KONDIK, KENIA

Op een zonovergoten ochtend zoekt John Ming’ala Obure de schaduw op van een worstenboom, die in zijn eigen Luo-taal yago wordt genoemd. Al eeuwenlang gebruiken de Luo en andere Keniaanse stammen de vruchten van deze boom, die een natuurlijk gist bevatten, om er alcohol van te bereiden. Maar vandaag biedt de yago enige beschutting tegen de zinderende zon terwijl Obure op het punt staat een voorwerp aan te raken dat van zijn voorouders is geweest: een hoofdtooi die is vervaardigd van schelpen en de hoorns van een wildebeest. Het origineel werd ruim een eeuw geleden gedragen door een sjamaan van de Luo.

In werkelijkheid bekijkt Obure een plastic replica van de tooi, want het origineel bevindt zich momenteel bijna zevenduizend kilometer verderop, in een Duits museum. Het is een van de meer dan 30.000 Keniaanse artefacten die in de koloniale tijd door Europeanen in Oost-Afrika werden gestolen of gekocht. Terwijl veel Afrikanen inmiddels de teruggave van hun cultuurschatten eisen, maakt een team van Keniaanse en Duitse antropologen met behulp van een 3D-printer replica’s van deze voorwerpen en laat ze aan de stammen zien waartoe ze ooit behoorden. Sommige van deze replica’s roepen bij ouderen niet alleen herinneringen op aan de oorspronkelijke functie van de voorwerpen, maar wakkeren ook het debat aan over het lot van deze bezittingen.

‘Het is een soort digitale teruggave. Je kunt mensen weer in contact brengen met hun verleden,’ zegt Juma George Ondeng’, coördinator van het project namens de National Museums of Kenya. ‘Teruggave is niet ons doel. Maar we willen onze gemeenschappen er niet van weerhouden om het gesprek daarover te voeren.’

De 3D-prints zijn gemaakt in het kader van het ‘Invisible Inventories Program’, een ambitieus streven om alle artefacten uit Kenia die in het buitenland worden bewaard te catalogiseren. Tot dusver hebben de onderzoekers verspreid over zeven landen, waaronder de VS, ruim 32.000 voorwerpen in dertig musea geïdentificeerd.

Deze ceintuur werd ruim een eeuw geleden vervaardigd door een lid van de Keniaanse Kambastam en in 1905 gekocht door een Duitse verzamelaar Het museumstuk bevindt zich nu in het RautenstrauchJoest Museum  Kulturen der Welt in Keulen
Deze ceintuur werd ruim een eeuw geleden vervaardigd door een lid van de Keniaanse Kamba-stam en in 1905 gekocht door een Duitse verzamelaar. Het museumstuk bevindt zich nu in het Rautenstrauch-Joest Museum – Kulturen der Welt in Keulen.
of Rautenstrauch-Joest Museum – Cultures of the World, Cologne

Als Obure de 3D-replica uitpakt en voor het eerst bekijkt, valt de verwarring op zijn gezicht af te lezen. ‘Het voelt niet hetzelfde aan,’ constateert hij teleurgesteld. ‘Het is te licht. En het mist het onderdeel dat onder de kin doorloopt, waardoor de tooi op je hoofd blijft zitten.’

Op de vraag of hij denkt dat dit soort 3D-replica’s bij de Kenianen de herinnering aan de originelen zal aanwakkeren, antwoordt Obure met een radicaler suggestie: ‘Zet deze replica’s in hún musea en breng ons de originelen!’ eist hij. ‘Als de Amerikanen en Europeanen de originelen willen zien, moeten ze naar Afrika komen.’

‘Raiders of the Lost Art’

Het debat over de teruggave van Afrikaanse kunstschatten begon al meer dan een halve eeuw geleden, in de jaren zestig, toen tientallen Afrikaanse landen onafhankelijk werden en zich losmaakten van Europese koloniale mogendheden als Groot-Brittannië, Frankrijk, België en Duitsland. De grootste en bekendste collectie Afrikaanse kunstschatten bevindt zich in het British Museum, dat onlangs nog weigerde om over te gaan tot teruggave van artefacten als de beroemde Benin Bronzes, een groep bronzen plaquettes en beelden die in 1897 door Britse soldaten als oorlogsbuit werd meegenomen uit de stad Benin, in het huidige Nigeria.

