Toeval. Daar draait het zo’n beetje om, iedere keer dat ik een dartpijl op de kaart gooi. Al moet ik bekennen dat ik, eenmaal op pad, het toeval vaak moedwillig de nek omdraai door mijn telefoon te gebruiken. Wanneer stopt die regenbui? Waar ben ik precies? Waar zal ik straks naartoe gaan – je kent het wel.
Dit keer laat ik het ding thuis. Op het station, voordat ik in de trein richting Sneek stap, voel ik eens te meer hoe verslaafd ik ben. Automatisch reik ik in mijn jaszak om mijn telefoon te pakken. Opgelucht constateer ik dat mijn binnenzak leeg is. Ik lach. Laat die reis maar komen.
Als ik drieënhalf uur later uitstap in Sneek, merk ik onmiddellijk hoezeer ik gewend ben niet te navigeren met mijn zintuigen, maar met mijn smartphone. Thuis had ik een blik op de kaart van Sneek geworpen om te kijken waar mijn hotel, Logement 3B, zo ongeveer ligt: ergens in het centrum van het vriendelijke Friese stadje. Maar waar precies, dat ben ik tegen de tijd dat ik hier rondloop alweer vergeten. Een halfuur nadat ik uit de trein ben gestapt, zie ik – hoe toevallig – een winkel waar dartspellen worden verkocht. Maar vlak voordat ik wil binnenlopen om te vragen waar ik moet zijn, zie ik een eindje verderop het uithangbord van het hotel al hangen. Dat kan geen toeval zijn.
Ik drop mijn spullen in het hotel en ga weer aan de wandel. Ik houd even halt boven op de Waterpoort. Er schieten beelden door mijn hoofd uit 1997, toen ik in mijn studentenhuis op tv naar de laatste tocht der tochten keek. Zal het er ooit nog van komen? vraag ik me af. Lang duurt die gedachte niet. Het waait hard, ik glijd bijna weg.
Een eind verderop zie ik het Himalayan Restaurant. Het is lang geleden dat ik Nepalees heb gegeten. De laatste keer was in Kathmandu, waar ik was om een verhaal over de herstelwerkzaamheden in het jaar na de aardbeving van 2015 te maken. De eigenaresse van het restaurant vertelt dat ze nu twaalf jaar in Nederland woont. Daarvoor woonde ze in een vluchtelingenkamp in het oosten van Nepal, net als meer dan honderdduizend andere etnische Nepalezen die in de jaren negentig Bhutan ontvluchtten. Ze is een van de 165 ‘uitgenodigde’ vluchtelingen die vanaf 2008 naar Nederland kwamen. De Nepalese Bhutanezen zijn nagenoeg overal waar ze terecht zijn gekomen succesvol gebleken. Dat merk ik ook in het restaurant in Sneek. De eigenaresse spreekt erg goed Nederlands en de dal bhat (gestoomde rijst met een stoofpot van peulvruchten) die ze serveert is prima. Al kan er natuurlijk niets op tegen de ervaring van het eten van deze mengeling van curry’s in de bergen van Nepal.
Tandenborstel
Vlak voor ik in bed wil stappen, ontdek ik dat ik mijn tandenborstel ben vergeten, zoals me al een paar keer eerder is overkomen tijdens de dartworptrips. Het is bijna tien uur. Ik trek mijn kleren weer aan, ga op een drafje de straat op en scoor op de valreep een nieuwe tandenborstel bij een supermarkt die nog open is. Op de weg terug zie ik een videotheek. Een videotheek! Die kom ik niet vaak meer tegen. Ik zie dat er nog licht brandt. Eigenaar Bert Holtrop (75) vertelt maar al te graag dat het hartstikke goed gaat met de zaken. ‘Ik heb hier de allernieuwste films die nog niet op streamingdiensten staan. Voor mensen die drie, vier films per maand kijken, is de videotheek nog altijd een oplossing. Je betaalt je stiekem blauw aan al die streamingdiensten.’
