Ruim 160 miljoen jaar geleden leefde in de wouden van het prehistorische China een bizar roofdier: een piepkleine dinosauriër die op leerachtige vleermuisvleugels van boom tot boom zweefde. Het onlangs gevonden fossiel, dat gisteren werd voorgesteld in het tijdschrift Nature, is nog maar de tweede gevederde dinosauriërsoort met sporen van grote membranen als vleugels. Het nieuwe geslacht waartoe het dier behoort, heeft dan ook de passende naam Ambopteryx gekregen, wat Latijns is voor ‘dubbelvleugel’.
“Het spannendste hieraan vind ik dat het laat zien dat sommige dinosauriërs tijdens hun evolutie zeer verschillende structuren ontwikkelden om het luchtruim te kunnen kiezen” of in elk geval een vorm van vliegen te bereiken, zegt Min Wang, paleontoloog aan het Institute of Vertebrate Paleontology and Paleoanthropology (IVPP) in Beijing en hoofdauteur van de nieuwe studie.
Deze Ambopteryx is nu het bekendste fossiel van een scansoriopterygide, een merkwaardige groep niet-vliegende dinosauriërs waartoe ook ‘Yi qi’ behoort, de eerste dinosauriër met vleermuisachtige vleugels die ooit is gevonden. Dat fossiel werd in 2015 gepresenteerd door Xing Xu, vicedirecteur van het IVPP en medeauteur van het onderzoek van destijds en veranderde het beeld dat wetenschappers van de evolutie van het vliegen hadden.
“Vóór de ontdekking van Yi qi probeerden we elke dinosauriër die we vonden in te passen in één evolutionaire lijn die naar de vogels loopt,” zegt Jingmai O’Connor, medeauteur van de nieuwe studie en een IVPP-paleontoloog die is gespecialiseerd in prehistorische vogels. “Yi qi haalde dat helemaal onderuit.” (O’Connor werkte ook mee aan de wetenschappelijke beschrijving van het eerste fossiel van een vogel die met een ei in haar lichaam werd gevonden.)
Sommige onderzoekers denken nu dat het vermogen tot vliegen in minstens vier afzonderlijke gevallen bij dinosauriërs is ontstaan, waaronder bij de scansoriopterygiden. Maar wat betreft Yi qi bleef er een gezonde scepsis aanwezig. Het dier heeft vreemde, staafvormige beenderen die ‘styliforme elementen’ worden genoemd en vanuit de polsgewrichten groeien. Paleontologen meenden dat deze elementen het dier hielpen om een groot vleugelmembraan te ondersteunen. Maar zo’n element werd bij geen enkele andere dinosauriër of vogel aangetroffen – tot de vondst van Ambopteryx.
In het nu ontdekte fossiel zijn niet alleen styliforme elementen aangetroffen, maar ook een bruinachtig laagje op een van de vleugels – mogelijk een restant van een vleugelmembraan. Bovendien heeft Ambopteryx ook gefossiliseerde veren en een stel samengegroeide staartwervels, die ook bij moderne vogels de staartveren ondersteunen.
Vliegende eekhoorn-dino
In 2017 vond een plaatselijke boer het Ambopteryx-fossiel in de buurt van een dorpje bij Lingyuan, een stad in het noordoosten van de Chinese provincie Liaoning. Toen het IVPP het fossiel aankocht, meenden onderzoekers dat het om een vroege vogelsoort kon gaan, dus kreeg Wang – een expert in de vroege evolutie van vogels – de leiding over het onderzoek. Maar terwijl preparateurs het fossiel voorzichtig bevrijdden van overtollig gesteente, besefte Wang dat het dier helemaal geen vogel was.
Het nu volledig blootgelegde fossiel toont in fraaie details waarvan Ambopteryx moet hebben geleefd. Zeer waarschijnlijk was het een opportunistische alleseter: zijn maag bevatte niet alleen gastrolieten (steentjes die ook door moderne plantenetende vogels worden ingeslikt om de spijsvertering te bevorderen) maar ook botfragmenten – een teken dat het wezen kort voor zijn dood nog een stevige snack had gegeten. Een volwassen Ambopteryx moet niet meer dan een paar honderd gram hebben gewogen.
De onderzoekers weten nog niet hoe goed dit dier kon vliegen – hoewel ze denken dat het op z’n minst in staat moet zijn geweest om gemakkelijk van boom tot boom te zweven. De poten wijzen erop dat het dier zich tijdens zijn evolutie ontwikkelde om op boomtakken te zitten, maar in plaats van zich te gedragen als een soort zangvogel moet het volgens het team meer hebben geleken op moderne vliegende eekhoorns en suikereekhoorns.
“Het klom waarschijnlijk in de bomen rond – als een kleine en griezelige vliegende eekhoorn-dino – en zweefde daarbij van boomtak naar boomtak,” zegt O’Connor.
“Als je het zou hebben over een theropode die tussen de bomen zweeft, zou het echt een heel vreemd dier zijn en daar op hebben geleken,” zegt paleontoloog Mike Habib van de University of Southern California, een expert in biomechanica die het vliegvermogen van Yi qi bestudeert.
Onbekende bestemming
Wetenschappers hopen meer aanwijzingen te vinden in sporen van het zachte weefsel dat op de Ambopteryx bewaard is gebleven, iets wat ze met behulp van nieuwe beeldtechnieken nu beter kunnen doen. Zo heeft paleontoloog Michael Pittman van de University of Hong Kong laserstralen gebruikt om sporen van zacht weefsel aan te tonen in fossielen van de gevederde dinosauriër Anchiornis.
En Pittman kent de scansoriopterygiden goed. Op het jaarcongres van de Society of Vertebrate Paleontology in 2018 presenteerde Arindam Roy, een promovendus van Pittman, de eerste resultaten van de laserscans van Yi qi. Volgens Wang en Pittman overleggen ze over een soortgelijke analyse van de Ambopteryx.
Om duidelijke antwoorden te krijgen zou er volgens de paleontologen idealiter een nog beter bewaarde verwant van de Ambopteryx gevonden moeten worden. Dat is veelgevraagd, maar op vindplaatsen in China zijn gevederde dinosauriërs gevonden die in verbluffend detail zijn geconserveerd. Misschien ligt daar nog een ongerept wezen met vleermuisachtige vleugels te wachten om te worden opgegraven...
“We zijn zó gewend geraakt aan die geweldige Chinese fossielen dat we het onmogelijke beginnen te vragen. Zo van: waarom heb je er niet eentje gevonden die perfect en in alle detail bewaard is gebleven en waarin alles uitgebreid is te zien?” grapt Habib. “Het heeft de lat van wat een goed fossiel is wel erg hoog gelegd.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com