Philip de Jersey weet werkelijk niet waarom de beenderen van een bruinvis of rondsnuitdolfijn zijn aangetroffen in een middeleeuws graf dat voor een menselijk lichaam bestemd lijkt te zijn geweest.

“Ik heb nog nooit iets vergelijkbaars gezien,” zei hij.

De Jersey, hoofdarcheoloog van het Guernsey Museum and Galleries, heeft de afgelopen drie weken samen met een veldteam van archeologen van het museum opgravingen gedaan bij het kluizenaarsklooster van Chapelle Dom Hue, in het zuidwesten van het Kanaaleiland Guernsey tussen England en Frankrijk.

Op 29 augustus begon De Jersey dagelijkse videoposts over zijn veldwerk op het internet te plaatsen. Bij de eerste opgravingen werd weinig meer dan modder aangetroffen.

Toen kwam dag elf.

“Dit is een van de merkwaardigste en meest bizarre vondsten die ik in 35 jaar opgravingen ben tegengekomen,” zei De Jersey in de video die hij op 15 september postte.

Op de video is een graf te zien dat in de nog vochtige grond is uitgegraven en dat de eeuwenoude schedel van een bruinvis bevat, met aan weerszijden vermoedelijk de schouderbladen van het dier. In het schedeldak zitten boven twee kleine neusopeningen twee gaten van zo’n tweeënhalve centimeter doorsnede, die volgens De Jersey door hongerige ratten zijn uitgeknaagd.

Er zijn inmiddels twee aannemelijke hypotheses over de ongebruikelijke vondst opgesteld.

De eerste is dat de begrafenis een bewust religieuze betekenis had.

Op de vindplaats van Chapelle Dom Hue liggen de ruïnes van een kluizenaarsklooster of hermitage, dat volgens De Jersey uit de veertiende eeuw stamt. In de kleine retraite moeten ooit monniken een tijdlang in afzondering hebben gewoond. De religieuze achtergrond van de streek doet volgens sommige experts vermoeden dat het bruinvisgraf een of andere rituele betekenis had.

De tweede theorie over de vraag waarom bruinvisbotten hier ogenschijnlijk bewust zijn begraven, is dat de monniken van plan waren het dier op te eten (of er al delen van hadden verorberd). In de middeleeuwen werden bruinvissen soms als delicatesse gegeten. Het is aannemelijk dat het zoogdier is gestrand in een van de natuurlijke waterpoelen die zich bij hoogtij langs de kust van het eiland vormen. Nadat de vloed zich had teruggetrokken, zouden de monniken de bruinvis eenvoudig hebben kunnen vangen.

Waarom ze de resten van het dier niet gewoon drie meter verderop in zee hebben gegooid, begrijpen de onderzoekers niet.

Het is mogelijk dat ze het vlees van de bruinvis wilden bewaren om later op te kunnen eten. De Jersey oppert dat de bruinvis met zout kan zijn begraven, om het vlees te conserveren.

“De moeite die ze moeten hebben gedaan...” aldus een mijmerende De Jersey. “Het moet flink veel werk zijn geweest.”

Voor het ‘graf’ van de bruinvis werden symmetrische wanden en een afgerond uiteinde uitgegraven.

Voorlopig kunnen De Jersey en de andere onderzoekers slechts gissen naar de reden waarom de bruinvisbotten werden begraven. De resten zijn naar een laboratorium gestuurd, waar ze aan koolstofdatering worden onderworpen en verder worden geanalyseerd.

Als er zout of andere conserveringsmiddelen worden aangetroffen, wijst dat erop dat de bruinvis waarschijnlijk als voedsel is gebruikt. Maar als geen van deze aanwijzingen wordt gevonden, zal het mysterie volgens De Jersey voorlopig onopgelost blijven.