Drinkbekertjes van aardewerk die voor baby’s waren bedoeld, duiken in Europa voor het eerst zo’n zevenduizend jaar geleden op in culturen die aan het begin van het Neolithicum geleidelijk aan overstapten van een bestaan als jager-verzamelaars naar een sedentaire levenswijze die was gebaseerd op de landbouw. De bekertjes hadden smalle tuitjes en vertoonden soms het uiterlijk van een dier, waardoor we ons goed kunnen voorstellen hoe ze door kleine kinderen werden gebruikt. Maar wat dronken de kinderen eruit?

Volgens een nieuw onderzoek dat gisteren in het tijdschrift Nature is verschenen, stilden de moeders van sommige stammen in het zuiden van Duitsland hun baby’s drieduizend jaar geleden met dierlijke melk, mogelijk als onderdeel van het spenen, het proces om ze aan vast voedsel te laten wennen.

De overgang van een dieet van moedermelk naar vast voedsel is niet alleen een belangrijke mijlpaal in het leven van een kind, maar had op bevolkingsniveau grote invloed op de ontwikkeling van prehistorische samenlevingen.

Aardewerken bekertjes voor zuigelingen waaronder enkele in de vorm van dieren begonnen rond zevenduizend jaar geleden in Europa op te duiken
Aardewerken bekertjes voor zuigelingen, waaronder enkele in de vorm van dieren, begonnen rond zevenduizend jaar geleden in Europa op te duiken.
Katharina Rebay-salisbury

Deze exemplaren dateren uit de periode tussen 1200 en 800 v Chr
Deze exemplaren dateren uit de periode tussen 1200 en 800 v. Chr.
Katharina Rebay-salisbury

Terwijl moeders onder de jager-verzamelaars hun baby’s waarschijnlijk langdurig borstvoeding gaven, soms tot en met het vijfde levensjaar, blijkt uit isotopenanalyse dat moeders onder de eerste boeren van het Neolithische Europa hun zuigelingen al na twee à drie jaar van de borstvoeding afhaalden of speenden. Aangezien bekend is dat borstvoeding de vruchtbaarheid van de moeder tijdelijk onderdrukt, betekende het vroeg spenen van zuigelingen dat ze meer kinderen konden krijgen, waardoor dit gebruik tot een aanzienlijk hoger geboortecijfer en een snellere bevolkingsgroei leidde.

Maar tot nu toe konden onderzoekers niet met zekerheid zeggen wat zuigelingen tijdens het proces van spenen dronken en aten.

Julie Dunne, biomoleculair archeologe aan de University of Bristol en hoofdauteur van de nieuwe studie, vindt het aannemelijk dat mensen in boerengemeenschappen die veedieren hielden, hun baby’s met dierlijke melk begonnen te voeden.

Om deze hypothese te testen, analyseerden Dunne en haar collega’s prehistorische voedselresten die duizenden jaren lang bewaard waren gebleven op de poreuze binnenzijde van drie aardewerken babybekertjes uit Duitsland. Een van de bekertjes was afkomstig uit een kindergraf uit de late Bronstijd bij Augsburg (1200-450 v. Chr.), de andere twee lagen begraven naast de resten van twee jonge kinderen op een begraafplaats uit de IJzertijd in Dietfurt (800- 450 v. Chr.). De onderzoekers kozen bekertjes uit kindergraven om er zeker van te zijn dat het opgegraven aardewerk specifiek voor kinderen was bedoeld.

Uit de resultaten van de chemische analyse bleek dat de bekertjes dierlijke vetten uit de melk van herkauwers bevatten, een groep dieren waartoe koeien, geiten en schapen behoren. (Het is niet mogelijk om vast te stellen van welk soort dier de melk afkomstig was, zegt Dunne.)

Het voeden van baby’s met dierlijke melk bracht ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee, schrijven Dunne en haar collega’s, en zou niet geschikt zijn geweest als volledige vervanging van de borstvoeding. Zo bevat koemelk veel grotere vetbolletjes dan moedermelk, waardoor het voor zuigelingen moeilijker te verteren is. Dierlijke melk kan het kwetsbare immuunsysteem van zuigelingen ook hebben blootgesteld aan ziekteverwekkers en infectieziekten. Ook moet het lastig zijn geweest de bekertjes goed schoon te maken, aangezien bacteriën makkelijk in ruimten in het poreuze aardewerk konden achterblijven en gedijen.

Sommige onderzoekers waarschuwen ervoor om op basis van deze kleine steekproef te stellen dat het voeden van baby’s met dierlijke melk in de prehistorie een wijdverbreid gebruik was, vooral omdat de bekertjes afkomstig zijn uit graven van kinderen die op vroege leeftijd overleden.

“Ik denk niet dat deze prehistorische gemeenschappen twijfelden aan de grote waarde van moedermelk,” zegt Daniel Sellen, een antropoloog van de University of Toronto die niet bij de nieuwe studie was betrokken. “Dit zijn graven van kinderen die overleden. We weten niet waardoor ze ziek zijn geworden. Misschien werden ze met dierlijke melk gevoed omdat hun groei achterbleef of omdat de moeder was overleden. Misschien deden ze het als een laatste medische ingreep. Of misschien hebben ze juist vanwege de dierlijke melk infecties gekregen of zijn erdoor ondervoed geraakt.”

Ook Ellen Kendall, een bioarcheologe aan de Durham University die onderzoek doet naar de gezondheid en voeding van jonge kinderen, denkt dat het voeden van kinderen met dierlijke melk uit deze bekertjes een noodmaatregel moet zijn geweest in situaties waarin er geen moedermelk voorhanden was of het kind geen borstvoeding kon krijgen.

“Hier wordt niet een succesverhaal verteld of een algemene praktijk van deze cultuur aangeduid. Het is eerder een kans om uit te zoeken hoe deze cultuur reageerde als er iets niet volgens plan verliep, als het slecht afliep,” zegt Kendall.

Omdat de bekertjes in kindergraven waren gelegd, denkt Dunne dat ze op z’n minst een intiem inkijkje opleveren in de manier waarop mensen in de prehistorie voor hun kinderen zorgden. “De bekertjes zijn zeer, zeer ontroerend,” zegt zij. “Ik denk dat ze heel goed laten zien hoeveel liefde, zorg en aandacht aan deze kleine kinderen werd besteed. De moeder en vader hebben misschien gedacht dat de kinderen hun drinkbekertjes in het hiernamaals nodig hadden.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com