Begin maart 2020 was beeldhouwer en videokunstenares Andrea Stanislav van plan een kort bezoekje aan Pittsburgh, Pennsylvania, te brengen om daar een expositie voor de herfst voor te bereiden. De stad lag halverwege de universiteit in Indiana, waar ze een aanstelling als professor had, en haar atelier in New York. Ze had een paar afspraken gemaakt in de Mattress Factory, het museum voor hedendaagse kunst waar ze later dat jaar als gastkunstenaar zou werken.
Maar op 13 maart, midden in haar allereerste werkbespreking, werd Stanislav opeens ‘gedwongen gastkunstenaar’ van het museum, dat is ondergebracht in meerdere industriële gebouwen uit de vorige eeuw en werken van Yayoi Kusama en ‘lichtalchemist’ James Turrell in zijn collectie heeft. Het coronavirus bepaalde voortaan haar agenda.
“Het was elf uur ’s ochtends en plotseling, tijdens het gesprek, grepen mensen naar hun telefoon en begonnen om zich heen te kijken. Het was duidelijk dat er iets aan de hand was,” zegt ze. “Uiteindelijk zeiden ze dat als ik nog andere musea wilde bezoeken, ik dat vandaag moest doen.
Ik ben toen razendsnel langs het Heinz Center, de Carnegie Museums en het Andy Warhol Museum gegaan en heb daarna een wodka-tonic gedronken om tot rust te komen,” vertelt Stanislav. “We gleden af in een wereld van onzekerheden.”
De volgende dag sloten alle musea en andere culturele instellingen in Pittsburgh hun deuren. Stanislav zou maandenlang logeren in het appartement voor gastkunstenaars dat de Mattress Factory in de stad heeft, een gedwongen tussenstop die het thema van haar installatiewerk veranderde. Ze werd een van de duizenden kunstenaars en medewerkers van musea, galeries en kunstcentra die ondervonden hoe een pandemie alles kan beïnvloeden.
Het jaar 2020 is een tijd van crisis, innovatie, zorgen en beschouwing geweest, vooral voor musea. Voor grote stedelijke kunstcentra die het vooral van een gestage stroom toeristen moeten hebben, betekende het internationale vliegverbod een ramp voor hun inkomsten. Kleinere regionale musea ontdekten een verrassend bijkomend voordeel, want hun instellingen profileerden zich op lokaal niveau juist als symbolen van welwillende en creatieve samenwerking. Hieronder bespreken we de manier waarop enkele Amerikaanse musea op de uitdaging van de pandemie hebben gereageerd.
Vernieuwing uit noodzaak
Sommige musea werden verrast door een nieuwe golf van interesse van de kant van de plaatselijke bevolking of van mensen uit naburige steden. “Mensen keken naar musea in hun eigen omgeving, want ze wilden dagtrips maken,” zegt Colleen Dilenschneider, hoofd marktverbinding bij Impacts Experience, een onderzoeksbureau dat het bezoekersgedrag van 224 Amerikaanse musea en culturele instellingen bijhoudt.
Bijna alle musea in de VS hebben hun digitale aanbod verbeterd door online-tentoonstellingen, videochats met curatoren en virtuele activiteiten voor kinderen te organiseren. Veel centra geven in deze tijd van versnelde technologische aanpassingen en ophef in de VS ook een nieuwe invulling aan hun uitstraling en collecties, waarbij ze ingaan op de vraag hoe raciale en sociale ongelijkheid in hun kunstwerken tot uiting wordt gebracht.
(Na de coronavirus-pandemie zal reizen nooit meer hetzelfde zijn.)
Zo maakte het Baltimore Museum of Art in Maryland in december 2020 bekend dat het in het komende fiscale jaar alleen werken van vrouwelijke kunstenaars zou aankopen. En als onderdeel van een bredere respons op kwesties die door de protesten van de Black Lives Matter-beweging aan de orde zijn gesteld, sloot het New Orleans Museum of Art zijn museumruimte Greenwood Parlour, een interieur van een plantagegebouw uit het midden van de negentiende eeuw dat volgens velen het leven van slavenhouders verheerlijkte.
Vanuit een praktisch, anti-coronavirus-standpunt bezien, zijn directeuren en andere medewerkers van musea inmiddels goed ingewijd in de onderhoudsmechanismekant van hun werk, waaronder de ventilatie en de overdracht van virussen via de lucht in hun gebouwen. Met dat soort kennis en passende maatregelen (mondkapjes en social distancing) konden veel instellingen in de zomer hun deuren weer openen. Maar toen de pandemie in november weer in kracht won, moesten ze opnieuw sluiten.
