De eerste wegkwijnende olijfbomen doken op in de buurt van Gallipoli, in de Zuid-Italiaanse regio Apulië. Bladeren werden langs de randen bruin en verdord. Daarna begonnen hele olijfgaarden weg te kwijnen. Telers uit families die al generaties lang olijven verbouwden, moesten machteloos toezien hoe hun bomen verdorden en hun bedrijven te gronde gingen.
Aanvankelijk was niet duidelijk waardoor de uitdroging werd veroorzaakt. Was het een schimmel? Een virus? Of iets heel anders? Experts bezochten de olijfgaarden om monsters van de bomen te nemen en zo snel mogelijk de oorzaak te vinden.
Een van die onderzoekers, verbonden aan een Zuid-Italiaans landbouwinstituut, was net teruggekeerd van een congres in Californië, waar hij meer te weten was gekomen over de plantenbacterie Xylella fastidiosa. De symptomen die de olijventelers in hun boomgaarden zagen, leken volgens hem verdacht veel op datgene waarover in lezingen op het congres werd gesproken. Toen hij en zijn Italiaanse collega’s de bomen in Apulië nader onderzochten, ontdekten ze dat de bacterie het houten hart van deze bomen aantastte.
Dat was geen goed nieuws. Xylella wordt door de Europese Commissie als een van de gevaarlijkste plantenbacteriën ter wereld beschouwd. Verschillende stammen van de microbe hebben huisgehouden in wijngaarden in Californië en onder citrusbomen in Brazilië, waarbij vele hectaren van deze economisch belangrijke gewassen werden verwoest en miljarden euro’s schade werd geleden.
Totdat de olijfbomen ziek werden, was Xylella nooit eerder in Europa opgedoken. Dat de bacterie nu in Italië verscheen, deed alarmbellen afgaanin de hele wetenschappelijke wereld en ook onder Europese politici. Italiaanse olijventelers produceren vijftien procent van de virgin-olijfolie in de wereld, wat het land twee miljard euro per jaar oplevert. Spanje produceert nog meer. Als deze landbouwsector wordt bedreigd, betekent dat ook een bedreiging van de Europese economie.
De olijventeelt staat centraal in de identiteit van de regio Apulië, die tot voor kort circa veertig procent van de export van Italiaanse olijfolie voor haar rekening nam. In heel Apulië staan ruim zestig miljoen bomen in statige rijen opgesteld, waaronder bijna een half miljoen geliefde ‘ulivi secolari’: eeuwenoude bomen met verwrongen stammen die de enorme veranderingen die de regio in de loop der tijd heeft ondergaan, hebben overleefd.
Maar de aanval van Xylella ontwortelt deze traditionele orde en dreigt olijfgaarden te verwoesten die miljarden euro’s waard zijn. In plaats van zich neer te leggen bij enorme verliezen, hebben sommige telers in samenwerking met wetenschappers de strijd aangebonden met de bacterie. Zij willen weten wat er precies aan de hand is en wat ze kunnen doen om de schade te beperken.
Onzichtbare droogte
Bomen die met Xylella zijn besmet, sterven van binnenuit van de dorst. De bacterie wordt van boom op boom overgedragen door het minuscule schuimbeestje, dat zich vastzet in het xyleem van de boom, oftewel de buisvormige vaatjes die water van de wortels naar de bladeren transporteren. Nadat het beestje vloeistof uit een besmette boom heeft gezogen, kan het de bacterie in zijn maag meevoeren en dan injecteren in de volgende boom waarmee het zich voedt. Schuimbeestjes zijn inheems in Apulië, maar voordat Xylella in Italië opdook, werd het diertje niet als een probleem beschouwd. Nu wordt het insect alom gevreesd.
Wanneer de bacterie zich eenmaal in de boom heeft genesteld, breidt hij zich langzaam uit, koloniseert de xyleemvaatjes en vormt een dunne slijmlaag die de doorvoer van water blokkeert, waardoor de takken van de bomen aan de uiteinden verdorren. Soms sterven de bomen af en soms blijven ze in een zombie-achtige staat doorleven, te zwak om vrucht te dragen, maar wel vol bacteriën.
Tegen deze plantenziekte is nog geen remedie gevonden. Wanneer de bacterie eenmaal in zijn gastheer is binnengedrongen, blijft de boom besmet totdat hij afsterft.
