Het warrige bladerdak van de menselijke stamboom heeft er weer een nieuwe tak bij: onderzoekers in de Filippijnen maakten onlangs bekend dat ze een voorheen onbekende soort oermens hebben ontdekt.
Deze kleine voorloper van de mens, Homo luzonensis, leefde ten minste 50.000 tot 67.000 jaar geleden op het eiland Luzon. De mensachtige werd geïdentificeerd aan de hand van in totaal zeven tanden en zes kleine botjes en blijkt in het bezit te zijn geweest van een mengeling van oude en meer geavanceerde eigenschappen. Door de belangrijke ontdekking die afgelopen woensdag bekend werd gemaakt in het wetenschappelijke tijdschrift Nature is Luzon het derde Zuidoost-Aziatische eiland in de afgelopen vijftien jaar waar verrassende sporen zijn gevonden van menselijke activiteit.
“De eilanden van de Filippijnen zijn héél lang eigenlijk buiten beeld gebleven,” stelt coauteur en projectleider Armand Mijares, een National Geographic begunstigde die als archeoloog werkzaam is aan de University of the Philippines Diliman. Maar dat is helemaal anders geworden dankzij H. luzonensis.De vondst is ook opnieuw een ontkrachting van het oude idee dat de mens zich in een keurige, rechte lijn ontwikkelde van minder naar meer geavanceerd.
“Ik werd heel blij van deze nieuwe ontdekking,” schrijft Yousuke Kaifu, een niet bij het onderzoek betrokken paleoantropoloog bij het Japanse Nationale Museum voor Natuur en Wetenschap in Tokio, in een e-mail.“Hierdoor wordt de opvallende diversiteit van de oude (primitieve) Hominini die ooit in Azië leefden nog weer eens duidelijk, op een manier die ik nooit had durven dromen.”
Aida Gómez-Robles, een paleoantropoloog die verbonden is aan het University College London, was een van onderzoekers die het artikel beoordeelde voordat het werd geplaatst. Zij aarzelt of al zonder enige twijfel kan worden vastgesteld dat het om een nieuwe soort gaat. Maar, voegt ze daaraan toe, de mogelijke verklaringen die kunnen worden gegeven voor de bijzondere fossielen zijn allemaal even interessant.
“Dit is absoluut een van de belangrijkste vondsten in jaren,” stelt ze.
Dieper graven in het verleden van Azië
Tientallen jaren geleden leek de geschiedenis van Azië redelijk overzichtelijk, hoewel er nog stukken ontbraken. Paleoantropologen wisten dat oermensen zoals Homo erectuszich bijna een miljoen jaar geleden via landbruggen verspreidden in de richting van wat nu Indonesië is. De gedachte was dat deze mensachtigen niet verder naar het oosten konden dankzij oceaanstromen die zonder boten niet over te steken waren.
Vooral Luzon zou lastig te bereiken zijn geweest voor de oermensen, omdat het eiland nooit via landbruggen aan het vasteland vastzat. Daarom gingen archeologen ervan uit dat het geen zin had om dieper te graven, naar oudere grondlagen. Toen Mijares in 2003 voor het eerst opgravingen deed in de Callao-grot, vond hij aanwijzingen voor 25.000 jaar oude menselijke activiteiten, maar hij groef nooit verder dan zo'n 120 centimeter diep.
“De meeste Zuidoost-Aziatische archeologen gingen bij opgravingen hooguit tot zo'n twee meter diep,” aldus Mijares.
Dat veranderde in 2004, toen onderzoekers de Homo floresiensis ontdekten—een kleine oermens, ook wel “hobbit” genoemd, die tot zo'n 50.000 jaar geleden leefde op het Indonesische eiland Flores. Geïnspireerd door die vondst ging Mijares in 2007 terug naar de Callao-grot om letterlijk verder te graven.
Het team groef nog eens zo'n anderhalve meter meer grond af dan waar ze in 2003 waren gestopt, zonder een fossiel tegen te komen. Maar toen stuitten ze op een laag zogenaamd breccie, een gesteente dat is opgebouwd uit brokstukken van ouder gesteente. Deze laag bleek botfragmenten te bevatten die lang geleden de grot in waren gespoeld. In eerste instantie leken de beenderen alleen afkomstig te zijn van dieren, zoals herten en zwijnen. Maar bij nadere inspectie viel één stukje op: een bijna geheel intact voetbotje dat van een mens afkomstig leek. Het team stuurde het fossiel op naar Philip Piper, een van de coauteurs van de nieuwe studie, die onderzoek deed naar de dierlijke resten.
“Ik kreeg een telefoontje van hem: ‘Ha vriend, je hebt menselijk materiaal te pakken,” vertelt Mijares. “Ik zei: ‘Echt? Daar moeten we een biertje op drinken!”
