Ongeveer honderd miljoen jaar geleden zwierf een dinosauriër van ruim vijftien meter lang langs de oerkusten van wat nu Marokko is en gebruikte zijn krokodilachtige bek om op vis en andere dieren te jagen. Maar wetenschappers zijn het niet eens over de manier waarop dit enorme roofdier met de naam Spinosaurus aegyptiacuszijn prooi in het water achtervolgde.
In 2014 schreef opkomend National Geographic-onderzoeker Nizar Ibrahimin een veelgelezen wetenschappelijk artikel dat de Spinosaurus het grootste deel van zijn leven in het water doorbracht, waar hij mogelijk al zwemmend – en zelfs duikend – op vissen en andere waterdieren jaagde. Voor zover bekend was het de eerste dinosauriër die er zo’n levenswijze op nahield. Maar nu wordt in een nieuw onderzoek gesteld dat de Spinosaurus ondanks zijn voorkeur voor vis mogelijk helemaal geen goede zwemmer is geweest.
In de studie, die vorige week in het tijdschrift PeerJverscheen, probeerden onderzoekers aan de hand van computersimulaties vast te stellen hoe dit beest in het water kon hebben gedreven. Uit hun bevindingen komt naar voren dat de Spinosaurus een te groot drijfvermogen had om gemakkelijk onder water naar zijn prooi te duiken. En vanwege zijn topzware en ranke lichaamsbouw moet hij volgens de studie ook de neiging hebben gehad om zijwaarts om te vallen.
“Ik heb gewezen op de problemen die er naar mijn mening zijn met de hypothese van Ibrahims team. Als zij mijn bezwaren niet met nieuw bewijs tegenspreken, dan vissen ze met hun hypothese achter het net – sorry voor de woordspeling,” zegt Don Henderson, curator dinosauriërs van het Royal Tyrrell Museum of Palaeontology in Alberta, Canada, en de auteur van de nieuwe studie. “De wetenschap behoort haar eigen fouten te corrigeren, en hier zien we die zelfcorrectie in de praktijk.”
Hoewel de nieuwe studie zeker niet het laatste woord over de zwemcapaciteiten van de Spinosaurus zal zijn, wordt hierdoor wel het debat heropend over de vraag hoe de tot nu toe grootste vleesetende dinosauriër die ooit is ontdekt, zijn reusachtige eetlust stilde.
“Het artikel brengt overtuigend naar voren dat de Spinosaurus geen lichaamsvorm had die bijzonder goed was aangepast aan het zwemmen of duiken,” zegt Tom Holtz, een paleontoloog van de University of Maryland die niet bij de nieuwe studie was betrokken.
Vrijwel onzinkbaar?
Los van de manier waarop deze dinosauriër zich in en door het water bewoog, leefden de Spinosaurus en zijn verwanten in aquatische ecosystemen. In de magen van spinosauriërs zijn visschubben gevonden, terwijl de botten van de dinosauriër zijn gevonden op plekken die ooit tot kustgebieden en rivieroevers behoorden.
De kaken van de Spinosaurus doen sterk denken aan die van moderne visetende snoekalen; de bek van beide soorten loopt spits toe maar verbreedt zich vervolgens aan het uiteinde, met kenmerkende ‘rozetvormige’ en kegelvormige tanden, waardoor de dieren zeer geschikt waren om glibberige vis in troebel water te vangen. Maar de duidelijkste aanwijzing voor de habitat van de Spinosaurus is de chemische ‘handtekening’ van resten van deze dieren, waaruit bleek dat ze het grootste deel van hun leven in het water doorbrachten, net als moderne krokodillen.
“Er zijn een heleboel fascinerende artikelen die steeds meer bewijzen aandragen voor de stelling dat de Spinosaurus een echt waterwezen was,” zegt Ibrahim, paleontoloog aan de University of Portsmouth. “De details over de manier waarop deze dieren zich in het water voortbewogen en hun prooi vingen, is natuurlijk een wat lastiger onderdeel van het wetenschappelijk onderzoek.”
Om de Spinosaurus in zijn zoetwateromgeving voor te stellen, creëerde Henderson een 3D-model, gebaseerd op de reconstructie van het Spinosaurus-skelet dat Ibrahim in 2014 presenteerde. Daarbij besteedde Henderson vooral aandacht aan het grote rugzeil van de Spinosaurus, dat ruim honderd kilo zwaar en meer dan anderhalve meter hoog was. Om zijn methodete kalibreren creëerde Henderson ook modellen van alligators en keizerpinguïns, die in zijn simulaties dreven zoals ze dat ook in het echt doen.