Maar buiten Groot-Brittannië begint het tij misschien te keren. Een van de instellingen achter het nieuwste museum in Europa, het Humboldt Forum – dat vorig jaar in Berlijn zijn deuren opende – maakte bekend dat het ruim duizend bronzen plaquettes uit Benin aan Nigeria zal teruggeven, een gebaar dat leidde tot oproepen aan andere Europese musea om hetzelfde te doen.

In juni 2021 liet het Metropolitan Museum of Art in New York, de ‘Met’, weten dat het twee van zijn 160 Benin Bronzes zou teruggeven. Vier maanden later ging Frankrijk over tot teruggave van 26 ontvreemde artefacten uit Benin, en in maart besloot het Smithsonian Institution in Washington DC tot teruggave van de meeste van zijn Benin Bronzes aan Nigeria.

Niettemin wordt het overgrote deel van het Afrikaanse materiële erfgoed als vanouds buiten Afrika bewaard. Het Rautenstrauch-Joest-Museum – Kulturen der Welt in Keulen is een van de instellingen die zijn betrokken bij het uitprinten van de 3D-replica’s. De Afrikaanse collectie van dit volkenkundige museum omvat zo’n 13.500 voorwerpen, waaronder maskers, beelden en bronzen voorwerpen uit het hele continent.

Over de precieze herkomst van veel van deze kunstschatten is maar weinig bekend. Een van de voorwerpen is de Luo-hoofdtooi waarvan Obure onder zijn worstenboom de replica bekeek. Het origineel, dat zeshonderd gram weegt, werd gekocht door een Duitse koopman, waarna het voorwerp rond diens overlijden, in 1910 of 1911, aan het Keulse museum werd geschonken.

Eerder dit jaar gaf het museum toestemming aan een technicus om 3D-scans te maken van vijf van zijn Keniaanse artefacten, waaronder de Luo-hoofdtooi, en de scans naar een 3D-printer in Nairobi te verzenden. Maar niemand die bij het 3D-project is betrokken, vindt dat deze replica’s de originelen zouden moeten vervangen.

‘Virtuele toegang is absoluut geen vervanging voor reële toegang,’ zegt Chao Tayiana, een Keniaanse specialiste in digitaal erfgoed. In plaats daarvan ‘is het een begin van een bewustwordingsproces. Er is geen reden om vijftig van dit soort objecten in een museumdepot te bewaren en ze daar te willen houden. Het is een kwestie van macht.’

Wiens geschiedenis?

Als kind zag Obure zijn vader vaak in de schaduw van de vijgenboom van de familie zitten, waar hij verhalen vertelde over de manier van leven van de Luo. Dan had hij het ook over objecten die tijdens rituelen werden gebruikt en over de kledingstukken die daarbij werden gedragen. Obure wilde deze voorwerpen graag met eigen ogen zien. Dus begon hij in 2001 op 25-jarige leeftijd culturele artefacten te verzamelen, die hij bij buren en vrienden aantrof. In 2015 begon hij de voorwerpen in een kamertje aan een verharde straat in zijn dorp Kondik te exposeren. Tot zijn collectie behoren een schild van buffelleer, pijl-en-bogen, een bijl en een houten peddel die door vissers werd gebruikt als ze in hun kano’s op het Victoriameer visten. Maar enkele van de belangrijkste voorwerpen zijn er niet te zien, waaronder de hoofdtooi die door de Luo werd gedragen als een vooraanstaand persoon was gestorven.

Kunstenaars in Nairobi maakten met behulp van een 3Dprinter een kopie van de Kambaceintuur Het is een van meerdere Keniaanse artefacten die worden nagemaakt door een collectief van de National Museums of Kenya in samenwerking met onafhankelijke Duitse onderzoekers kunstenaars en twee Duitse musea
Kunstenaars in Nairobi maakten met behulp van een 3D-printer een kopie van de Kamba-ceintuur. Het is een van meerdere Keniaanse artefacten die worden nagemaakt door een collectief van de National Museums of Kenya, in samenwerking met onafhankelijke Duitse onderzoekers, kunstenaars en twee Duitse musea.
Brian Otieno

‘Het belangrijkste ritueel bij de Luo is de begrafenis,’ legt Obure uit. ‘Ze geloven in een leven na de dood en vinden dat de doden een mooi afscheid verdienen.’ Een paar dagen nadat iemand is overleden, voeren de Luo de tero buru op, een afscheidsceremonie. ‘Mensen verkleden zich dan als krijgers en verjagen alles wat dood brengt. Ze dragen speren en een schild, en je probeert je dan oorlogszuchtig voor te doen.’

