Een kind aan de macht? Dat komt in Europa niet meer voor. Maar in de Middeleeuwen en de periode erna was het geen zeldzaamheid. Volgens de Britse historicus Emily Joan Ward zaten er in Europa en het Byzantijnse Rijk tussen 500 en 1500 bijna honderd machthebbers op de troon die jonger waren dan vijftien.

Veel mensen zullen daar hun bedenkingen bij hebben. Zijn ze daar niet veel te onvolwassen voor? En wie neemt een kind nou serieus? Volgens Ward, die in 2022 een boek schreef over kindkoningen in de Middeleeuwen, is deze pessimistische houding onterecht.

Kindkoningen

Volgens haar werden jonge troonopvolgers al vroeg klaargestoomd voor hun rol. Het was gebruikelijk om de jonge koninkjes mee te nemen naar belangrijke gebeurtenissen. Ze vergezelden hun ouders naar feesten, kerkelijke vieringen en bijeenkomsten met andere koningen. Dat versterkte hun positie als leider. Zo nam Filips II van Frankrijk (1165-1223) al op vierjarige leeftijd deel aan een diplomatische vergadering met de koning van Engeland.

Het volk deed ook niet moeilijk over het gebrek aan levenservaring van hun leiders. Dat had deels te maken met de middeleeuwse visie op Jezus. In die tijd circuleerden er veel verhalen over zijn kindertijd. Voor de middeleeuwse mens was het idee dat een jong kind over grote macht kon bezitten helemaal niet raar. Welke jonge koningen en koninginnen passeerden zoal de revue?

1. Eduard VI van Engeland

Eduard VI (1537-1553, te zien op de afbeelding bovenaan) was de zoon van Hendrik VIII en zijn derde vrouw, Jane Seymour. Eduard besteeg de troon na het overlijden van zijn vader in 1547. Hij was toen negen jaar oud. Zijn opleiding omvatte onder meer paardrijden, schermen en het leren van oude talen. Eduard werd geboren in een uiterst rumoerige tijd. De Reformatie was in volle gang en zijn vader Hendrik VIII had er nogal een potje van gemaakt.

Toen koning Eduard op zijn vijftiende doodziek werd (waarschijnlijk tuberculose) wilde hij koste wat het kost voorkomen dat zijn katholieke halfzus de troon zou bestijgen. In zijn testament wees hij daarom zijn even oude protestantse nichtje aan als rechtmatige troonopvolger: Jane Grey. Na negen dagen op de troon werd ze echter afgezet door Maria. In 1554 werd Jane op Maria’s verzoek op zeventienjarige leeftijd onthoofd.

2. Alexander III van Schotland

Alexander III van Schotland (1241-1286) kwam op zijn zevende aan de macht, na de dood van zijn vader. Op zijn tiende trouwde hij met de Engelse prinses Margaret (1241-1275). Hij was misschien jong, maar stond wel bekend als een knaap met een sterke wil. Zijn schoonvader, de Engelse koning, dwong hem trouw te zweren aan Engeland. Dat deed hij maar deels. Schotland weigerde hij op te geven. Want, zo zei hij, dat land was hem door God gegeven om te regeren.

Er was tijdens zijn regeerperiode veel getouwtrek tussen pro-Engelse en pro-Schotse partijen aan het hof. Omdat hij minderjarig was, kon hij daar weinig aan doen. De invloed van zijn Engelse schoonvader was groot, maar kwam tot een einde toen Alexander op zijn 21ste meerderjarig werd. Hij zette toen ook het werk van zijn vader voort en pakte de Buiten-Hebriden terug van de Noren.

3. Lodewijk XIV van Frankrijk

Hij zou uitgroeien tot één van de machtigste monarchen van Europa. Lodewijk XIV (1638-1715) nam op zijn vierde de troon over van zijn vader. Omdat hij te jong was om te regeren, deed zijn moeder dit in zijn naam. Op zijn vijftiende werd hij officieel gekroond tot koning.

De jonge Lodewijk had het aardig hoog in zijn bol. Hij was ervan overtuigd dat God hem hoogstpersoonlijk op de troon had gezet. Hij gaf zichzelf de bijnaam de Zonnekoning en zag zichzelf als het absolute middelpunt. Toen hij 23 was, gaf hij opdracht het extravagante paleis van Versailles te laten bouwen. Op zijn 44ste dwong hij de Franse adel min of meer daar hun intrek te nemen. Een select clubje moest deelnemen aan een ‘ontwaakritueel’ en toezien hoe de koning werd aangekleed.