Bosniër keert terug naar zijn getekende geboorteland
Als kind moest Sulejman Bijedić uit Bosnië-Herzegovina vluchten. Twintig jaar na de oorlog keerde de fotograaf terug naar het dorp van zijn voorouders.

Hoewel hij uit Bosnië vertrok toen hij nog maar vijf jaar oud was, herinnert Sulejman Bijedić zich nog altijd dat hij in het huis van zijn grootouders speelde en hoe zijn vader hem in de rivier de Neretva gooide om hem te leren zwemmen. Hij herinnert zich het geluid van geweerschoten en de chaos op straat. En ook dat zijn vader naar een gevangenenkamp werd afgevoerd. Hij herinnert zich hoe hij ’s nachts naar een haven in Kroatië werd gereden en aan boord van een schip naar Italië werd gebracht. Soms worden dit soort herinneringen opgeroepen door het geluid van een vliegtuig of een sirene.
In 2016 vloog fotograaf Bijedić vanuit Italië naar het geboortedorp van zijn moeder. Met zijn ouders had hij het dorp al eerder bezocht, maar nu was hij slechts in het gezelschap van zijn camera. Hij wilde de moslimgemeenschap fotograferen die in Počitelj was achtergebleven en de mensen die er na de oorlog waren teruggekeerd. Bijedić noemde zijn project ‘Odavle Samo U Harem’ – woorden die hij uit de mond van een dorpsoudste optekende en die zoveel betekenen als ‘Vanaf hier alleen nog naar het kerkhof’.
In de verhalen over de kinderjaren van zijn moeder werd Počitelj opgevoerd als een idyllisch plaatsje, vol cafés en restaurants en omringd door prachtige natuur. Wat hij nu aantrof, was een dorp dat tijdens het uiteenvallen van Joegoslavië in de jaren negentig werd verwoest, in een bittere strijd tussen oosters-orthodoxe Bosnische Serviërs, rooms-katholieke Kroaten en islamitische Bosniërs. De plaatselijke economie was ingestort, de werkloosheid was torenhoog en aloude spanningen waren nog aan de orde van de dag. Afval dreef in de rivier de Neretva.
Inmiddels keren elke zomer steeds meer mensen van zijn generatie uit heel Europa terug om weer contact te leggen met hun geboorteland. “De ouders willen niet dat ze hun wortels, hun taal en hun familie kwijtraken,” zegt Bijedić.
Voor de vluchtelingen is het thuiskomen een bittere ervaring. Ook tientallen jaren na het einde van de oorlog zijn voetbalclubs, winkels en buurten in de dorpen van Bosnië-Herzegovina nog gescheiden naar afkomst.
In 1995 werd een vredesakkoord bereikt en eind jaren negentig begon de internationale gemeenschap vluchtelingen onder druk te zetten weer naar Bosnië terug te keren. Dat zou het land de dringend noodzakelijke economische impuls geven en ook bewijzen dat de verzoeningspolitiek van eerdere jaren had gewerkt, zegt Hannes Eisporn, een mensenrechtenactivist die in 2016 voor zijn masters aan de University of Oxford onderzoek deed naar vluchtelingen uit Bosnië. Wanneer mensen na een oorlog weer terugkeren, zegt hij, “stemmen ze met hun voeten en spreken zo hun vertrouwen uit in het functioneren van hun land.”
Maar terugkeren is nog maar een eerste stap. Daarna begint een proces waarin grondbezit opnieuw wordt opgeëist, huizen worden herbouwd en relaties worden hersteld. Bussen vol terugkerende vluchtelingen werden geëscorteerd door blauwhelmen van de VN en de terugkeerders kregen juridische bijstand. De bodem was bezaaid met landmijnen en ook veel gebouwen waren ondermijnd. De vijandschap was nog niet geweken en terugkeerders werden geïntimideerd en zelfs beschoten, vooral in gebieden waar de etnische samenstelling van de bevolking tijdens de oorlog was veranderd. Nog in 2015 werden mensen fysiek aangevallen wanneer ze naar hun huizen in noordelijk Bosnië terugkeerden. Ruim zevenduizend van hen wonen nog steeds in tijdelijke opvangcentra in het hele land.
In 2004 keerde de miljoenste vluchteling terug naar Bosnië-Herzegovina. Maar de gemiddelde terugkeerder is oud of gepensioneerd, zegt Eisporn. Vaak houden ze ergens in Europa nog een huis aan en reizen tussen hun adoptieland en hun geboortedorp in Bosnië heen en weer. Door een gebrek aan economische kansen willen jonge mensen niet permanent terugkeren naar het land van hun ouders.
In Prijedor, waar Eisporn zijn onderzoek deed, leven gemeenschappen nog steeds langs elkaar heen. De winkels in het centrum zijn in het bezit van Serviërs en nog maar weinig moslims wonen in hun oorspronkelijke buurt. Terugkeerders hebben er slechts een handvol huizen gebouwd, en ze verblijven er maar een gedeelte van het jaar. Het voelde volgens Eisporn aan als een spookbuurt. “Ze keren terug naar hun dorpen, maar dan krijg je twee aparte dorpen zonder dat ze echt met elkaar omgaan.”
In de loop der jaren wordt het lastiger om terug te keren. Eisporn maakt bezwaar tegen de term die door de internationale gemeenschap voor de terugkeer wordt gebruikt: ‘repatriëring’. “Het woord houdt in dat de mensen terugkeren naar hun vaderland [patria in het Latijn],” zegt hij. “Het houdt geen rekening met het feit dat dat geboorteland zelf verandert.”
Om de thuiskomst soepel te laten verlopen, moeten de terugkeerders economische en politieke macht verwerven, concludeerde Eisporn in zijn onderzoek. Maar plannen voor het opbouwen van een land van diversiteit zijn in Bosnië op lokaal niveau niet van de grond gekomen. “Het is een ingevroren conflict,” zegt hij. “Het is nog niet verwerkt.” Ook in landen als Irak en Syrië is er behoefte aan integratie na een bitter conflict, zegt Eisporn, die inmiddels voor de ngo CARE in Irak werkt.
Maar zelfs voor degenen die niet konden terugkeren, kan één bezoek oude wonden helen. Toen Sulejman Bijedić het dorp van zijn moeder bezocht, ontmoette hij een dorpsoudste genaamd Abdulah Boškailo, die meteen begreep waar de fotograaf naar op zoek was. Toen Boškailo op sterven lag, probeerde zijn familie hem naar een ziekenhuis te brengen, maar de man weigerde dat keer op keer en zei dan telkens: “Odavle samo u harem” – ‘Vanaf hier alleen nog naar het kerkhof.’
Zijn verbondenheid met zijn streek sprak Bijedić aan. “Het is voor niemand gemakkelijk om geboren te worden op een plek waarmee je geen direct contact hebt en op te groeien in een vreemd land,” zegt hij. “Het is alsof je geen vaste grond onder de voeten hebt.” Zijn bejaarde vriend hielp hem om die roots weer terug te vinden en hem trots te maken op het land van zijn voorouders. Hij gebruikte Boškailo’s woorden als motto voor zijn fotografische project. “Op het moment dat de soldaten stoppen met schieten, is een oorlog nog niet voorbij,” zegt Bijedić. “Voor veel mensen is het pas het begin, omdat zij de gevolgen van de oorlog hun hele leven lang, of zelfs generaties lang, met zich mee zullen dragen.”