De nationale parken van Europa vormen een veelzijdige verzameling aan landschappen: gletsjers, vulkanen, oerbossen, bergketens en de wilde Atlantische kust. In veel gevallen is de zomer de beste tijd om deze natuurgebieden te bezoeken. We kozen er acht uit die de diversiteit van het Europese continent het beste laten zien.
1. Nationaal park Écrins (Frankrijk)
Moeder Natuur was op haar avontuurlijkst toen ze het op één na grootste nationale park van Frankrijk schiep: Massif des Écrins (te zien op de foto bovenaan) en de omliggende bergketens. Als je vanuit Grenoble aan komt rijden, zie je de piramidevormige pieken al uit de vallei omhoog schieten.
Barre des Écrins is met 4102 meter de hoogste berg van het nationale park. Hij is iets lager dan de beroemde Mont Blanc, maar wel veel dramatischer: de perfecte achtergrond voor je vakantiefoto’s. Je mag er zelfs onder bepaalde voorwaarden een nachtje wildkamperen.
Leestip: Deze vijf grotten mag je niet overslaan als je in Frankrijk bent
Wie liever een dak boven zijn hoofd heeft, kan naar Les Deux Alpes, Monêtier-les-Bains of Orcières Merlette. Deze plaatsen doen in de winter dienst als skistation, wat betekent dat je er ’s zomers goedkope vakantieappartementen kunt huren en gebruik kunt maken van de stoeltjeslift, fietsroutes, zwembaden en tennisbanen. Op zoek naar iets kleinschaligers? Langs de rivier Séveraisse vind je verschillende schattige plaatsjes, zoals La Chapelle-en-Valgaudémar.
2. Nationaal park Dolomiti Bellunesi (Italië)
De Dolomieten zijn ontzettend populair. Skiërs weten de spectaculaire pistes ieder jaar te vinden, vijfsterren spa-hotels zitten vol met gasten die willen ontspannen en opladen, en de uitstekende maaltijden en wijnen maken van de regio een gastronomische hotspot.
Niet zo vreemd dus, dat resortstadjes als Cortina d’Ampezzo, Corvara, Sëlva en Canazei nogal druk zijn geworden. Iets meer naar het zuiden (en dichter bij het vliegveld van Venetië) is het gelukkig wat ongerepter en rustiger.
Dankzij de bijzondere geologie van de Dolomieten barst het nationale park van de rotsachtige torens, kliffen en torenspitsen. Maar wat er aan de voet van de bergen ligt, is minstens zo interessant: beukenbossen, zeldzame bloemen, edelherten, gemzen, wolven, beren, steenarenden – het is een rijke mix. De beste manier om alles te ervaren is door naar een berghut te klimmen, zoals Rifugio Bianchet.
3. Nationaal park Pembrokeshire Coast (Wales)
In de lente en vroege zomer barst het op de eilanden Skomer en Skokholm van de broedende zeevogels, zoals de papegaaiduiker. Vanaf eind augustus klimmen grijze zeehonden op de ontoegankelijke stranden om hun pups te krijgen.
Er zijn verschillende manieren om de ruige kustregio van Pembrokeshire te ontdekken, zoals zeekajakken en rondstruinen in getijdenpoelen. Maar de avontuurlijkste manier is coasteering. Samen met een gekwalificeerde gids baan je je een weg langs de kustlijn, onder kliffen door, klauterend over scheren en dwars door geheime grotten. Uiteraard beschermd door een wetsuit, zwemvest en een helm.
Zoals voor alle activiteiten in Pembrokeshire geldt: je kunt het beste van tevoren boeken, vanwege de grote populariteit. Dat geldt ook voor de accommodaties, zeker in toeristische plekken als Solva, Fishguard en St Davids.
4. Nationaal park Kerry Seas (Ierland)
Páirc Náisiúnta na Mara, Ciarraí, de Ierse naam van het park, ligt in het zuidwesten van Ierland. Het beschermde gebied is een belangrijke broedplaats voor haaien en roggen.
Het park is niet echt één geheel, maar bestaat uit losse fragmenten, zowel op land als op zee. Maar die fragmenten zijn wel bijzonder mooi. Bovenaan de lijst staat Skellig Michael, wat ons betreft een van de mooiste eilanden van Europa. De piramide van leisteen en zandsteen torent 217 meter boven de Atlantische Oceaan uit. De zeker duizend jaar oude overblijfselen van een vroeg-middeleeuws klooster zijn het kroonjuweel.
