Er werd niet stilgestaan bij spectaculaire uitzichten en er werden geen heroïsche foto’s gemaakt toen Khimlal Gautam, een 35-jarige Nepalese landmeetkundige en bergbeklimmer, op 22 mei 2019 naar de top van de Mount Everest klom. Gautam en zijn team hadden berekend dat ze rond drie uur ’s nachts, in het pikkedonker, de top zouden bereiken, wanneer de temperaturen tot hun dodelijkste niveau zouden zijn gezakt. Alleen dan hadden ze de berg helemaal voor zich alleen, in het midden van een van de drukste klimseizoenen in de geschiedenis van de befaamde berg.
Op de hoogste sneeuwkam van de piek richtte Gautam met de hulp van een andere Nepalese landmeetkundige en drie sherpagidsen een GPS-antenne op, die zijn exacte locatie ten opzichte van een netwerk van satellieten begon te berekenen. Vervolgens schakelden de mannen een bodemradar in om de diepte van de sneeuw onder hun klimijzers te meten. De twee aardedonkere en ijskoude uren dat ze op het dak van de wereld aan het werk waren, gingen gepaard met persoonlijke opofferingen: later zou Gautam door bevriezing een teen kwijtraken.
Ruim een jaar en drie maanden later wordt nog altijd met spanning gewacht op de resultaten van hun inspanningen: de nieuwe, officiële hoogte van de Mount Everest. Het project van de Landmeetkundige Dienst van Nepal had niet alleen tot doel de hoogte van de berg met behulp van de modernste apparatuur en technieken zo accuraat mogelijk te meten, maar ook om een stukje nationale trots uit te dragen.
De meeste geografen schatten dat de Mount Everest elk jaar niet meer dan een halve centimeter hoger wordt, een beweging die het gevolg is van de botsing tussen twee aardschollen – de Indiase en de Euraziatische plaat – die al minstens veertig tot vijftig miljoen jaar gaande is. Maar in 2015 werd het gebied getroffen door een verwoestende aardbeving met een momentmagnitude van 7,8. Sindsdien zijn geografen gefascineerd door de mogelijkheid dat de hoogte van de reusachtige berg met enkele centimeters is gestegen of gedaald – in geologische termen een aanzienlijke verandering. Een iets krachtiger aardbeving trof de regio in 1934, en vermoed wordt dat deze schok de berg zestig centimeter lager heeft gemaakt. Daarnaast is er de eeuwige vraag of men bij het meten van de hoogte van de Mount Everest ook de wisselende kap van sneeuw en ijs moet meerekenen (waardoor nog eens drie meter of meer aan de totale hoogte van de berg moet worden toegevoegd) of dat de hoogste rotspunt (onder de sneeuw en het ijs) als de absolute top van de berg geldt.
Maar toen Gautam in zijn tentje zat, een kopje chaidronk en zich herstelde van zijn barre klim, wist hij dat hem na deze gevaarlijke onderneming naar het dak van de wereld nog een andere, minder gevaarlijke maar zeker niet minder lastige uitdaging te wachten stond. Bij het opmeten van de hoogste berg ter wereld draait het namelijk niet alleen om de tocht naar de top, maar ook om het zoeken naar de eigenlijke ‘bodem’ van de berg.
De vorm van de planeet
Ondanks al zijn machtige bergen en diepe oceaantroggen is het aardoppervlak veel egaler dan je zou verwachten. Als de aarde tot de omvang van een biljartbal zou krimpen, zou ze zelfs gladder zijn dan een gepolijste cueball. Maar op de schaal van de aarde is het aardoppervlak duidelijk niet glad en is onze planeet ook geen echte bol, want ze dijt aan de evenaar een beetje uit. Als je de grootste afstand tussen het centrum van de aarde en het verste punt daarvandaan op het aardoppervlak zou meten, zou de ‘hoogste’ berg ter wereld deChimborazo in Ecuador zijn. (Een piek die een ‘magere’ 6310 meter boven zeeniveau oprijst, maar die gemeten vanaf het centrum van de aarde maar liefst 6384,4 kilometer ‘hoog’ is – 2163 meter méér dan de afstand tussen het centrum van de aarde en de top van de Mount Everest.)
Om de bergen van de wereld op te meten en hun hoogte ten opzichte van elkaar te bepalen, heb je een basislijn of referentie nodig: het zeeniveau. Maar technisch gesproken is er geen vaststaand zeeniveau: de oceanen op aarde worden voortdurend vervormd door de zwaartekracht van de aarde.
Dus doet men een beroep op geodeten of landmeetkundigen, geografen die zijn gespecialiseerd in het beantwoorden van één zeer specifieke vraag: welke vorm heeft de aarde? Dat klinkt misschien als een zeer esoterisch vraagstuk, maar de eerstvolgende keer dat je van je GPS gebruikmaakt om het dichtstbijzijnde restaurant of tankstation te zoeken of om na een verkeerde afslag weer op de juiste route terecht te komen, heb je het aan geodeten te danken dat het allemaal werkt. Hun vakgebied vormt de basis van al onze navigatiesystemen.
