Aan de rand van San Pedro Sula, een stad in het noorden van Honduras die wordt omgeven door moerassen en suikerrietakkers, ligt de dichtbevolkte wijk Planeta, waar de onverharde wegen worden overzien door talloze kerktorens. Planeta is ook een lappendeken van bendeterritoria, waar het ene stratenblok door leden van een bende kan worden beheerst terwijl de volgende drie blokken in handen zijn van rivalen. Gemaskerde politieagenten patrouilleren in hun met stof bedekte kogelvrije vesten door de straten, met de vinger aan de trekker. Er zijn hier geen scholen en maar weinig winkels, dus hebben de inwoners geen andere keus dan via deze straten naar de betere wijken te reizen, waarbij ze het risico lopen in het kruisvuur tussen de bendes verzeild te raken.

Op dit soort plekken is het voor vele generaties van jonge mensen in Honduras overduidelijk dat de aanhoudende spiraal van geweld, corruptie en armoede hen van de kans op een normaal leven heeft beroofd.

Ik kwam hier om een project voort te zetten waaraan ik in 2015 was begonnen: het vastleggen van de gevaarlijke reis die grote groepen Hondurezen naar de Verenigde Staten ondernemen. Steeds opnieuw vertellen vluchtende Hondurese gezinnen in vreselijke details over het moment waarop ze besloten niet langer in hun land te blijven: een directe doodsbedreiging door een dominante bende, een werkplek die zijn deuren moest sluiten vanwege het torenhoge ‘beschermingsgeld’ dat door sicarios wordt afgeperst, of gewoon het aanhoudende wapengeweld in de buitenwijken.

Terror de baas in dit bendegebied geeft de dagorders uit terwijl zijn lijfwacht Wirro de situatie vanuit een boom in de gaten houdt

Ik wilde meer inzicht krijgen in de factoren die hier een rol spelen, dus reisde ik naar de bron van de exodus. Voordat ik in Planeta arriveerde, ging ik ervan uit dat de wijk met harde hand werd geregeerd door nietsontziende criminelen. Maar in plaats daarvan trof ik de plaatselijke bevolking aan in een staat van afwachtende kalmte, in gezelschap van buren, zonen en neven die het vuile werk van bendes opknapten.

De meeste bendeleden met wie ik sprak, waren jonger dan zestien en hadden al een leven van geweld achter de rug. Ze vertelden verhalen over confrontaties waarbij ze het territorium van hun bende tegen rivalen moesten verdedigen. Bij een recente veldslag tussen twee bendes werden zes tieners gedood. Hun in stukken gehakte lijken werden in een beek gevonden.

Ik sprak met een bendelid dat op vroege leeftijd wees was geworden, toen gemaskerde mannen zijn moeder ontvoerden. Ik vroeg hem wie er daarna voor hem had gezorgd. Niemand, zei hij. Zijn grootmoeder gaf hem eten wanneer ze maar kon, maar verder moest hij in zijn eentje de straten afschuimen, totdat hij door een bende werd geadopteerd. Hij droeg nu alleen nog zijn bendenaam, Furia.

Maar ik werd vooral getroffen door de amper 17-jarige Moises. Met hem klikte het meteen. Toen we elkaar eenmaal hadden leren vertrouwen, klauterden we de kale heuvel op die midden in de wijk ligt. Hoog boven de drukte van de straten vertelde hij over de angsten die hem ’s nachts wakker hielden. Moises had zich aangesloten bij de bende waarvan zijn vriendjes al sinds hun tiende lid waren. Hij zou er nooit lid van zijn geworden, vertelde hij, als hij niet jarenlang door politieagenten zou zijn mishandeld en ternauwernood aan schietpartijen tussen de bendes was ontsnapt. Door toch lid te worden, zo dacht hij, zou hij misschien kunnen overleven.

Zijn ouders, voormalige boeren die naar de stad waren getrokken om hun kinderen een beter leven te bieden, smeekten hem om uit Honduras te vertrekken en in de VS een nieuw leven te beginnen – of gewoon om te overleven. Maar Moises werd verscheurd door twijfel, want zijn 16-jarige vriendin had hem onlangs verteld dat hij vader zou worden.

Tomás Ayuso is een Hondurese fotojournalist en schrijver. Zijn portfolio van foto’s werd dit jaar onderscheiden op het Festival Errante in Montevideo, Uruguay, waar hij ook de fotobeurs van National Geographic won.