Leestip: Waarom kregen we in Nederland pas relatief laat kloosters?
Je kunt het eiland van half mei tot eind september bezoeken met een boot. Daarmee kun je ook naar de Blasket-eilanden, die ook bij het nationale park horen. Houd er rekening mee dat het een populaire kustlijn is, dus boek je reis van tevoren.
5. Nationaal park Vatnajökull (IJsland)
Om de bloedstollende kracht van de natuur te ervaren, ga je naar nationaal park Vatnajökull in IJsland. Het is met bijna 15.000 vierkante kilometer het grootste nationale park van Europa (buiten Rusland om), en is een buitengewone mix van vulkanische, glaciale en door overstromingen vormgegeven landschappen.
Leestip: Het bekendste rondje van IJsland: de Golden Circle
Veel plekken zijn onbereikbaar, bedolven onder een deken van ijs die op sommige plekken nog steeds meer dan 900 meter dik is. Maar in de zomer, tussen eind juni en eind augustus, kun je er gemakkelijk een hele week op ontdekkingstocht. Huur een auto met vierwielaandrijving om over de modderige wegen te rijden en zodat je riviertjes kunt oversteken.
Twee plekken die je echt gezien moet hebben, zijn de waterval Dettifoss en spleetvulkaan Laki. Toen die laatste in 1783 uitbarstte, vloog er 120 miljoen ton aan zwaveldioxide de lucht in.
6. Nationaal park Lofotodden (Noorwegen)
Lofoten is een keten van onwaarschijnlijk steile en magnifieke eilanden, die ieder jaar een miljoen bezoekers trekt. Het nationale park Lofotodden werd in 2019 opgericht om de spectaculairste delen van de westkust, bij Moskenesøya, te ontzien.
Hier reiken de fjorden tot diep in het eiland, en bijna ieder stukje land lijkt een rots of een klif te zijn. Je vindt er prachtige stranden, en wildkamperen is de beste manier om het allemaal te ervaren. Daarvoor moet je wel over uitdagend terrein kunnen hiken, en geen enkel spoor van je bezoek achterlaten.
Je moet ook de juiste uitrusting hebben om met de wisselvalligheid van het Noord-Atlantische klimaat om te gaan. Het ene moment word je overvallen door regen, het volgende door zonneschijn. Is dit je iets te heftig? Er zijn ook knusse b&b’s te boeken in de vissersdorpjes langs de oostkust, maar daar moet je wel een flink budget voor hebben.
7. Nationaal park Triglav (Slovenië)
Het enige nationale park van Slovenië is niet het grootste nationale park van Europa, maar wel een schoonheid. De berg Triglav in de Julische alpen is 2864 meter hoog, en het bereiken van de top is voor veel bergwandelaars een doel. Het laatste deel van de route is een via ferrata – een parcours met staalkabels.
Er zijn ook toegankelijkere manieren om van het park te genieten, zoals zwemmen in het kristalheldere water van het meer van Bohinj, raften in de Soča-vallei en wandelen over de alpiene weilanden van de hoogvlakte Pokljuka.
Je kunt overnachten in het skidorp Kranjska Gora, vanaf waar je eenvoudig verschillende bergsporten kunt beoefenen. Voor de echte alpiene rust ga je naar het plaatsje Ukanc, verscholen aan de westkant van het meer van Bohinj.
8. Nationaal park Oulanka (Finland)
Het Finse nationale park Oulanka beslaat 270 vierkante kilometer oerbos, moerassige veengebieden en kolkende rivieren. In de zomer wemelt er het van het leven. Beren, lynxen, elanden, wolven, auerhoenders, zeldzame orchideeën – je vindt ze allemaal in dit bos-ecosysteem, waar het vanaf half augustus ook wemelt van de muggen, dus bereid je daarop voor.
Ondanks dat het park zo afgelegen ligt, is het een populaire bestemming om te hiken. Je kunt er een beroemde meerdaagse tocht afleggen: de Karhunkierros (het Berenpad). Langs de gemarkeerde route van 82 kilometer vind je kampeergebieden en hutten. Vind je dit iets te uitdagend? Dan zijn er genoeg kortere hikes die je onder begeleiding van een gids kunt doen.
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!