Veel Luo gebruikten hoofdtooien die met struisvogelveren waren versierd of van huiden van andere dieren waren gemaakt. ‘Zo’n hoofdtooi is griezelig! Ze zijn ervoor om je er vervaarlijk te laten uitzien!’ zegt Obure.

Obuny Makhongos, curator-vrijwilliger van het kleine museum, zet een hoofdtooi van bananenbladeren op die ooit vóór of na een veldslag door krijgers werd gedragen. Hij heeft de tooi gereconstrueerd op basis van een foto die hij had gevonden en weet niet waar het origineel zich bevindt. Net als de plastic replica’s uit de 3D-printer ‘is dit een nabootsing van wat we momenteel niet in ons bezit hebben.’

Het zijn slechts twee kunstschatten die voor Afrikanen alleen nog maar herinneringen zijn. Volgens Obure zijn veel van de voorwerpen door christelijke missionarissen of hun volgelingen meegenomen. Maar het ergste is volgens hem niet het feit dat ze zijn ontvreemd, maar dat hun betekenis nog altijd verkeerd wordt begrepen.

Culturele misverstanden

Bij het debat over de teruggave van Afrikaanse kunstschatten gaat het niet alleen om de vraag van wie ze zijn, maar ook om de vraag wie de verhalen erachter vertelt. Vaak hebben westerse antropologen en curatoren het bij het verkeerde eind. Neem het type Luo-hoofdtooi dat met een 3D-printer werd nagebootst. In westerse collecties worden deze tooien vaak aangeduid als voorwerpen die door stamhoofden werden gedragen. Maar de Luo hadden geen stamhoofden.

‘Het stamhoofd was een uitvinding van het Britse koloniale bestuur,’ zegt projectcoördinator Ondeng’. Mogelijk hebben koloniale kooplieden doelbewust een onjuiste functie aan deze voorwerpen toegeschreven. ‘Als je ze gewoon als hoofdtooien verkocht, kreeg je er geen geld voor. Maar als je zegt dat ze van een “stamhoofd” zijn, verhoog je de prijs. Je maakt het object waardevoller dan het is.’

De werkelijkheid is dat bij de Luo alle ouderen een kondo als statussymbool hadden, oftewel een hoofdtooi van bananenbladeren. Het verhaal achter de kondo is volgens Ondeng’ ook de reden waarom ‘wij uit het globale Zuiden degenen zouden moeten zijn die het voortouw in dit onderzoek moeten nemen,’ niet Europese of Noord-Amerikaanse wetenschappers.

Een ander Keniaans object dat vaak niet goed wordt begrepen, is de ndome. Dit voorwerp wordt doorgaans aangeduid als een oorlogsschild en naast ander wapentuig tentoongesteld, maar in werkelijkheid gaat het om een schild dat werd gebruikt tijdens overgangsrituelen voor Kikuyu-jongens. Sommige westerse curatoren maken deze fout nog altijd, zegt Ondeng’. ‘Het is een behoorlijk onjuiste interpretatie, omdat het helemaal niets met oorlogvoering te maken heeft.’

‘De ndome maakt deel uit van de identiteit van een Kikuyu-jongen,’ zegt Leah Njoroge, die in het cultuurdorp Thingira werkt, op anderhalf uur rijden van Nairobi. ‘Als hij een ndome krijgt, betekent het dat hij een echte man is geworden. Je hebt in die gemeenschap dan voldaan aan de eigenschappen van een echte man. Je hebt normbesef.’

Maar volgens haar gaat dat normbesef verloren met de voorwerpen die ze belichamen, met verwoestende gevolgen. ‘Cultuur is als een spoorweg, en momenteel zijn we ontspoord.’

Het is onmogelijk om te achterhalen hoeveel Afrikaanse objecten in westerse musea liggen opgeslagen, zegt Njoroge. Sommige van deze voorwerpen kent ze alleen uit films, zoals de kralenhalsketting die in de film Black Panther wordt gedragen door de beroemde Keniaans-Mexicaanse actrice Lupita Nyong’o. ‘Dat voorwerp is van ons, maar het bevindt zich niet eens in Afrika,’ verzucht ze.

Njoroge schat dat er niet meer dan tien originele ndomes in het stamland van de Kikuyu zijn achtergebleven. Toen het team haar een 3D-replica overhandigde, zei ze: ‘Het is niet hetzelfde. Ik ben niet tegen plakken en knippen, maar laat ons het origineel hebben. Laten we deze voorwerpen naar hun cultuur terugbrengen. Ze behoren hier te zijn.’

