Dit artikel verschijnt in de oktober 2020 editie van National Geographic Magazine.
Toen paleontoloog David Evans van het Royal Ontario Museum en patholoog Mark Crowther van McMaster University hun gemeenschappelijke liefde voor dinosauriërs ontdekten, besloten ze hun kennis van fossielen en de medische wereld te combineren en een onderzoek te starten naar ziekten die deze machtige wezens hebben gekweld. Het Tyrrell Museum in Drumheller was daarvoor de aangewezen plek, met zijn enorme collectie dinosauriërbotten met medische afwijkingen. Na honderden botten te hebben geanalyseerd, stuitte het onderzoeksteam op een bijzonder exemplaar: een zwaar misvormd kuitbeen van Centrosaurus apertus, een gehoornde planteneter, met een tumor ter grootte van een appel.
Met behulp van röntgenfoto’s en CT-scans en door analyse van het botweefsel en vergelijking met mensenbotten, kwamen ze tot de conclusie dat dit exemplaar van Centrosaurus leed aan een agressieve vorm van osteosarcoom, een vorm van botkanker die bij mensen vaak in de buurt van de knie wordt gevonden en meestal voorkomt tussen de tien en twintig jaar, de levensfase waarin we het snelst groeien. ‘Dinosauriërs groeiden enorm snel en ook bij deze dino ontwikkelde de kanker zich tijdens zijn groeispurt, rond de knie,’ aldus Evans. ‘Dat duidt erop dat deze ziekte zich al miljoenen jaren op dezelfde manier ontwikkelt.’ Vandaag de dag is osteosarcoom de meest voorkomende bottumor bij honden.
Het vinden van kanker in prehistorische dieren als dinosauriërs is hoogst uitzonderlijk. Er zijn weliswaar al eerder goedaardige tumoren aangewezen in dinosauriërs, maar dit is de eerste keer dat met een team van paleontologen en medisch experts is vastgesteld dat ze botkanker konden krijgen. De meeste vormen van kanker die we nu kennen ontwikkelen zich in zacht weefsel, dat maar heel weinig in fossielen wordt aangetroffen omdat het in de loop van de tijd vergaat, en deze tasten de botten verder ook niet aan. ‘Een dinosauriërbot vinden dat tekenen van kanker vertoont, is zoeken naar een speld in een hooiberg,’vertelt Evans.
Het Centrosaurus-bot is dus een unieke vondst. De kanker heeft hier wel zijn sporen achtergelaten en was al zodanig uitgezaaid dat het dier heel zwak moet zijn geweest. Toch was het waarschijnlijk niet zijn doodsoorzaak. Het zieke bot werd opgegraven tussen duizenden andere botten van Centrosaurus, wat erop wijst dat het dier leefde in een kudde die gelijktijdig is omgekomen door een vloedgolf. Maar zonder die beschermende kudde had de tumor zich niet eens zo ver kunnen ontwikkelen – dan was deze verzwakte dinosauriër allang ten prooi gevallen aan een hongerige tyrannosaurus.
Lees nog veel meer over dinosauriërs in de oktober 2020 editie van National Geographic Magazine.