Op de hoogvlakte van Konya, in Turkije, liggen twee heuvels van iets meer dan twintig meter hoog. Ongeveer zestig jaar geleden priemde een smal landweggetje tussen de twee heuvels door en kwam de hoogste daarvan bekend te staan als Çatalhöyük, twee Turkse woorden die respectievelijk ‘vork’ en ‘heuvel’ betekenen. Over dat landweggetje arriveerden in 1961 de eerste archeologen, en sindsdien is Çatalhöyük de naam van het hele complex geworden. Het is een uitermate invloedrijke archeologische vindplaats voor de studie van het Neolithicum, het tijdperk waarin de eerste vaste woonplaatsen verrijzen. De mens begon zich hier toe te leggen op landbouw en veeteelt. Daarmee kwam een einde aan het nomadische leven van de jager-verzamelaars. Honderdduizenden jaren lang had deze leefwijze het bestaan van de mens bepaald.

De foto hierboven toont de twee locaties van atalhyk de oostelijke heuvel rechts en de westelijke heuvel links van de weg die tussen de twee heuvels doorloopt
De foto hierboven toont de twee locaties van Çatalhöyük: de oostelijke heuvel (rechts) en de westelijke heuvel links van de weg die tussen de twee heuvels doorloopt.
Images & Stories, Alamy, ACI

Er woonden ruim achtduizend mensen op het dertien hectare grote Çatalhöyük. In aaneengesloten huizen ontwikkelde zich een egalitaire samenleving die sporen van haar geloof in de vorm van raadselachtige figuren op de muren heeft achtergelaten. De doden werden in de huizen van de inwoners begraven. De Britse archeoloog James Mellaart was degene die in 1961 met de opgravingen begon. In de vier jaar dat hij de leiding had over het project documenteerde hij veertien verschillende woonlagen met bijna 160 huizen. Vanaf 1993 heeft zijn opvolger Ian Hodder nog eens vier woonlagen blootgelegd, met tachtig huizen. Hodder, geboren in Engeland, maar nu hoogleraar in Amerika, is sinds die tijd directeur van het onderzoeksproject.

De eerste sedentaire samenlevingen

Van de twee heuvels was de hoogste, Çatalhöyük, in het Neolithicum (9500 tot achtduizend jaar geleden) bewoond. De kleinere heuvel werd kort daarna bewoond, in de kopertijd. De dorpelingen van Çatalhöyük verbouwden graan en groenten, hielden schapen en geiten en jaagden op wilde dieren, zoals bizons, herten, elanden, everzwijnen en vogels. In het Neolithicum was het gebied rondom de heuvels een steppe waar gras, papyrus en laag struikgewas groeide, maar waar ook moerassige gedeelten waren en verscheidene rivieren.

Dit onafgemaakte beeldje stelt een zittende man met baard voor Het werd in 2009 in atalhyk gevonden
Dit onafgemaakte beeldje stelt een zittende man met baard voor. Het werd in 2009 in Çatalhöyük gevonden.
Jason Quinlan, Çatalhöyük Research Project

De heuvel Çatalhöyük lag op de rechteroever van de Çarşamba (die tegenwoordig is gekanaliseerd en waarvan de loop is verlegd), midden in een drassig gebied. Die omgeving bood een doorlopende bron van voedsel: vruchten, zoals appels, amandelen en pistachenoten, vissen en eieren van watervogels, maar ook bouwmaterialen, zoals riet, gips en klei. Het verrassende is dat uit een studie van de plantengroei in die tijd blijkt dat de mensen relatief ver van hun akkers woonden. Is dat logisch voor een landbouwgemeenschap? Volgens Hodder en zijn team moet de verklaring worden gezocht in het feit dat op de plek van Çatalhöyük het gips en de klei voorradig waren die in zo’n grote hoeveelheden in de huizen van de nederzetting werden verwerkt. Als de mensen zich hadden gevestigd op de nabijgelegen droge, beboste hellingen, dan zouden ze hout en landbouwgrond bij de hand hebben gehad, maar hadden ze de klei voor hun huizen van ver moeten halen.

De Hasan Dagi hier op de achtergrond is met een hoogte van 3253 meter de op een na hoogste berg van CentraalAnatoli
De Hasan Dagi, hier op de achtergrond, is met een hoogte van 3253 meter de op een na hoogste berg van Centraal­Anatolië.
Bruno Cossa, Fototeca

De biezen manden waarmee ze hun spullen vervoerden, waren niet geschikt om de klei nat te houden en ook niet om de grote hoeveelheden materiaal te transporteren die nodig waren voor hun muren en vloeren. Het was veel eenvoudiger om de oogst naar het dorp te brengen en daar op te slaan. Bovendien zouden ze, als in de lente de rivier buiten haar oevers trad, de boomstammen die ze nodig hadden voor de bouw van hun huizen, drijvend kunnen aanvoeren.

De inwoners van Çatalhöyük hadden sowieso geen moeite om zich over grote afstanden te verplaatsen. Dat blijkt uit de producten die ze gebruikten. De palmbladeren waaruit ze manden vlochten, kwamen uit Mesopotamië en het Nabije Oosten, de schelpen die in Çatalhöyük zijn gevonden duiden erop dat ze handeldreven via de Rode en de Middellandse Zee, en obsidiaan, onder meer voor messen, kwam uit Cappadocië.