In 2010 maakten Mijares en collega's de vondst van het 67.000 jaar oude fossiel bekend. Ze trokken voorzichtig de conclusie dat het bot afkomstig was van een kleine verwant van de Homo sapiens. Daardoor was de vondst toentertijd waarschijnlijk de oudste verwijzing naar onze soort op de Filippijnen. Maar Mijares vermoedde dat het fossiel mogelijk van een nieuwe soort was, misschien zelfs een ‘Luzon-versie’ van de H.floresiensis.Om daarover meer zekerheid te krijgen, moest het team meer fossielen vinden.
Iets ouds en iets nieuws
Tot zijn geluk werden bij nieuwe opgravingen in de Callao-grot in 2011 en 2015 nog twee teenkootjes gevonden, samen met zeven tanden, twee vingerbotjes en een stuk van een dijbeen. De overblijfselen hoorden in totaal aan ten minste drie verschillende individuen toe.
Uit de rondingen en groeven van de kleine fossielen blijkt een onverwachte mix van oeroude en meer geavanceerde eigenschappen. De geringe omvang van de tanden en hun relatief eenvoudige vorm wijzen op een relatief ‘moderne’ mens, maar een van de bovenste kiezen heeft drie wortels, wat bij minder dan drie procent van de moderne mensen voorkomt. Een van de voetbotjes lijkt veel op die van de mensachtige Australopithecus, een groep waartoe ook onze beroemde voorouder Lucy hoort en die circa drie miljoen jaar geleden in Afrika rondliep.
“Ik ben het met de auteurs eens dat deze combinatie van eigenschappen anders is dan alles wat we ooit eerder hebben gezien,” zegt María Martinón-Torres, directeur van het Spaanse Nationale Onderzoekscentrum voor de evolutie van de mens.
Antropologe Shara Bailey van de New York University is een expert op het gebied van oude tanden. Zij merkt op dat de Zuid-Afrikaanse Homo naledi, die werd ontdekt door een team waar ook National Geographic begunstigde Lee Berger deel van uitmaakte, ook eigenschappen heeft die deels oud en deels modern lijken. Zij ziet de twee vondsten als bewijs dat ‘mozaïek’-evolutie bij mensachtigen veel vaker voorkwam dan eerder werd gedacht.
Martinón-Torres stelt verder dat de gemengde eigenschappen van de tanden enigszins lijken op die van 15.000 jaar oude hominini-resten die werden gevonden in het arrondissement Dushan in het zuiden van China en die onlangs door haar en haar collega's werden beschreven. Deze vondst vormt, samen met die van de H. luzonensis,, opnieuw een bewijs dat zo'n twaalfduizend jaar geleden, toen het Pleistoceen tegen zijn einde liep sprake was van een verbazingwekkende diversiteit onder de hominini in Azië.
Een naam is maar een naam
Hoewel veel onderzoekers lovend zijn over de grondigheid waarmee het onderzoek werd uitgevoerd, blijft het lastig om een soort te herkennen op basis van slechts 13 kleine botjes en tanden. De pogingen van de wetenschappers om DNA uit het materiaal te halen mislukten, wat niet ongebruikelijk is bij vondsten die duizenden jaren lang hebben liggen stoven in de hitte en vochtigheid van de tropen.
Door de geringe lengte van de H. luzonensis is het mogelijk dat bepaalde kenmerken van de botten primitiever lijken dan ze in werkelijkheid zijn, stelt John Hawks, paleoantropoloog aan de Amerikaanse University of Wisconsin-Madison die niet betrokken was bij de studie. Vergelijkingen tussen deze soort en andere, al bekende hominini zijn daardoor moeilijker te maken. Hoewel bepaalde eigenschappen zeer overtuigend overkomen en hij van mening is dat het niet onredelijk is om te stellen dat het om een nieuwe soort gaat, luidt zijn eindconclusie toch: “Ik zou heel graag willen dat er meer botten waren.”
Andere wetenschappers durven de stelling dat H. luzonensis een nieuwe soort is, wel aan.
“Het onderzoeksteam is zeer zorgvuldig en grondig te werk gegaan bij het beschrijven van deze nieuwe fossielen. In mijn ogen is het terecht dat ze spreken van een nieuwe soort, met een nieuwe naam,” stelt archeoloog Adam Brumm van de Australische Griffith University in een e-mail. Hij is een expert op het gebied van H. floresiensis en was niet bij het nieuwe onderzoek betrokken. “Dit is echt een sensationele vondst.”
