Een computermuis met een lege batterij, een trackpad dat vastloopt, een schermpje dat niet reageert op een swipe, of de disclaimer ‘Verstuurd vanaf mijn iPhone, verontschuldigingen voor typfouten’.

Je zou denken dat dit soort ergernissen onvermijdelijke bijproducten zijn van een digitaal tijdperk dat voor het overige op rolletjes loopt. Maar Thomas Reardon ziet ze als het bewijs dat onze relatie met computers fundamenteel verstoord is.

Reardon is een neuroloog die een van de eerste internetportals heeft gecreëerd – Internet Explorer van Microsoft – en die nu een wereld voor ogen heeft waarin machines direct door onze hersenen worden aangestuurd.

In zijn New Yorkse start-up CTRL-Labs wordt gewerkt aan een externe lichaamssensor die een computer kan bedienen door onze gedachten te decoderen. In een interview met National Geographic spreekt Reardon over zijn onderzoek naar de ‘brein-machine-interface’ en over het potentieel ervan voor het computergebruik van de toekomst.

Het idee van een ‘brein-machine-interface’ draait om het decoderen van boodschappen die door neuronen worden uitgezonden. Kan je uitleggen wat dat betekent?

De neuronen die jouw intentie uitzenden – de projectie van jouw wil die ‘volitie’ wordt genoemd – zijn de motorneuronen in de hersenen.

Wanneer jouw hersenen iets willen, van plan zijn om iets gaan doen in de wereld, zetten ze spieren aan tot actie. Dat klinkt misschien een beetje depressief, maar jouw hersenen kunnen eigenlijk weinig anders doen. Er zijn veel dingen die je in de wereld kunt waarnemen en begrijpen. Maar als het om handelen gaat, is het aansturen van spieren het enige wat jouw brein kan doen. Dat gaat via de motorneuronen, oftewel de neuronen die we gebruiken als we aan de slag gaan.

We willen mensen meer controle geven zegt Reardon over de breinmachineinterface die zijn bedrijf ontwikkelt
“We willen mensen meer controle geven,” zegt Reardon over de brein-machine-interface die zijn bedrijf ontwikkelt.
Alex Welsh

Hoe gaat dat precies in z’n werk? Waar plaats je de sensoren?

We kunnen niet al te veel details prijsgeven, want we werken momenteel aan zeer gevoelige stukken intellectueel eigendom. Maar voor ons is het niet belangrijk waar de sensoren zich op het lichaam bevinden. Aan de pols bijvoorbeeld, of rond de hals, in het oor, rond de enkel... Het maakt niet uit. Wat wij belangrijk vinden, is dat we toegang krijgen tot de elektrische signalen die motorneuronen uitzenden wanneer ze een spier aansturen.

Als je denkt aan de vele verschillende manieren waarop iemand zich in de wereld beweegt, aan al die verschillende manieren waarop motorneuronen dingen aansturen, dan zijn de handen waarschijnlijk onze meest innovatieve lichaamsdelen. Alles wat me met onze handen doen, vereist vaardigheid en vooral aanpassingsvermogen. Iets eenvoudigs als het oppakken van een glas water dat voor je staat en het dan aan je lippen zetten, is echt een ongelooflijk staaltje van vaardigheden. En het is niet gratis. Jouw hersenen besteden een enorme hoeveelheid rekenwerk, om het zo maar te noemen, aan die taak – aan iets dat wij volstrekt vanzelfsprekend vinden.

Hoe wordt dat vertaald naar het verbeteren van onze interactie met de computers van vandaag?

Tegenwoordig verloopt al die interactie via een apparaat tussen gebruiker en uitvoering, of het nu een muis of een toetsenbord of een joystick is. Pas als je deze apparaten weglaat en je direct de zenuwimpulsen kunt decoderen, kunnen we doorbreken naar een nieuw soort interactie tussen mens en machine.

