bijbel of andere religieuze teksten, waarna de leerlingen de stof uit hun hoofd moesten leren. Dit was omdat perkament en handgeschreven boeken destijds zeer kostbaar waren.

Leestip: Fatima al-Fihri: hoe een moslimvrouw de oudste universiteit ter wereld stichtte

Pas wanneer een leerling een tekst volledig uit het hoofd kende, leerde hij letter voor letter, woord voor woord lezen. De leerlingen oefenden schrijven met een schrijfstift of stylus op een wastafeltje en dit ging op dezelfde manier als het leren lezen. Ze begonnen met letters, gingen verder met lettergrepen en schreven uiteindelijk psalmteksten na.

Ook was er geen ruimte voor het overtreden van de regels. Leraren regeerden met een strenge hand en strafden leerlingen met de stok of de roede. Toch was geen enkele kloosterschool hetzelfde; de kwaliteit hing vooral af van de kennis en kunde van de leraar.

De ontwikkeling van onderwijs

De kloosterscholen bloeiden, maar niet iedereen kon naar school. Veel jongens konden het zich niet veroorloven, omdat ze hun ouders moesten helpen op het land of in de werkplaats. Ook moest men soms een flink eind lopen en was naar school gaan simpelweg te ver weg.

Tot 1300 werden alle scholen gesticht en beheerd door kerken en kloosters. Vanaf de veertiende eeuw ontstonden ook onafhankelijke scholen, waar bovendien meisjes toegang kregen. Zo legde het middeleeuwse onderwijs de basis voor het schoolsysteem zoals we dat vandaag kennen.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!