Vijftien minuten later heeft Bert al talloze andere verhalen verteld: dat hij eens een hamburger heeft gegeten met Wesley Snipes. ‘Zo’n klein mannetje, maar wel breed,’ zegt hij met handgebaren die de hoogte en breedte van Snipes moeten uitbeelden. En dat hij naast Roman Polanski zat bij de première van The Pianist. ‘Hij vroeg me wat ik ervan vond. Even later stonden we naast elkaar bij het toilet. Als ik je vanavond nóg eens tegenkom, verdenk ik je van stalking, zei ik, haha.’ Hij vertelt over een klus als undercoveragent. Over een handel in bussen uit Wit-Rusland. ‘Nu even lastig, vanwege de situatie in Oekraïne.’
Enigszins onthutst door alles wat ik heb gehoord, loop ik terug naar het hotel. Waarschijnlijk trekt de videotheek een hoop mensen voor wie niet alles snel en efficiënt hoeft, concludeer ik.
Ontelbaar veel ganzen
De volgende dag ben ik eigenlijk van plan om op het station van Sneek een OV-fiets huren, maar als ik zie dat het treintje naar IJlst nét arriveert, besluit ik erin te springen. Een paar minuten later stap ik uit in het dorp en wandel richting het water. Daar tref ik brugwachters Ruurd en Koos, die een prachtig plekje hebben op een kruispunt van drie waterwegen. Of ze wandeltips hebben, vraag ik. ‘Je moet naar Workum, een prachtige tocht van zeventien kilometer,’ tipt Koos. ‘Je gaat zeker grutto’s zien. Gisteren heb ik er nog gelopen. En als je ze niet ziet, dan hoor je ze wel.’
Ik neem het advies ter harte. Vlak buiten IJlst praat ik weer met een brugwachter die bevestigt dat ik op de goede weg ben. Ondanks de automatisering blijken er nog heel wat brugwachters de talloze bruggetjes over de Friese wateren te bedienen. Vanuit IJlst loop ik in westelijke richting. De schaduwen van de wolken glijden rap over de weilanden. Het waait hard. Westenwind, windkracht 8. Vanwege het broedseizoen zijn de weidevogels hyperactief. Ik zie kieviten, scholeksters, watersnippen en talloze waterhoentjes, eenden en vooral ganzen. Ontelbaar veel ganzen. Ik moet opletten dat ik niet in hun ferme drollen stap, die ze rijkelijk hebben achtergelaten. Door de wind klotst het water uit de Oudegaasterbrekken op het voetpad. Misschien wordt het pad zo wel schoon, zeg ik hardop en ik merk dat m’n wangen wapperen in de wind als ik praat. Ik kijk om me heen, maak regelmatig een pirouette, maar zie geen grutto’s. Horen kan ik ze ook al niet door de straffe wind, die me dwingt schuin te lopen.
De vorige dag had de eigenaresse van het hotel me al verteld dat het niet goed gaat met de gruttopopulatie. ‘Jochem Myjer zit dezer dagen in een glazen huis hier in de buurt om aandacht te vragen voor de grutto. Misschien is het leuk voor je om daar even langs te gaan.’ Zo tactisch en beleefd mogelijk had ik het voorstel zwijgend gepareerd. Brugwachter Koos had me verteld dat de grutto’s goed gedijen op kruidenrijk grasland. Maar door afname van weidegebieden en bloemrijk grasland wordt de habitat van de grutto, maar ook van andere weidevogels, bedreigd.
Vlak buiten Oudega (niet te verwarren met twee andere dorpen met dezelfde naam in Friesland) tref ik Gina en Sanne, twee consultants uit Amsterdam en Utrecht die de Randstad even zijn ontvlucht en een weekje vanuit Friesland werken. ‘Wel luxe hoor, dat we die mogelijkheid hebben,’ zegt Gina, net als ik worstelend met de straffe wind. We wandelen zo’n tien minuten samen op voordat de twee teruglopen richting Oudega. Ik loop verder naar Workum. Langs de Monnikenburenmolen, een poldermolen uit 1832, langs pasgeboren lammetjes, door een landschap zoals ik me in mijn jeugd zo’n beetje voorstelde tijdens het lezen van de De schippers van de Kameleon, over de Friese tweelingbroers Hielke en Sietse.