Je kunt ongelooflijk veel informatie in je hersenen laden en je kunt die informatie meteen analyseren. De mens is dus een fenomenale eenheid voor het verwerken van gegevens. Maar de beperking zit ’m in het uitvoeren van handelingen. Daarom gaat het uiteindelijk om de spieren, die biomechanisch zijn. Daar komt uiteindelijk alles uit, en daar willen we naartoe.

Welke nieuwe mogelijkheden zag u op dit onderzoeksgebied toen u in 2015 met het project begon?

Tot dusver was al het werk op het gebied van brein-machine-interfaces gericht op klinische populaties, op mensen die aandoeningen hebben, ziekten als ALS of andere vormen van musculaire dystrofie. Toen bedachten we plotseling dat het meeste onderzoek dat tot nu toe is gedaan, over mensen gaat die motorische problemen hebben. Dus wat zou er gebeuren als we naar een goed functionerend motorisch systeem zouden kijken? Hoe zou je het probleem van de brein-machine-interface dan benaderen? Dat was de drijfveer achter het bedrijf: in plaats van motorneuronen te bestuderen, wilden we ermee gaan werken.

Er zijn zoveel potentiële toepassingen op dit gebied. Welke mogelijkheden zijn voor u het meest fascinerend?

Het eerste wat we willen verhelpen, is het omgaan met tekst op onze smartphones. Naar mijn mening hebben we als geëvolueerde diersoort een stap terug gedaan toen de iPhone in 2007 op de markt kwam. We hebben niet geleerd om beter te communiceren. We hebben onze communicatie juist beperkt, want typen en teksten maken op zo’n smartphone is gewoon een nachtmerrie. Ik wil dat het op een smartphone nog beter aanvoelt dan wanneer je op een gewoon toetsenbord bezig bent, zelfs als je niet zo snel kunt typen. Ik wil die ervaringen opnieuw voor de geest halen, zodat we vanuit de stappen achteruit die we in de afgelopen tien jaar hebben gezet, weer stapjes voorwaarts kunnen zetten.

Ik wil dat het computergebruik doorbreekt naar een ander niveau van gebruiksgemak en belang voor mensen. Dat klinkt misschien wat abstract, maar ik stel me dit soort dingen echt voor: waarom gebruiken we een toetsenbord om tekst in apparaten in te voeren? Waarom kan ik mijn vrouw geen briefje schrijven zonder m’n handen uit m’n broekzak te halen?

Denk aan de manier waarop we tegenwoordig tijdens het redigeren van een tekst woorden of zinnen selecteren. Denk aan de manier waarop we de muis gebruiken en hoe traag dat proces is. Stel dat je tekst tegelijkertijd kunt typen en selecteren, zonder dat je naar de muis hoeft over te stappen. Al dat soort dingen kunnen veel rijker en natuurlijker verlopen als je de apparaten weglaat en de zenuwen zelf gaat decoderen. Er is geen enkele interactie tussen mens en machine – computers, robots, etc. – die niet door deze technologie fundamenteel veranderd zou worden.

Sommigen zouden zeggen dat we nu al te veel zijn verstrengeld met onze apparaten. Heb je geen bedenkingen over de richting die we inslaan?

Met het mobiele internet hebben we een groot aantal stappen terug gedaan. We worden gebombardeerd met al die permanent beschikbare en opdringerige informatie, maar we kunnen er maar heel beperkt op ingaan. Dat is volgens mij een stap terug voor de mens. We hebben het initiatief verloren. Het is alsof we steeds meer door de machines worden geprogrammeerd.

De reden waarom we ons bedrijf CTRL-Labs hebben genoemd, is omdat we mensen weer controle willen geven over toekomstige ontwikkelingen, door de belofte van de interactie tussen mens en machine waar te maken. Laten we de apparaten weer terugbrengen tot instrumenten. Ik wil dat we machines op een zo fundamenteel mogelijk niveau programmeren.

Lees hier alles over de www.week.

Duik in de beginperiode van het internet met Valley of the Boom.

Dit artikel is geredigeerd om de tekst korter en helderder te maken.