Op 25 maart 1647 loopt een VOC-schip, volgeladen met specerijen, in de Tafelbaai aan de grond. Die noodlottige gebeurtenis zou niet alleen grote gevolgen hebben voor de bemanning, maar ook allesbepalend zijn voor het verloop van de geschiedenis van Zuid-Afrika.

Het stranden van dit schip, de Nieuw Haarlem, en de daaropvolgende gebeurtenissen werden opgeschreven door VOC-­onderkoop­man Leendert Jansz van Tongeren. Dat verhaal begint op 16 januari 1647.

Gestrand in de Tafelbaai

Op die dag vertrekt de Nieuw Haarlem onder aanvoering van schipper Pieter Pietersz uit Batavia, het hoofdkwartier van de VOC in Azië. Het schip maakt deel uit van een klein handelskonvooi volgeladen met peper, foelie, kandijsuiker, indigo, kaneel, kamfer, porselein en Japans textiel.

Leestip: Hoe de multiculturele wijk District Six in Kaapstad om zeep werd geholpen

Bij aankomst ziet Pieter Pietersz in de verte een onbekend schip voor anker liggen. Op dat moment is het windstil. Als men per sloep ­poolshoogte wil nemen, begint het plotseling verraderlijk te waaien. Uit alle macht probeert ­Pietersz voor de wind te blijven varen, in de hoop dat de Nieuw Haarlem dieper water bereikt, maar in plaats daarvan beweegt het schip steeds verder richting het strand.

Uit vrees dat het ‘aenstucke geslage’ zou worden, voeren ­officieren koortsachtig overleg. De grootste zorg is de kostbare handelswaar. Verschillende ­goederen, waaronder 82 balen kamfer, ­tachtig balen kaneel en 5 kisten Japans textiel, worden verscheept naar de Witte Olifant en de Schiedam, twee andere schepen die de Tafelbaai hebben bereikt.

De achterblijvers van Fort Zandenburgh

In de daaropvolgende dagen gaan scheepstimmerlieden op het strand aan de slag met het bouwen van tenten en een geïmproviseerde houten fortifi­catie voor de lading en de bemanning die zouden achterblijven. Wanneer ‘Fort Zanden­burgh’ eenmaal staat, maken de twee zusterschepen van de Haarlem zich klaar voor vertrek.

Ook Pieter Pietersz gaat aan boord. Als gezagvoerder dient hij verantwoording af te leggen aan de VOC-directie: de ­Heeren XVII. Op 12 april zien 62 mannen hoe de Witte Olifant en de Schiedam aan de horizon verdwijnen.

Leestip: Hoe Kaap de Goede Hoop een van de beruchtste zeekerkhoven werd

Tijd om te treuren is er niet. Onderkoopman Leendert Jansz is vastbesloten om te blijven. Samen met de achtergebleven eerste stuurman is hij nu de hoogste in rang. In zijn dagboek houdt Leendert Jansz dagelijks precies bij wat en hoeveel uit het ruim is gehaald. De bergingsoperatie zou weliswaar slagen, het zou nog een heel jaar duren voordat de achterblijvers ­worden gered.

Contact met de lokale bevolking

Een gelukkige bijkomstigheid is de aanwezigheid van vers drinkwater en voedsel in de buurt. Van het nabijgelegen Robbeneiland worden ­pinguïns, pinguïneieren en aalscholvers gehaald. Ook wordt een ‘goede quantiteijt visschen gevangen’.

Een andere reden voor de succesvolle overwintering aan de Tafelbaai zijn de vriendschappelijke contacten met de oorspronkelijke inwoners: de Khoikhoi. Er worden runderen en schapen geruild voor brood, tabak en gele koperplaatjes.

Leestip: Werd Manhattan in 1624 echt voor slechts 24 dollar verkocht aan Nederland?

Mettertijd ontstaat wederzijds respect en zelfs een vorm van kameraadschap. Het moet voor de Leendert Jansz dan ook een dubbel gevoel zijn geweest als hij in maart 1648 aan boord stapt van het VOC-schip Vrede om voorgoed afscheid te nemen van deze ‘vrundelijcke inwoonders’.

Eenmaal terug in Amsterdam schrijft de onderkoopman een uitgebreid rapport over zijn ervaringen in Fort Zandenburgh en besluit de VOC-directie tot het vestigen van een permanent verversingsstation bij Kaap de Goede Hoop.

Waar ging het mis?

Het stranden van de Haarlem was de katalysator die de basis legde voor Kaapstad, en voor de huidige multiraciale en multiculturele Zuid-Afrikaanse samenleving. ‘Al onze problemen begonnen met Van Riebeeck,’ zei de toenmalige Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma in 2015 tijdens een toespraak voor het ANC.

Hij doelde op Jan van Riebeeck, de eerste commandeur van de ‘herberg van de zeven zeeën’. Samen met 90 calvinistische kolonisten zette hij op 6 en 7 april 1652 voet aan wal in de Tafelbaai. Van Riebeeck vraagt het ­VOC-bestuur al snel om overplaatsing naar Indië. Daar zouden zijn kwaliteiten beter tot hun recht komen dan tussen deze ‘saaie, domme, luie en stinkende mensen’.

Van het wederzijdse respect en de kameraadschap met de strandloopers is na zijn vertrek in 1662 weinig meer over. Leendert Janz heeft hier waarschijnlijk niets van meegekregen. Hij wordt gepromoveerd tot VOC-koopman in Batavia om vervolgens in anonimiteit te sterven.

Steun de missie van National Geographic en krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium. Word nu lid!