“Op het gebied van de besluitvorming proberen we zo helder, fair en transparant mogelijk te zijn. Iedereen die het tempo van nieuwe besmettingen zag, wist dat het niet ging om de vraag óf we opnieuw moesten sluiten, maar wannéér,” zegt Hayley Haldeman, interim-directrice van de Mattress Factory. “Het is een tweesnijdend zwaard, maar dan aan beide kanten bot en pijnlijk. Er is weinig dat we in 2020 nog kunnen doen.”
De heropening in 2021 zal zeker minder uitdagend zijn, en Stanislav heeft haar expositie nu voor het voorjaar gepland.
De kosten van lockdowns
Geen museum heeft kunnen ontsnappen aan onzekerheden en vragen over het voortbestaan als gevolg van de lockdowns en het daarmee gepaard gaande verlies aan inkomsten. Afgelopen voorjaar vroeg de International Council of Museums aan vertegenwoordigers van musea in 106 landen welke gevolgen de pandemie voor hun instellingen had gehad. Uit dat onderzoek bleek dat de programmering in ruim tachtig procent van de centra naar verwachting zou worden teruggeschroefd en dat tien procent van de centra zijn deuren voorgoed zou sluiten.
Door de ups en downs in het aantal nieuwe besmettingen konden musea in Londen, Parijs en Rome aan het begin van de zomer weer opengaan, maar moesten tijdens nieuwe lockdowns in de herfst weer dicht. In de VS bleek uit een overzicht van de American Alliance of Museums dat een derde van de 850 onderzochte musea in oktober nog altijd waren gesloten en dat ruim tien procent mogelijk nooit meer open zou gaan. In enkele kleinere Amerikaanse steden heeft de crisis museumdirecteuren ertoe aangezet om op een breed en creatief terrein nieuwe initiatieven te ontplooien om te overleven.
Neem Pittsburgh, een stad van 300.000 inwoners die dankzij zijn rijke industriële erfgoed uit het begin van de vorige eeuw maar liefst 50 musea en cultuurcentra telt. Steven Knapp, de nieuwe directeur van de vier Carnegie Museums, begon op 1 februari aan zijn nieuwe baan, slechts een paar weken voordat ook Pennsylvania door een van overheidswege afgekondigde lockdown werd getroffen.
In het begin van de pandemie overlegde Knapp met directeuren van andere plaatselijke instellingen (waaronder het museumhuis Fallingwater van Frank Lloyd Wright en het August Wilson African American Cultural Center) tweemaal per maand op Zoom over coronamaatregelen en protocollen voor een heropening.
“Voor een stad van deze grootte is Pittsburgh cultureel gezien een van de rijkste steden van de VS. We wilden dat de mensen terugkwamen en hier iets moois beleefden,” zegt Knapp. Toen musea in de zomer weer bezoekers konden toelaten, waren er stickers voor social distancing op de vloeren aangebracht, vroegen suppoosten de bezoekers om een mondkapje te dragen en werden in de meeste instellingen alleen toegangskaartjes voor bepaalde tijden verkocht.
De maatregelen leidden ertoe dat de musea in Pittsburgh meer bezoekers trokken dan landelijke musea. “In juli zagen we een kwart van de normale bezoekersaantallen. Nu zitten we op 40 à 50 procent, en af en toe op 80 procent, van de aantallen van vorig jaar,” zegt Knapp. “Het gaat om het beheren van de bezoekersstroom en het handhaven van het éénrichtingverkeer in de zalen.”
In Ohio kon het Toledo Museum of Art, met zijn indrukwekkende werken van het modernisme en de Renaissance, zich tijdens de pandemie zelfs verheugen over een toename van het aantal eerste bezoekers. Waarom? “Het is eigenlijk normaal, namelijk een manier om even het huis uit te kunnen,” zegt directeur Adam M. Levine. Hij denkt dat museumbezoekers op zoek zijn naar afleiding en bemoediging, en ook willen weten hoe anderen in het verleden zware tijden hebben doorgemaakt.
Aanpassing aan zware tijden
Musea hanteren allerlei verschillende businessmodellen, waarbij sommige afhankelijk zijn van schenkingen en andere van toegangskaartjes of de verhuur van tentoonstellingsruimten. Veel instellingen verwachten niet dat hun inkomsten voor het einde van dit jaar weer naar het niveau van 2019 zal zijn opgeveerd. Andere musea, die door plaatselijke overheden worden gesubsidieerd of grote schenkingen hebben ontvangen, hebben minder financiële problemen.