Bij de olijventelers zit de schrik er goed in. In de provincie Lecce moesten Giovanni Melcarne en zijn vrouw Daniela machteloos toezien hoe hun bomen steeds zwakker werden. De familie Melcarne teelt al meer dan vijfhonderd jaar olijven in deze provincie en veel van de knoestige bomen van Giovanni zijn veel ouder dan hij.
“Meteen toen ik merkte wat er gaande was, wist ik dat de olijvencultuur door de bacterie zou worden verwoest,” zegt hij. “Het zou grote invloed hebben onze identiteit, onze manier van leven.” Voor hem was duidelijk dat er iets moest gebeuren. Dus nam hij contact op met wetenschappers van de naburige universiteit, waar ze koortsachtig probeerden meer inzicht te krijgen in de biologie van de plantenziekte.
Melcarne kwam uiteindelijk in contact met Donato Boscia, botanicus van de Nationale Onderzoeksraad (CNR) van Italië in het naburige Bari. Diens schoonvader had hem kort daarvoor gewezen op de kenmerkende uitgedroogde blaadjes aan de bomen van de familie. Boscia wist dat Xylella maandenlang in de bomen aanwezig kon zijn voordat de boom de gevolgen ervan begon te ondervinden. In 2013, toen telers en fytopathologen (experts in plantenziekten) in Italië voor het eerst door de ziekte werden gealarmeerd, was de bacterie waarschijnlijk al enige tijd in de bomen van Apulië aanwezig.
Boscia was bang dat het al te laat was om de bacterie helemaal te kunnen uitroeien. Maar hij wist ook dat hij het moest proberen. Dus stortten hij en zijn collega’s zich op het onderzoek: ze brachten het aangetaste gebied in kaart en ontdekten hoe de ziekte zich verspreidde en welke andere planten als gastheren dienden. Ze ontwikkelden methoden om de bomen op de aanwezigheid van de bacterie te testen, zodat telers zelf konden uitzoeken of hun boomgaarden waren besmet.
Woedende telers
Maar in een poging om de olijfoliesector te beschermen werd in 2014 door een commissie van de Europese Unie besloten dat Italië alle planten waarvan zeker was of waarvan werd vermoed dat ze besmet waren, zonder pardon moest ruimen. In de praktijk betekende dit dat de telers kregen te horen dat ze hun eerbiedwaardige bomen uit de grond moesten trekken en verbranden. In sommige gevallen moesten ze ook naburige bomen vernietigen, die nog niet zichtbaar aan de ziekte leden. Onlangs kregen de telers van hogerhand te horen dat ze pesticiden moesten gebruiken om de populatie schuimbeestjes onder controle te krijgen, tot grote verontwaardiging van boeren die trots zijn op hun biologische teeltmethoden.
Veel boeren kwamen in opstand tegen de regelgeving van de overheid. Ze geloofden niet dat de bacterie de bomen kon doden of dachten dat traditionele teeltmethoden het probleem zouden verhelpen.
Onder druk van boeren en activisten begonnen de politie en het openbaar ministerie in Lecce zelfs aan een gerechtelijk onderzoek naar wetenschappers van de CNR, die ervan werden beschuldigd de ziekte in Apulië te hebben verspreid. Allerlei samenzweringstheorieën begonnen de ronde te doen: probeerden projectontwikkelaars de waarde van de olijfgaarden te verminderen, zodat zij er hotels op konden bouwen? Waren wetenschappers verantwoordelijk voor de uitbraak van de ziekte? De beschuldigingen bleken ongefundeerd en de aanklachten werden geseponeerd, maar de ophef maakte duidelijk hoe diep het wantrouwen in de provincie was.
“Tegen telers die olijfbomen van misschien wel duizend jaar oud hebben, zeg je dat ze die bomen maar uit de grond moeten rukken,” stelt Enrico Bucci, onderzoeker bij de Sbarro Health Research Organization van de Temple University in Pennsylvania. “Mijn familie heeft een olijfgaard in de Toscane, en het zou heel erg moeilijk voor mij zijn te accepteren dat mijn bomen ontworteld moeten worden. We hebben een emotionele band met deze bomen.”
Maar zoals de meeste wetenschappers die werken aan het begrijpen en tot staan brengen van de bacterie, is ook Bucci ervan overtuigd dat het indammen van de ziekte noodzakelijk is, hoe pijnlijk dat ook is.
