Archeologen doen al sinds 1997 opgravingen in een uitgestrekt gebied langs het riviertje de Tollense in het noorden van Duitsland en hebben daar wapens blootgelegd, en de stoffelijke resten van honderden mannen die hier rond 1200 v. Chr. hebben gevochten. De enorme omvang van het slagveld aan de Tollense – dat wordt beschouwd als het oudste van Europa– rekent af met de hardnekkige twintigste-eeuwse opvatting dat het Europa van de Bronstijd een relatief vreedzame plek was.

Maar wat was de aanleiding voor de Slag aan de Tollense? Was het een gevecht tussen verschillende groepen uit Europa of eerder een omvangrijke maar plaatselijke familievete? Onderzoekers blijven op de plek aanwijzingen vinden in de vorm van beenderen en wapens, en in een wetenschappelijk artikel dat vorige week in het tijdschrift Antiquity is gepubliceerd, wordt een nieuwe depotvondst van voorwerpen beschreven die een wending geeft aan de lange zoektocht naar de hoofdrolspelers en de reden van de Slag aan de Tollense.

Een schat van buiten?

Volgens het nieuwe onderzoek werd de depotvondst van 31 bronzen voorwerpen aangetroffen in het slib van het riviertje, op zo’n driehonderd meter van de prehistorische dijk waar de slag volgens de experts moet zijn begonnen. De onderzoekers denken dat de strijd zich op beide oevers van de Tollense heeft afgespeeld en dat de krijgers werden gedood toen ze zich stroomafwaarts verplaatsten, waarna hun beenderen en bezittingen op die plek achterbleven.

De bronzen artefacten lagen dicht bij elkaar, en de onderzoekers denken dan ook dat ze ooit door iets bijeen werden gehouden dat sindsdien is vergaan – mogelijk een leren tas of houten kistje. Tot de vondst behoren een bronzen priem, beitel en mes, bronzen metaalfragmenten en een rond doosje van brons dat aan een ceintuur gedragen kon worden. In dezelfde laag slib werden ook stoffelijke resten gevonden, wat erop wijst dat het gebied deel uitmaakte van het slagveld uit de Bronstijd.

Tot de depotvondst behoren ook drie cilinders van brons die misschien als beslag dienden voor tassen of kisten waarin persoonlijke bezittingen werden opgeborgen – ongebruikelijke voorwerpen die tot nu toe alleen zijn aangetroffen in het zuiden van Duitsland en het oosten van Frankrijk, op vele honderden kilometers van de Tollense.

“Dat was voor ons een raadsel,” zegt Thomas Terberger, medeauteur van de nieuwe studie en de archeoloog van de Georg-August-Universität Göttingen die het initiatief nam tot de opgravingen aan de Tollense. Volgens Terberger en zijn team bevestigen de voorwerpen hun hypothese dat de veldslag niet louter een Noord-Duitse aangelegenheid was. “Het wordt steeds aannemelijker dat we het niet over een lokaal conflict hebben,” zegt hij.

Tot de depotvondst van bronzen voorwerpen behoren drieduizend jaar oude werktuigen ornamenten en metaalfragmenten De voorwerpen lagen waarschijnlijk bijeen in een houder die sindsdien is vergaan
Tot de depotvondst van bronzen voorwerpen behoren drieduizend jaar oude werktuigen, ornamenten en metaalfragmenten. De voorwerpen lagen waarschijnlijk bijeen in een houder die sindsdien is vergaan.
V. Minkus

Maar de betekenis van ‘lokaal’ hangt af van hoe groot je het gebied rond de vallei van de Tollense interpreteert.

Een “vrij saaie” hypothese

Terberger en zijn collega’s maakten de resultaten van hun onderzoek voor het eerst in 2011 openbaar, en sindsdien hebben ze meerdere andere papers over de opgravingen gepubliceerd, waaronder een studie die op basis van een analyse van de verwondingen aan de gevonden botten bevestigt dat het om een slagveld gaat, en een andere studie waarin wordt geopperd dat het conflict op de dijk begon. In de loop der tijd raakte het team er steeds meer van overtuigd dat er sprake is geweest van een veldslag tussen twee groepen krijgers. Volgens hun hypothese bestond de ene groep uit lokale strijders uit het gebied, terwijl de andere groep een allegaartje was van krijgers die mogelijk honderden kilometers hadden gereisd om – een beetje zoals de Grieken die naar Troje voeren – deel te nemen aan een grootse krachtmeting aan de Tollense.

Ook voorlopige DNA-tests wezen erop dat de grootschalige veldslag een regionale en geen lokale aangelegenheid was. In 2016 verklaarde Joachim Burger, bevolkingsgeneticus aan de Johannes-Gutenberg-Universität Mainz, tegenover Science dat uit de eerste DNA-analyses een “hoogst diverse” groep krijgers naar voren kwam, met genetische banden die tot aan Zuid-Europa reikten.

Uit isotopenanalyses van de beenderen kwam eenzelfde beeld naar voren. In 2017 publiceerden de onderzoekers hun analyse van de isotopen van de elementen strontium, koolstof en stikstof in de tanden van 52 van de ruim 140 slachtoffers die tot dan toe waren opgegraven. Daarbij vonden ze twee groepen krijgers: de ene bestond uit plaatselijke strijders uit het noorden van Duitsland, de andere, meer diverse groep, kwam ergens uit Centraal-Europa (met als meest waarschijnlijke plek Bohemen, een regio ten zuidwesten van Duitsland in het westen van het huidige Tsjechië).