Onderonsje
Als ik in Workum arriveer, ben ik helemaal uitgewaaid. Vlak voor een venijnige regenbui losbarst, stap ik het Jopie Huisman Museum binnen. Mijn moeder had een zwak voor het werk van de kunstschilder en het museum wakkert dat bij mij ook aan. Huismans schilderijen ontroeren me. De verwondering over het landschap rond Workum kreeg veel ruimte in zijn werk. Dankzij de doeken waardeer ik de Friese meren en de weilanden waar ik net doorheen liep met terugwerkende kracht nog meer.
De volgende dag zet ik koers richting Indijk, de plek waar mijn pijl de kaart raakte. Weer verander ik op het laatste moment van plan: in plaats van een bus te nemen, huur ik toch een OV-fiets. Ik geef mijn spullen af bij mijn volgende onderkomen, Omke Jan in Woudsend. Eigenaar Jan vertelt me dat designer Piet Hein Eek vijf jaar geleden het ontwerp van de gerenoveerde boerderij maakte. Als ik vertel dat ik naar Indijk wil, vertelt Jan dat hij er bijna iedere dag gaat zwemmen bij het strandje aan het Heegermeer. ‘Of ik ga hier recht voor de boerderij in de rivier de Ee.’ Even overweeg ik te opperen de volgende ochtend mee te gaan, maar ik slik het in. Zo min mogelijk plannen, dat is deze keer echt het devies.
Ik fiets richting Indijk, een gehucht zo’n anderhalve kilometer buiten Woudsend. Het dorpje is een uniform geheel. Ik zie maar twee soorten huizen: houten huisjes en huizen met puntdaken en dakkapellen. Er is niemand op straat behalve de vrouwelijke postbode met wie ik even praat over het weer. De wind waait kracht vier op de schaal van Beaufort – minder hard dan de dag ervoor. Verderop zie ik het strandje waar Jan het over had. Op de minicamping ernaast is het stil. Ik klop aan bij twee caravans en een luxe tent, maar krijg geen gehoor. Dus fiets ik verder langs het Heegermeer en even later de Fluessen, het op een na grootste meer van Friesland. Ik lunch met een pizza in Balk en stap weer op de fiets richting Sloten, waar ik de pittoreske dorpskern in me opneem. Het ene dorp is hier nog mooier dan het andere. Daarbuiten domineren drie dingen: water, weilanden en stelpboerderijen, een typisch Fries bouwwerk met vaak een uilenbord op de nok: een driehoe - kig bord in de vorm van twee zwanen met gekromde halzen.
Een tocht van bijna dertig kilometer brengt me terug in Woudsend, waar ik een biertje bestel op het terras van café De Watersport. Ik babbel even met een stel uit de Randstad dat een flinke boottocht achter de rug heeft en bedenk me dat ik deze dag eigenlijk alleen maar korte onderonsjes heb gehad. Soms zijn er van die dagen, reflecteer ik de volgende ochtend aan het ontbijt bij Omke Jan. Na mijn tweede koffie zie ik Jan een duik nemen in de Ee. Het is begin april en pas een paar graden boven nul. Ik ben blij dat ik de dag ervoor niet had beloofd mee te gaan. Je kunt het toeval natuurlijk altijd een beetje bijsturen. Precies diezelfde gedachte schiet door mijn hoofd in de trein terug. Niet ver bui - ten Heerenveen zie ik vanuit de trein eindelijk toch een grutto. Honderd procent zeker, zeg ik zonder dat mijn medereizigers iets horen. Ik besef dat de kans groot is dat ik de grutto zou hebben gemist als ik op dat moment zoals gewoonlijk gedachteloos op mijn smartphone had zitten scrollen en neem me voor het ding vaker in de la te laten liggen.
Voor meer informatie en tips voor je bezoek kun je terecht op friesland.nl
SLAPEN - Logement 3B, Sneek Historisch stadshotel.
Omke Jan, Woudsend Friese stolpboerderij, eigentijds verbouwd tot hotel onder leiding van ontwerper Piet Hein Eek.
DOEN - Jopie Huisman Museum, Workum Gewijd aan kunstschilder en tekenaar Jopie Huisman (1922-2000).
Meer Dartworp?
Dartworp: Door het hart van Wallonië