Terwijl de verhitte debatten verdergingen, breidde de bacterie zich gestaag uit. Toen Boscia en zijn team de situatie in 2013 analyseerden, ontdekten ze dat de besmetting een kleine tachtig vierkante kilometer in de provincie Lecce besloeg. Tijdens het meest recente onderzoek, dat deze zomer werd afgerond, vonden verschillende teams besmette bomen in een gebied van ruim 750 vierkante kilometer, zo’n veertig procent van Apulië.
Noordwaarts mars
De bacterie heeft zich nu stevig genesteld in de zuidelijkste punt van de provincie, zodat het uitroeien van de ziekte zeer onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk is. Pogingen om de uitbreiding tot staan te brengen, richten zich nu op een ‘bufferzone’ in het noorden van de provincie Lecce, een ongeveer dertig kilometer brede strook land tussen de Adriatische en Ionische Zee. Honderden agronomen houden de olijfgaarden in deze zone in de gaten en controleren er honderdduizenden bomen op tekenen van besmetting.
Het is een “reusachtige controle-activiteit,” zegt Gianluca Nardone, hoofd van het departement van Landbouw van de regio Apulië, maar het is absoluut noodzakelijk om inzicht in de omvang van het probleem te krijgen.
Intussen worden de bomen ten zuiden van de zone niet langer in de gaten gehouden en veel boeren in de zuidpunt van Lecce, waar veel olijfbomen wegkwijnen en olijfgaarden te gronde gaan, voelen zich in de steek gelaten.
Maria Saponari, Xylella-onderzoekster aan het CNR-Instituut voor Duurzame Gewasbescherming in Bari, komt uit een familie van olijventelers en weet uit de eerste hand hoe zwaar de verliezen bij de telers aankomen. Tot haar afschuw zag ze de bacterie zich uitbreiden, en ze voelt ook een grote verantwoordelijkheid om te helpen waar ze dat kan.
“Wij zijn mensen van de landbouw. Onze families zijn telers of boeren – we kennen allemaal de situatie en de schade die de telers hebben geleden,” zegt ze. “Ze verloren hun werk en hun olijfbomen.”
Saponari voelde zich vooral gefrustreerd wanneer ze naar de telers ging om monsters te nemen of bomen te controleren terwijl ze geen antwoord had op de vraag van de boeren wat eraan gedaan kon worden.
“Er is geen werkzame behandeling en de ziekteverwekker is hier nu bijna inheems. Drie, vier jaar lang kon ik de boeren geen enkele hoop bieden,” zegt ze.
In de hele regio Apulië zijn inmiddels elf miljoen olijfbomen verloren gegaan en telers in de besmette zone hebben hulp nodig om te overleven, vertelt Nardone: “In het besmette gebied zijn er zoveel bomen die zijn afgestorven. We moeten dat gebied weer nieuw leven in blazen, de hele hiel van Italië.”
Sprankje hoop
Onlangs verscheen een sprankje hoop aan de horizon. Boscia, Saponari en hun collega’s zijn begonnen met het testen van honderden variëteiten (cultivars) van olijfbomen om uit te vinden welke bomen resistent tegen de bacterie zijn. Tot dusver hebben ze twee veelbelovende opties gevonden. De Melcarnes hebben enkele van die variëteiten gestekt op bomen in hun olijfgaard om te kijken of ze willen gedijen en tot nu toe lijken deze variëteiten het goed te doen.
Maar dit soort pogingen zijn deels ingegeven door wanhoop: per 2018 zijn ze al ruim 65 procent van hun olijfbomen kwijtgeraakt. Daniela schat dat het verlies volgend jaar zal oplopen tot negentig procent.
“Elk jaar dat we wachten met ingrijpen, dat we uitstellen wat we al eerder hadden moeten doen, betekent tien jaar om de olijvenproductie te herstellen,” zegt ze. Omdat de ziekte vijf jaar geleden voor het eerst werd geconstateerd, schat ze dat het vijftig jaar zal duren voordat de olijfgaarden zich hebben hersteld.
Maar ze heeft geduld. Voor haar familie is het belangrijk om de problemen onder ogen te blijven zien, maar een sprankje hoop is beter dan opgeven.
“Olijfbomen hebben een enorm belangrijke plaats in onze samenleving, want ze zijn een symbool,” zegt Giovanni. “We dachten dat ze onaantastbaar waren, onsterfelijk. Maar nu stuiten we op een waarheid van de natuur: dat niets onsterfelijk is.”