Benen werktuigen om te naaien en te weven Museum van anatolische beschavingen Ankara
Benen werktuigen om te naaien en te weven. Museum van anatolische beschavingen, Ankara.
NATHAN BENN/GETTY IMAGES

Het gebruik van klei en gips in de bouw was een cruciale factor in de ontwikkeling van de nederzetting, en die materialen hebben er tevens voor gezorgd dat de archeologen nu over een schat aan informatie beschikken. Gips is een weinig duurzaam product, zodat vloeren, muren en schilderingen voortdurend moesten worden gerenoveerd – soms zelfs elke maand. In enkele huizen werden ruim 450 dunne gipslagen over elkaar aangetroffen. Al die lagen bevatten informatie over het tijdperk waarin het huis werd gebouwd, en soms bieden ze een inkijkje in het dagelijks leven, bijvoorbeeld door afdrukken van manden of kleden op nog natte vloeren en muren.

In en om het huis

Een groot deel van het economisch, sociaal en ritueel leven in Çatalhöyük speelde zich af in en om het huis. De woningen zijn allemaal vrijwel identiek en boden onderdak aan families van vijf tot tien personen. Ze bleven tussen de vijftig en honderd jaar intact. Meestal hadden ze een hoofdvertrek en een of twee zijkamers die dienden voor opslag of huisvlijt. In de muren, die vijftig centimeter dik en tweeënhalve meter hoog waren, zaten geen ramen.

De reconstructie van atalhyk in 6000 vC laat zien hoe een typisch huis er uit kan hebben gezien Het interieur werd vaak gedecoreerd met stierenhoorns en in het hoofdvertrek waren een oven en en een haard en verhogingen waarop werd geslapen

De mensen gingen hun huizen binnen via een gat in het dak waar een ladder onder stond. Recht onder het gat bevonden zich de oven en de haard, waarvan de rook door hetzelfde gat naar buiten ontsnapte. Dit deel van het hoofdvertrek, aan de zuidkant, was het ‘vuile’ gedeelte; hier lag alle as en vonden de dagelijkse werkzaamheden plaats. Op die plek bewerkten ze het obsidiaan en kookten ze hun eten door hete kleiklompen in potten met water en andere vloeistoffen te dompelen. Ook was dit de plek waar ze heel jonge en pasgeboren kinderen begroeven. Dit deel werd door banken of platformen gescheiden van het ‘schone’ gedeelte, aan de noordkant, waarvan de vloer vaker werd gewit. Hier werden de volwassenen en de jongeren begraven en bevonden zich de meeste afbeeldingen.

De schilderingen en reliëfs – meestal in rood of zwart – betroffen geometrische figuren, afdrukken van handen, wilde dieren... De laatste moeten een belangrijke rol hebben gespeeld in de lokale religie. Er zijn afbeeldingen van luipaarden, everzwijnen en beren. Maar de belangrijkste was misschien wel de wilde stier, waarvan de horns op allerlei plaatsen in de huizen hingen of stonden en waarvan ook bustes werden geboetseerd. Beenderen van wilde dieren, meestal de mannetjes, werden vaak als offeranden gedeponeerd wanneer een huis werd afgebroken of verlaten. Wilden ze daarmee hun angst voor de wilde natuur overwinnen of haar machtige geest mild stemmen?

Geschiedenishuizen

In Çatalhöyük stonden geen tempels of andere grote gebouwen en er waren ook geen begraafplaatsen. Op grond daarvan denken de archeologen dat het om een egalitaire samenleving ging. Dat zou betekenen dat de individuele woningen een belangrijke functie hadden als plaats waar de tradities en de geschiedenis aan de volgende generaties werden doorgegeven.

Sommige huizen telden meer graven dan gemiddeld en hadden ook een verfijndere architectuur, met een opvallende aanwezigheid van stierenhoorns op voetstukken of verhogingen. Die huizen bleven ook langer in gebruik, en soms bleven er zelfs schilderingen en sculpturen bewaard van het gesloopte huis dat er eerder stond. Maar de bewoners daarvan hadden niet de controle over de productie of opslag van voedsel en ze hadden ook geen luxueuzere graven dan anderen. Men denkt dat hun macht symbolisch was en dat ze tot taak hadden het historisch en cultureel erfgoed van de gemeenschap levend te houden. Mellaart noemde die huizen ‘heiligdommen’, Hodder noemde ze history houses of ‘geschiedenishuizen’.

Waarom werd Çatalhöyük zo groot? Misschien hadden de geschiedenishuizen een integrerende functie en stimuleerden ze de bouw van andere huizen in hun directe omgeving. Dit idee wordt ook bevestigd door recent onderzoek. Er blijven nog veel vragen open over de reden waarom de enclave werd verlaten, hoewel het erop lijkt dat de sociale samenhang begon af te brokkelen door veranderingen in de menselijke activiteit en het klimaat.

Archeologen hebben vastgesteld dat in de laatste fase de consumptie van gedomesticeerde planten en dieren toenam en er minder op wild werd gejaagd. De huizen waren niet langer het brandpunt van rituele en sociale verbanden, maar veranderden in productie- en opslagcentra van voedsel. Bovendien werd het klimaat droger en droogden de moerasgebieden uit, zodat de mensen hun levenswijze moesten aanpassen. Maar tot nu toe is slechts 5 procent van het oppervlak van Çatalhöyük onderzocht, dus liggen er nog duizenden woningen onder de grond te wachten om te worden opgegraven en antwoord te geven op al die vragen.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com