Ze gebruiken twee soorten modellen om de vorm van de aarde vast te stellen: ellipsoïden en geoïden. In een ellipsoïde model wordt de aarde voorgesteld als een afgeplatte bol die aan de evenaar enigszins is uitgedijd, een beetje als een ei dat op z’n kant ligt. Geografen gebruiken verschillende versies van deze wiskundige vorm, maar de meest gebruikte is de zogenaamde referentie-ellipsoïde WGS84, de basis voor de meeste moderne GPS-systemen. Het model is de driedimensionale referentie voor alle lengte- en breedtecoördinaten.
Met geoïde modellen wordt getracht de invloed van de zwaartekracht van de aarde in te calculeren bij het berekenen van de hoogte van het zeeniveau (als het gehele aardoppervlak met water zou zijn bedekt). Hierdoor kan een virtueel en alomvattend zeeniveau worden bepaald. Omdat de dichtheid van de aarde niet homogeen is, is het zwaartekrachtsveld van de aarde dat evenmin. Afhankelijk van deze plaatselijke dynamiek wordt het zeewater op de planeet sterker of minder sterk naar het centrum van de aarde getrokken. In plaats van een op zijn kant liggend ei wordt de aarde in een geoïde model eerder afgespiegeld als een gebutste aardappel.
“Het is een ‘equipotentieel oppervlak’ waarmee de zwaartekracht aan dat oppervlak wordt uitgedrukt,” legt Alex Tait uit, geograaf van de National Geographic Society. “Je moet weten hoe hoog het zeeniveau onder de Mount Everest zou moeten zijn – áls zich daar een zeeniveau zou bevinden.”
De eerste landmeting waarbij de hoogte van de Everest werd gemeten, werd in 1852 verricht door een Brits team dat op pad werd gestuurd door de voormalige landmeter-generaal van India, sir George Everest. De hoogste berg op aarde werd sindsdien op Britse kaarten als ‘Piek XV’ aangeduid. De hoogte van de berg werd vanaf zeeniveau bepaald op basis van een netwerk van zichtlijnstations dat zich geleidelijk aan – al zigzaggend en van heuveltop naar heuveltop – uitstrekte van de Golf van Bengalen, het dichtstbijzijnde stuk zee, naar het hoge noorden van India, totdat de Everest in zicht kwam en de onbekende berg op basis van deze trigonometrische metingen kon worden opgemeten. Om de kromming van de aarde in te calculeren, gebruikten deze landmeters sferoïde modellen, de ruwe en rondere voorlopers van de wiskundig preciezere ellipsoïde modellen. De Britse landmeters kwamen destijds uit op een hoogte van 29.002 voet oftewel 8840 meter. Ongeveer een eeuw later, in 1954, werd bij de grootschalige Survey of India een soortgelijke methode gebruikt om de hoogte van de Everest op 8848 meter te bepalen, met inbegrip van de sneeuwkap op de top van de berg.
Deze berekening bleek opmerkelijk accuraat te zijn. In 1999 werd tijdens een landmeting die werd gefinancierd door de National Geographic Society en onder leiding stond van cartograaf en ontdekkingsreiziger Bradford Washburn GPS-technologie gebruikt om de hoogte van de berg nog nauwkeuriger te bepalen: de expeditie mat een hoogte die slechts 1,82 meter hoger uitviel dan die van 1954. In 2005 werd de hoogte van de eigenlijke berg (dus zonder sneeuw en ijs) door Chinese landmeters vastgesteld op 8844,43 meter. Momenteel worden alle drie metingen – uit 1954, 1999 en 2005 – nog altijd gebruikt en/of door verschillende organisaties officieel erkend. (De National Geographic Society gaat uit van de Amerikaanse meting van 1999, waarbij een hoogte van 8850 meter werd gemeten.)
Khimlal Gautam, wiens formele titel ‘hoofd-landmeter van de Landmeetkundige Dienst van Nepal’ is, liet in een gesprek weten dat hij niet de illusie koesterde dat zijn team – zelfs met behulp van de modernste apparatuur en methoden – de vraag naar de precieze hoogte van de Everest voor eens en voor altijd had beantwoord. “In de landmeetkunde vind je nooit het exacte meetpunt of de exacte hoogte,” zei hij. “We hebben geprobeerd de MPV – de ‘most probable value’ [de ‘meest aannemelijke waarde’] te vinden.”
Het team besloot uiteindelijk zowel een GPS-meting als een nivelleringsmeting (een negentiende-eeuwse techniek die nog steeds wordt gebruikt maar die nu met behulp van moderne laserapparatuur werd verricht) uit te voeren. Naast het meten van de hoogte van de hoogste rots op aarde berekenden ze ook de hoogte van de berg mét zijn kap van sneeuw en ijs.