Maar de meer volledige DNA-tests die eerder dit jaar door het team van Burger werden uitgevoerd, steken een stokje voor deze hypothese, althans vanuit genetisch oogpunt. “We zien in onze monsters geen enkele aanwijzing voor de aanwezigheid van twee aparte groepen die tegen elkaar vochten,” zegt Burger tegen National Geographic. (Burger was niet betrokken bij de nieuwe studie.)

Resten van slachtoffers die zijn gevonden op de plek aan het riviertje de Tollense waar in de Bronstijd een veldslag heeft gewoed
Resten van slachtoffers die zijn gevonden op de plek aan het riviertje de Tollense waar in de Bronstijd een veldslag heeft gewoed.
S. Sauer

Volgens hem bleek een van de botten die hij in 2016 mocht analyseren zelfs uit het Neolithicum te stammen, een periode die tussen de 8750 en 3250 jaar vóór de gebeurtenis aan de Tollense valt. En uit een langduriger analyse van een grotere set van monsters kwam genetisch gesproken een homogenere populatie naar voren dan hij aanvankelijk had gedacht. “Ze lijken gewoon op Centraal- en Noord-Europeanen,” zegt hij.

De DNA-analyse van Burger sloot weliswaar de mogelijkheid van een lokaal conflict tussen leden van dezelfde familie uit, maar was tegelijkertijd geen duidelijke bevestiging van de hypothese dat er sprake zou zijn van twee aparte groepen krijgers.

“Het is het tegenovergestelde van spectaculair,” zegt Burger. “Het is eigenlijk vrij saai.”

“Een gevaarlijke plek”

Burgers analyse moet nog worden gepubliceerd en kan een koude douche betekenen voor de hypothese van krijgers uit verre streken, maar ze sluit de mogelijkheid van deelname van strijders uit een regio als Bohemen niet uit. “We kunnen de zuidelijker gebieden uitsluiten, plekken als Servië of Hongarije,” zegt hij. “Maar zelfs in het moderne genoom kun je moeilijk onderscheid maken tussen Bohemen en Noord-Duitsland.”

Maar de depotvondst was toch wel van een krijger? Misschien wel niet, zegt Anthony Harding, een archeoloog en Bronstijd-kenner die niet bij het nieuwe onderzoek was betrokken. “Waarom zou een krijger met een hele hoop oud brons rondlopen?” zo vraagt hij zich af. Het interpreteren van de depotvondst, waaronder voorwerpen die duidelijk niets met oorlog te maken hebben, als de bezittingen van een krijger is “in mijn ogen een beetje vergezocht,” zegt hij.

In de Bronstijd liepen sommige krijgers wel degelijk met kleine hoeveelheden metaalfragmenten rond, die ze in de handvaten van hun strijdbijlen stopten. Deze minuscule depotvondsten in strijdbijlen hadden waarschijnlijk een spirituele functie, zegt Oliver Dietrich, archeoloog aan het Deutsches Archäologisches Institut. Zou dat kunnen betekenen dat een krijger deze bronzen voorwerpen bij zich droeg als offer aan de goden?

Maar volgens Dietrich was “deze collectie geen depotvondst van metaalfragmenten.” Door de periode waaruit ze stammen, de locatie waarop ze zijn gevonden en het feit dat ze in een of andere houder waren geplaatst, verschillen de fragmenten volgens hem dusdanig van de bekende depotvondsten uit de Bronstijd dat ze niet als spirituele metaalfragmenten beschouwd kunnen worden. Volgens Dietrich waren het waarschijnlijk de persoonlijke bezittingen van iemand die bij de strijd was betrokken, maar hij geeft toe dat het onduidelijk is of ze door een krijger dan wel door iemand anders naar het slagveld zijn meegenomen. “De bronzen voorwerpen bieden geen duidelijke aanwijzingen over de identiteit van de eigenaar,” zegt hij.

Hoewel de oorsprong van de voorwerpen dus onduidelijk blijft, lijkt het verlies ervan te wijzen op een strijdtoneel dat chaotisch en bedreigend genoeg was om zo’n kostbare cluster van voorwerpen te begraven. Over die chaos – en wat ze zegt over de mate van geweld in de Bronstijd – zijn de onderzoekers en andere experts het allemaal eens, een zeldzaamheid in dit onderzoeksgebied.

Zou de depotvondst kunnen betekenen dat de vallei van de Tollense meer dan alleen een slagveld was, of gewoon dat krijgers destijds meer spullen bij zich hadden dan tot nu toe werd vermoed? Omdat de vindplaats de enige in zijn soort is (en omdat we niet in de tijd kunnen reizen), is het antwoord hierop niet te geven. “We hebben het over de oudste locatie van een veldslag uit de Bronstijd,” zegt Terberger. “We hebben geen vergelijkingsmateriaal.”

“Wanneer er bewijzen van iets voor het eerst opduiken, weten mensen vaak niet wat ze ervan moeten denken,” zegt ook Martin J. Smith, docent forensische antropologie aan de Bournemouth University in Groot-Brittannië. Volgens Smith, die niet bij het onderzoek in de vallei van de Tollense was betrokken, laat de omvang van het slagveld zien tot welk geweld krijgers in de Bronstijd in staat waren. Ruim drie millennia nadat de zon boven de oever van de Tollense onderging, lokt de veldslag die daar plaatsvond nog altijd een intens debat uit. Per slot van rekening was het prehistorische verleden volgens Smith “een gevaarlijke plek om te leven.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com