Nieuwe blik op musea

In het enige museumzaaltje van het Kisumu-museum is de tegelvloer versleten en vertoont het plafond bruine vlekken door waterschade. Rose Akinyi Otieno, een 23-jarige curator-vrijwilligster, begroet bezoekers met een glimlach en probeert hun verwachtingen wat te temperen.

‘Mensen vragen waarom we dit of dat niet hebben,’ zegt ze. In het Kisumu-museum worden maar een paar objecten tentoongesteld, een fractie van wat er in een British Museum of een ‘Met’ is te zien. Op de vraag of het maken van 3D-replica’s van ontvreemde kunstschatten zin heeft, antwoordt Otieno: ‘Ik ben misschien bevooroordeeld, maar ik denk dat de originelen thuis moeten komen en dat de replica’s naar musea buiten Kenia gestuurd zouden moeten worden.’

Tiberius Otieno, een 64-jarige man die met Luo-ouderlingen praat om de orale geschiedenis over belangrijke cultuurschatten te vergaren (en die geen familie is van curator Rose), is het daarmee eens. Volgens hem zijn veel voorwerpen in onbruik geraakt of na verloop van tijd verloren gegaan. Maar de objecten die bewaard zijn gebleven, bevinden zich ver van hun rechtmatige plek.

Tiberius denkt dat westerse musea de Afrikaanse cultuur uitbuiten door haar kunstschatten als ‘toeristische attracties’ te exposeren. Als westerse musea deze voorwerpen zouden teruggeven, ‘zouden we ze gebruiken om het publiek voor te lichten. Het is erg belangrijk dat deze artefacten worden teruggegeven, zodat we het verleden ten behoeve van de volgende generatie kunnen reconstrueren. Buitenlandse toeristen zouden dan hier moeten komen om onze cultuur ter plekke te bekijken.’

Maar sommige jongere Kenianen zien dat anders.

‘De artefacten zouden daar moeten blijven, zodat je er meer over te weten kunt komen,’ zegt de 18-jarige Daniel Ochieng, een van de circa zestig scholieren die het Kisumu-museum onlangs bezochten. ‘Afrikanen werden beschouwd als mensen zonder cultuur. Maar als je meer van onze cultuur laat zien, beseffen ze dat dat niet klopt.’

Omondi Philster (17) knikte instemmend. Maar ze zei er wel bij dat ‘we in staat zouden moeten zijn om te reizen, zodat we deze voorwerpen in Europa of de VS kunnen bekijken. Misschien kweken deze objecten vriendschappelijkheid en cultureel begrip.’

De werkelijkheid is dat de meeste Kenianen niet de middelen hebben om deze kunstschatten in het buitenland te gaan bekijken. ‘Als ouderen hun voorwerpen willen bezoeken, moeten ze een visum aanvragen. Hoe kunnen ze dat betalen?’ zegt Njeri Gachihi, onderzoekster van de National Museums of Kenya.

Gachihi wijst een van de argumenten tegen teruggave van Afrikaanse museumschatten af, namelijk dat er in Afrikaanse landen geen geschikte musea en depots bestaan om deze voorwerpen op de juiste manier te bewaren. ‘Zelfs als we zouden zeggen dat we ze gaan vernietigen, er brandhout van zouden maken – dan dat is ons recht,’ zegt zij. ‘Want deze objecten zijn van ons.’

Een afrekening met het koloniale erfgoed houdt wellicht ook in dat het hele idee van het museum geherformuleerd zou moeten worden, zegt Chao Tayiana, de Keniaanse expert in digitaal erfgoed. Tayiana heeft het collectief African Digital Heritage opgericht, dat de Afrikaanse cultuur met behulp van voorlichting en digitale technologie probeert te behouden en bevorderen.

‘We kennen musea als een buitenlandse uitvinding waarin voorwerpen worden getoond die van hun oorspronkelijke locatie zijn weggenomen, die geschiedenis wegneemt,’ zegt Tayiana, tevens medeoprichtster van het Museum of British Colonialism, waar de gewelddadige geschiedenis van het Britse kolonialisme en Britse aankopen van Afrikaanse kunstschatten in een kritisch daglicht worden bekeken. ‘Een van de grootste onrechtmatigheden die aan het idee van het museum kleven, is dat musea bepalen wat belangrijk is en wat niet. Maar wiens werk is het om de geschiedenis te documenteren? Wij hebben onze eigen verhalen te vertellen.’