Eerst bekeek Henderson of een drijvende Spinosaurus zijn kop boven water kon houden. Uit zijn simulaties bleek dat het dier dat inderdaad kon, maar niet beter dan verwante dinosauriërs als de T. rex en de spinosauriër Baryonyx. Ook ontdekte hij dat de Spinosaurus ‘onzinkbaar’ moet zijn geweest: zelfs als we zouden uitgaan van dichtere botten of van scenario’s waarin de Spinosaurus driekwart van de luchtinhoud van zijn longen zou kunnen uitstoten, zou het dier nog moeite hebben om onder water te zwemmen.
Hendersons model toonde ook aan dat het massamiddelpunt van de Spinosaurus boven en tussen zijn achterpoten moet hebben gelegen, wat betekent dat hij uitstekend kon lopen. Dat staat in schril contrast met de bevindingen van Ibrahim, die het massamiddelpunt van de dinosauriër verder naar voren had geplaatst en had geopperd dat het dier zich aan land alleen op alle vier poten moet hebben voortbewogen.
De achterpoten van de Spinosaurus zijn ongebruikelijk klein, waardoor zijn gang in vergelijking tot verwante soorten een beetje op die van een dashond moet hebben geleken. “Hoe je ze ook opmeet, het zijn heel korte, gedrongen poten,” zegt Holtz. “De Spinosaurus wandelde niet soepeltjes door het landschap.”
Vervolgens keek Henderson naar de vraag of de Spinosaurus stabiel in het water kan hebben gelegen. Hij creëerde dwarsdoorsneden van de Spinosaurus en de Amerikaanse alligator, die hij vervolgens twintig graden naar één kant liet overhellen. Evenals een deels gekantelde kajak schommelde het model van de alligator heen en weer tot het weer rechtop dreef. Maar de dwarsdoorsnede van de Spinosaurus kapseisde en belandde op één zijde.
“Allerlei semi-aquatische dieren van nu – schildpadden, zeedieren – kunnen zichzelf in het water weer oprichten; ze hoeven niet voortdurend op te passen dat ze rechtop blijven,” zegt Henderson. “Maar voor de Spinosaurus was rechtop blijven drijven niet de natuurlijke houding.”
Waterleven
In een telefoongesprek liet Ibrahim onlangs weten dat hij de studie van Henderson respecteerde, maar dat hij ook kanttekeningen bij zijn resultaten plaatste.
Zo vindt hij dat Henderson zijn modellen niet heeft gebaseerd op de collectie van tot nu toe gevonden Spinosaurusbotten, waarvan Ibrahim een van de curatoren is. Hij zegt dat bij het creëren van computermodellen van uitgestorven dieren de nodige fouten kunnen optreden, zoals ook op andere terreinen in de paleontologie. Volgens Ibrahim kunnen toekomstige modellen gebaseerd worden op nieuwe fossielen, die inmiddels zijn gevonden en momenteel wetenschappelijk worden beschreven.
“Het is altijd goed om modelleringstechnieken te gebruiken, maar we hebben meer van dit soort modellen nodig, en dan vooral gebaseerd op de eigenlijke fossielen,” zegt hij. “Per slot van rekening ligt de waarheid in de botten, niet in een computer.”
Volgens Holtz is het goed mogelijk dat de Spinosaurus nog bezig was zich aan te passen aan zijn semi-aquatische omgeving. “Wanneer je met bepaalde gedragingen begint, wil dat nog niet zeggen dat je al bent uitgerust met de kenmerken die bij die gedragingen passen,” zegt hij. “Dat soort aanpassingen kost veel tijd.”
Henderson stelt zich een visetende machine voor die net als een grizzlybeer heel goed in staat was om in en door ondiepe poelen zijn weg te vinden.
David Hone, paleontoloog aan de Queen Mary University of London, stelt dat het zwemvermogen zeker niet allesbepalend is voor het vaststellen van een aquatische leefomgeving.
“Reigers kunnen niet goed zwemmen, maar ze brengen het grootste deel van hun leven tot aan hun knieën in het water door, waarbij ze zich langs de ondiepe waterkant van rivieren en meren verplaatsen,” zegt hij. “Misschien is ‘semi-aquatisch’ voor de Spinosaurus iets te vergezocht, maar het gaat hier zeker om een dier dat in een habitat leefde die duidelijk met water was verbonden.”
Lees ook: 'Waarom T. Rex niet met zijn tong kon wiebelen'
Dit verhaal werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com