Onderzoeksleider Florent Détroit, die verbonden is aan het Franse Muséum national d'Histoire naturelle, voegt daar nog aan toe dat “soort” een door mensen bedachte categorie is die bedoeld is om de evolutionaire geschiedenis van de mens inzichtelijker te maken, en die niet per se een-op-een een beschrijving is van de biologische realiteit.
“Als collega's in de toekomst aantonen dat we ernaast zaten, omdat de fossielen wel passen bij een van de al bekende soorten oermensen, dan gooien we ze op een hoop en vergeten we de nieuwe soort. Maar tot die tijd ben ik ervan overtuigd dat dit de enige juiste manier was om het te doen,” stelt hij in een e-mail.
Het juiste gereedschap
Los van hoe de nieuwe oermens uiteindelijk ook wordt ingedeeld, zijn wetenschappers enthousiast over de aanwijzingen dat onze voorouders op de Filippijnen zich bezighielden met bekende activiteiten, zoals het gebruik van gereedschap.
In het artikel uit 2010 waarin het voetbotje uit de Callao-grot werd beschreven (dat nu wordt gezien als afkomstig van H. luzonensis), wordt ook de vondst genoemd van een hertenbot in dezelfde grondlaag, waarop krassen te zien lijken van stenen werktuigen. Michael Petraglia, paleoantropoloog bij het Duitse Max-Planck-Institut für Menschheitsgeschichte ziet dat bot als een teken dat H. luzonensis een jager was, die behendig was in het maken van gereedschap.
Er zijn ook aanwijzingen dat Luzon zelfs nog eerder werd bewoond door H. luzonensis of een andere oermens. In 2018 maakten Mijares en zijn collega's de ontdekking bekend van stenen gereedschap en een skelet van een geslachte neushoorn die meer dan 700.000 jaar oud zijn en die niet ver van de Callao-grot werden aangetroffen. Doordat de gevonden menselijke resten en het gereedschap uit zulke verschillende perioden stammen, is het moeilijk te zeggen of de gebruikers van het stenen gereedschap voorlopers waren van H. luzonensis, of dat er geen sprake was van een verwantschap tussen deze twee oermensen.
Een scheepslading aan mogelijkheden
De H. luzonensisevolueerde net als de H. floresiensistot een klein formaat, maar het is onbekend welke omstandigheden op de eilanden verantwoordelijk waren voor de verschillen tussen de soorten. En hoewel uit talloze studies blijkt dat er regelmatig sprake was van vermenging van soorten, weten we niet of de voorouders van H. luzonensiscontact of nakomelingen hadden met andere oermensen die toen in Azië leefden, zoals de raadselachtige Denisovamensen.
“Je zou dit kunnen zien als een soort natuurlijk experiment in de menselijke evolutie,” stelt Gerrit van den Bergh van de Australische University of Wollongong, een expert op het gebied van H. floresiensis.
Een andere grote vraag is hoe de voorouders van H. luzonensis überhaupt op de Filippijnen terechtkwamen. In 2016 maakten onderzoekers de vondst bekend van stenen gereedschap op het Indonesische eiland Sulawesi dat tussen de 118.000 en 194.000 jaar oud is, of in ieder geval 60.000 jaar ouder dan de oudst bekende moderne mensen op het eiland. Die ontdekking lijkt er, samen met de vondst van de fossielen op Flores en Luzon op te duiden dat de verspreiding van oermensen in de regio niet zo zeldzaam of incidenteel was als wetenschappers eerder dachten.
“Als neushoorns kunnen zwemmen en zo ergens kunnen belanden, dan is het zeker niet ondenkbaar dat erectus, floresiensis en luzonensis misschien niet zwommen, maar zich per vlot verplaatsten, of misschien zelfs per boot,” stelt Petraglia. “Het is pure speculatie, maar er zijn een paar overtuigende argumenten voor die stelling.”
Een ding is in ieder geval duidelijk: er leefden in Zuidoost-Azië waarschijnlijk meer soorten oermensen dan nu uit fossielen blijkt. Mijares blijft intussen op zoek naar andere sporen van H. luzonensis, onder meer via een onderzoek dat op dit moment plaatsvindt in het Biak na Bato National Park op Luzon, dat plaatsvindt met steun van de National Geographic Society. Hij ziet de toekomst zonnig tegemoet, zowel voor H. luzonensis als voor de Aziatische antropologie.
“Ik ben heel trots, omdat wij, als Filipino's en inwoners van Zuidoost-Azië, tot nu toe slechts een marginale rol speelden in deze discussie. Nu kunnen we ons actief in het debat mengen, omdat het belang van ons gebied en onze vindplaatsen nu worden erkend,” stelt hij. “Dat is, denk ik, mijn bijdrage aan deze wereld.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com