Maar zelfs als musea niet in hun voortbestaan worden bedreigd of hun programmering hoeven terug te schroeven, zijn ze door de pandemie ernstig ontregeld. Het Saint Louis Art Museum (SLAM), dat al in 1879 in deze stad aan de Missouri werd geopend, moest zijn geplande exposities herschikken, omdat internationale instellingen en verzamelaars hun kostbare bruiklenen niet naar het buitenland wilden sturen zonder dat duidelijk was hoe en wanneer ze hun kunstschatten weer terug zouden krijgen. De curatoren van het museum besloten “te roeien met de riemen die we hadden,” aldus woordvoerder Matthew Hathaway. Dat leidde tot de expositie Storm of Progress, met 120 werken van Duitse kunstenaars uit de eigen collecties van het SLAM.
“We zijn trots op onze Duitse collectie, die zich kan meten met elke andere verzameling van deze aard buiten Duitsland,” zegt Hathaway. “Ze staat in direct verband met onze gemeenschap en cultuur. Het werd heel duidelijk dat we dit moesten doen.” De expositie omvat werken als Christus en de overspelige vrouw uit 1917, een hommage van de schilder Max Beckmann aan geweldloosheid, en Sigmar Polke’s verwrongen druksels.
“Musea kijken in hun eigen collecties en vragen zich af: ‘Wat kunnen we hiermee doen dat we nog niet eerder hebben bedacht?’” zegt Hathaway.
De pandemie als katalysator
In Pittsburgh merkte Stanislav dat haar werk zich door COVID-19 in een nieuwe richting ontwikkelde.
Tijdens haar verblijf als gastkunstenares was ze van plan om de rivieren en beboste heuvels van de regio met een drone te filmen en zo het natuurlijke landschap van Pennsylvania te verkennen.
Maar nadat ze maanden in de North Side van de stad had doorgebracht en door straten had gewandeld waar ooit fabrieksarbeiders woonden en waar bewoners nu vanaf hun bordes vioolspeelden of zongen voor de buren, besloot ze zich meer op de plaatselijke gemeenschap te richten. Stanislavs voorouders komen uit Praag, dus begon ze de immigrantenbevolking van de stad te onderzoeken en zich te verdiepen in de biologische en andere plagen die deze mensen hebben overleefd.
Ze ontdekte de Tamburitzans, een Kroatische folkdancegroep op de plaatselijke Duquesne University, waarna ze besloot om bij haar onderzoek naar de immigrantengemeenschap van Pittsburgh gebruik te maken van beweging. Ze filmde een optreden van de groep in de Carrie Blast Furnaces, een National Historic Landmark dat bestaat uit torenhoge ruïnes van Pittsburghs beroemde negentiende- en twintigste-eeuwse staalindustrie.
Sommige opnamen werden vertraagd door regen en zorgen over het coronavirus. “Ik heb hier heel wat tijd doorgebracht,” zegt Stanislav. “Daardoor kon het project langzaam doorsijpelen en zich ontwikkelen in de tijd waarin we nu leven.”
Begin november had Stanislav op een zonnige dag afgesproken met een twaalftal gemaskerde dansers in geborduurde kleding en met vilthoeden op. De grootvaders van sommige van deze dansers werkten ooit in de vurige krochten van reusachtige staalfabrieken. De meesten waren vertrouwd met de harde arbeidsomstandigheden en met de reden waarom fabrieksarbeiders aan het einde van de negentiende eeuw in opstand kwamen tegen werkdagen van twaalf uur en een hongerloon. De Homestead-staking in 1892 leidde tot een bloedige confrontatie tussen staalarbeiders en de bedrijfsmilitie, waarbij aan beide zijden minstens tien doden vielen en nog veel meer mensen gewond raakten, waardoor deze fabrieksruïnes nog altijd als een gewijde plek worden beschouwd.
Terwijl Stanislav er filmde, wervelden de dansers tussen de verroeste monumenten in steeds snellere cirkels rond – in een spookachtige danse macabre. Daarna dook er een wit paard op. Eén van de dansers besteeg het paard en reed weg.
“Het werd een hommage aan hun voorouders,” zegt Stanislav. “We moesten even pauzeren om de schoonheid van het moment op ons te laten inwerken. Het was voor iedereen een verademing en een metafoor dat dans een manier is om bekeken te worden en menselijk te blijven.”