“We wilden beide metingen hebben en ze onderling vergelijken,” zei Gautam. Daarna zweeg hij even en vertrouwde me toe: “Zodat we niet langer hoeven te luisteren naar al die vragen over de hoogte van de Everest.”
Resultaten op de plank
Volgens de Landmeetkundige Dienst van Nepal zijn de berekeningen afgesloten en is de nieuwe hoogte van de Everest inmiddels bekend. Maar de rest van de wereld moet nog even wachten voordat wordt meegedeeld of de hoogste berg op aarde enkele centimeters of meer is gegroeid of gekrompen. Het project lijkt te zijn vastgelopen in een moeras van internationale politieke overwegingen. Omdat de Mount Everest precies op de grens tussen Nepal en het door China gecontroleerde Tibet ligt, is het bepalen van de nieuwe ‘officiële hoogte’ van de berg een kwestie die op hoog diplomatiek niveau wordt besproken.
Vier maanden nadat Gautam en zijn collega’s hun veldwerk hadden afgesloten, op 12 oktober 2019, arriveerde de Chinese president Xi Jinping voor een staatsbezoek aan Nepal op de luchthaven van Kathmandu. Tijdens zijn bezoek maakten China en Nepal bekend dat ze zouden samenwerken bij het opnieuw opmeten van de Everest en de resultaten gezamenlijk bekend zouden maken. Afgelopen voorjaar, toen vrijwel alle expedities op de Everest werden afgelast vanwege de COVID-19-pandemie, bereikte één team wél de top van de berg: een groep Chinese landmeters die eigen metingen verrichtte. Ook vloog een Chinees vliegtuig vol precisie-instrumenten voor het meten van het zwaartekrachtsveld van de aarde over de berg.
Nadat het Chinese landmeetteam zijn Everest-expeditie eind mei had afgesloten, lieten de Chinese autoriteiten doorschemeren dat de nieuwe hoogte binnen twee à drie maanden zou zijn berekend, maar sindsdien zijn er geen nieuwe ontwikkelingen gemeld.
Vorige week sprak Yang Yuanxi, lid van de Chinese Academie van Wetenschappen, over het belang van de Chinese poging om de berg op te meten. Volgens hem was een “nauwkeurige meting van de Everest een demonstratie van de technologische ontwikkeling van het land.” Bovendien is het “een symbool van de soevereiniteit van een land en brengt het op internationaal vlak enorm veel prestige en maatschappelijke erkenning met zich mee. De precisie van deze landmeetmissie zal groter zijn dan die van alle voorgaande missies.”
“Er speelt hier een lange geschiedenis mee,” zegt Ed Douglas, een erkend Everest-historicus die een boek over de geschiedenis van de Himalaya schreef. Volgens Douglas gebruikt China, net als Nepal, de Everest al sinds lange tijd als een symbool van nationale identiteit. In 1960 gaf Mao Zedong opdracht om een grootschalige staatsexpeditie naar de Everest te ondernemen. Dat team voltooide de eerste succesvolle beklimming vanaf de Tibetaanse zijde van de berg. Tijdens de Olympische Spelen van 2008 in Beijing legde China beperkingen aan bergbeklimmers vanaf de Tibetaanse zijde op, zodat een officiële expeditie de Olympische vlam zonder problemen naar de top van de berg kon brengen.
Nepal is een van de armste landen van Azië en heeft talloze redenen om zijn welvarende en machtige buur te vriend te houden. Gedurende het laatste fiscale jaar was zo’n negentig procent van de directe buitenlandse investeringen in het land afkomstig uit China en tijdens zijn laatste staatsbezoek zegde Xi het land een half miljard dollar aan financiële hulp toe. Dat bedrag komt bovenop de miljoenen dollars die China al in Nepalese infrastructuurprojecten heeft geïnvesteerd, waaronder nieuwe luchthavens, spoorwegen en waterkrachtcentrales.
Al eens eerder besloten Nepal en China om de hoogte van de Everest gezamenlijk te meten. Nadat de Chinezen hun onderzoek in 2005 hadden afgesloten, maakten beide landen in een gezamenlijke verklaring bekend dat ze de nieuwe Chinese meting van het hoogste rotspunt alsook de oude meting die in 1954 door de Survey of India werd verricht (met inbegrip van de sneeuwkap), officieel zouden erkennen.
Los van het tijdstip waarop de nieuwe hoogte van de Everest eindelijk bekend zal worden, denkt Gautam dat Nepal een punt heeft gemaakt. “We willen de boodschap afgeven dat we iets op eigen kracht en met onze eigen technische mankracht kunnen uitvoeren,” zei Gautam toen hij op een middag in zijn tent aan zijn kopje thee nipte terwijl het Everest-basiskamp afwisselend door sneeuwbuien en perioden met zon werd bezocht. “De Mount Everest staat in Nepal symbool voor iets, maar het is geen Nepalees bezit. Hij is van de hele wereld.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com