Een man genaamd John L. Moore kocht in 1865 een boerderij bij Quincy, in de Amerikaanse staat Illinois. Op zijn land bouwde hij een toren vanwaar hij uitzicht had over de hele omgeving in een straal van zo’n vijftig kilometer. Hij bouwde bovendien een pakhuis waar hij ruim 35.000 liter wijn kon opslaan. Moore noemde de boerderij Tower Place Farm, en in een in 1872 gepubliceerde atlas van de county staat er het volgende over: “De volledige productie van de boerderij bestaat uit wijn, waardoor de naam Tower Place geliefd is bij alle liefhebbers van het pure sap van de druif.”
Het is verbazingwekkend wat je allemaal te weten kunt komen via deze atlassen, die aan het eind van de negentiende eeuw populair waren bij een groot deel van de Noord-Amerikaanse plattelandsbevolking. Oorspronkelijk waren ze bedoeld om eigendom vast te leggen: wie is de eigenaar van welk stuk land. Maar dat veranderde toen uitgevers merkten dat mensen bereid waren geld te betalen voor een korte biografie of de artistieke weergave van hun boerderij, familie of prijswinnend varken, die hun buren ook zouden zien. Het is dan ook niet zo vreemd dat de atlassen zijn opgenomen op sites voor genealogie, zoals Ancestry.com als een bron voor mensen die de stamboom van hun familie willen uitzoeken.
De atlassen werden een middel om te laten zien waar je als individu of plaats trots op was, vertelt Michael Conzen, die als geograaf werkzaam is bij de University of Chicago en die veel over de kaarten heeft geschreven. Sommige atlassen beschrijven hoe een gebied bevolkt raakte, wat bijvoorbeeld in de staat Illinois gebeurde aan het begin van de negentiende eeuw, slechts enkele tientallen jaren voordat de atlassen werden uitgegeven. In die verhalen konden inwoners vaak enigszins geflatteerd verslag doen van hetgeen zij en hun familieleden voor elkaar hadden gekregen.
Conzen schat dat er op het hoogtepunt, in de tweede helft van de negentiende eeuw, meer dan vijfduizend geïllustreerde atlassen werden uitgegeven.
De afbeeldingen bij dit artikel zijn allemaal afkomstig uit één atlas, die van Montgomery County, Illinois, die in 1874 werd uitgegeven door Brink, McCormick & Co. Wesley Brink, die atlassen publiceerde onder verschillende bedrijfsnamen, stond bekend om zijn uitgaven van enkele van de meest uitgebreid geïllustreerde atlassen (Tower Place Farm van wijnproducten John Moore komt voor in een atlas van een andere prominente uitgever, Andreas, Lyter & Co.).
Rond dezelfde tijd dat Moore druk bezig was met zijn druiven in Quincy, kwam een oorlogsheld uit de Amerikaanse Burgeroorlog, genaamd Jesse J. Phillips terug naar zijn geboorteplaats Hillsboro, zo’n 250 kilometer oostelijker in Montgomery County. Phillips had in de oorlog moedig gestreden aan de kant van de Noordelijke staten (er was maar liefst vijf keer een paard waarop hij zat neergeschoten, en hij werd zelf twee keer geraakt), en schopte het tot generaal. Na de oorlog ging hij weer aan de slag als jurist en woonde hij op een goed onderhouden landgoed.
In de biografie over Phillips in de atlas van Brink uit 1874 van de county Montgomery wordt nader ingegaan op zijn belevenissen tijdens de oorlog. Bovendien blijkt dat hij in zijn woonplaats een graag geziene gast was. “In de sociale omgang is de generaal een zeer aangename man. Door zijn uitzonderlijke communicatieve vaardigheden en alerte geest is hij zeer onderhoudend en prettig gezelschap.” Jaren later zou hij zelfs lid worden van de Supreme Court (Hoge Raad) van de staat Illinois.
En ook de buren van Phillips waren van stand, zo is te lezen. John H. Beatty was directeur van de plaatselijke bank (daarvan is onderaan de kaart van het stadje Fillmore hieronder nog net een stukje te zien om de hoek bij de juwelier.) “Hij staat bekend als een van de gerespecteerde, vooraanstaande en betrouwbare heren van Montgomery,” valt over hem te lezen. Beatty fokte bovendien Shorthornrunderen en Poland Chinavarkens op ruim 170 hectare land buiten het stadje (Fancy Boy en Lord Stanley, twee bekroonde dieren van Beatty, staan afgebeeld op de kaart onderaan dit artikel). Zijn vee is “waarschijnlijk het beste in de county,” vermeldt de atlas.
Ook de goede eigenschappen van de inwoners zijn een vaak terugkerend thema. Over veehandelaar James Milton Kelley staat er in de atlas: “Hij was nog nooit in zijn leven beschonken, noch ‘legde hij een kaartje’ of was hij betrokken in een rechtszaak – een goed voorbeeld voor zowel kinderen als buren.” Solomon Harkey, de leerlooier die bovendien de eigenaar was van de boerderij die bovenaan dit artikel staat afgebeeld, was klaarblijkelijk een religieus mens. “Zijn wereldlijke optreden was immer dat van een oprecht gewetensvol christen,” vermeldt de atlas.
De afbeeldingen van keurige boerderijen en goed onderhouden weilanden schetsen, in combinatie met de ronkende biografieën van plattelandsbewoners, een rooskleurig beeld van het leven op het Amerikaanse platteland aan het eind van de negentiende eeuw. De atlassen waren eigenlijk een soort Facebook van hun tijd: mensen toonden zich van hun beste kant, en hadden de neiging om de minder fraaie dingen te verdoezelen. Deze kaarten tonen dus niet het hele verhaal, maar wel het verhaal zoals de mensen in deze gemeenschappen zelf gezien en herinnerd wilden worden.