Als Europa zijn koloniale verleden onder ogen wil zien, moet het continent volgens Tayiana misschien het hele concept van het museum opnieuw bekijken. ‘Wat wil je dat een museum doet? Moet het een plek zijn waar je kunt zitten en praten? Waar je voorwerpen kunt aanraken? Het gaat over een nieuwe vorm van verbeelding,’ zegt ze.

‘Het is een eerste stap en dit is nog maar het begin,’ zegt Leonie Neumann, curator Afrikaanse collecties van het Weltkulturen Museum in Frankfurt, waar 3D-scans van vijf Keniaanse objecten uit het museum ten behoeve van het initiatief werden gemaakt. ‘We zijn de bewaarders van deze objecten en het is volstrekt duidelijk dat het niet rechtvaardig is dat sommige ervan zich hier bevinden.’

Volgens Neumann presenteren musea een verwrongen beeld. ‘Veel verzamelaars en kunsthandelaren waren witte oude mannen. De meesten van hen waren geïnteresseerd in wapens, vandaar dat we veel wapens in onze depots hebben,’ zegt Neumann. ‘Dat is het gevaar van zulke etnografische collecties, namelijk dat ze een specifieke tijd weerspiegelen waarin deze voorwerpen werden gebruikt. Het gaat dan om één momentopname, één stukje van een gemeenschap – niet het volledige beeld.’

Volgens Neumann is er geen reden waarom musea deze originelen zouden moeten behouden. ‘We kunnen het over een kunstvoorwerp hebben zonder dat we het exposeren. Het gaat meer om de geschiedenis en de context,’ zegt zij. ‘Hebben we daarvoor werkelijk deze originelen nodig? Nee, dat denk ik niet. Als gemeenschappen ze echt terug willen en het zijn voorwerpen die ze in hun leven kunnen gebruiken, waarom zouden wij ze dan in onze depots bewaren, waar niemand ze ziet?’

Wat is de waarde?

In de schaduw van de yago legt Obure uit dat de Europese roof en aankoop van Keniaanse kunstschatten tot op de dag van vandaag doorklinkt.

‘Als iemand jou wil breken en verzwakken, dan zoekt hij iets dat erg belangrijk voor jou is en ontneemt het je dan.’ Dat is volgens Obure wat de Britten hebben gedaan toen ze Kenia koloniseerden. Door objecten te ontvreemden die de Luo maakten tot wat ze waren, ‘vervingen ze onze cultuur door de hunne.

‘Stel dat je naar Groot-Brittannië gaat. Je neemt de kroonjuwelen weg en brengt ze naar Kenia, waar je ze tentoonstelt, er een onjuiste geschiedenis over vertelt en ze met een verkeerde benaming aanduidt,’ zegt Obure. ‘Voor ons is zijn die juwelen gewoon een kunstwerk. Voor hen is het een symbool van de natie. Hoe reduceer je een symbool tot een museumstuk? Dat kunnen we hen niet aandoen. Waarom hebben ze dat ons aangedaan?’

Voor westerlingen is een Afrikaans object ‘gewoon een museumstuk,’ zegt Obure. ‘Voor ons is het anders. Het is energie.’ Hij pakt een lange, slanke speer met een ijzeren punt op. Als hij deze speer vasthoudt, voelt hij zich verbonden met zijn grootvader, die deze speer voor de jacht gebruikte.

Dat is een band die 3D-replica’s niet kunnen oproepen, zegt Ayub Oginga Anyango (60), die Obure die zonnige dag onder de yago kwam opzoeken. ‘Als je ons plastic objecten komt brengen, betekent het dat we alleen in het kunstwerk maar niet in de geest ervan geïnteresseerd zouden zijn,’ zegt Anyango. ‘We zijn niet geïnteresseerd in het object, maar in de geest ervan – en dat is iets wat niet door plastic kan worden vervangen.’

‘In het Nairobi National Museum zijn kogels te zien die uit de lichamen van mensen zijn gehaald – lichamen van de Mau die tegen de Britten voor de onafhankelijkheid van Kenia vochten,’ zegt de Keniaanse documentairemaker en activist Jim Chuchu. ‘Hoe kun je dat digitaliseren? Het gevoel dat je krijgt als je voor deze stukjes metaal staat?’

‘Er zijn dingen in dit land die je niet kunt digitaliseren vanwege de hoeveelheid bloed die is vergoten,’ zegt Chuchu. ‘Met technologie kun je het probleem van de toegankelijkheid oplossen, maar het zorgt er niet voor dat het probleem van de rechtmatigheid voor deze objecten wordt opgelost.’

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com