Langs de noordkust van Californië verrijst de grootste nog bestaande aaneengesloten opstand van oeroude kustsequoia’s.
De oeroude sequoia’s, mammoetbomen of redwoods (Sequoia sempervirens) van Californië kunnen meer dan negentig meter hoog worden en langer dan tweeduizend jaar leven. Ze danken hun reuzenformaat en lange bestaan aan een bast die rijk is aan polyfenol en aan kernhout dat de bomen resistent tegen bacteriën en schimmels maakt. In dit kustklimaat liggen de sequoia’s vaak onder een dikke mistsluier, waardoor de wouden voortdurend van vocht worden voorzien en tegen bosbranden zijn beschermd.
In 1848 annexeerden de VS de staat Californië en kort daarna werd er goud gevonden. Duizenden gelukszoekers stroomden naar de staat en de houtindustrie speelde op de bevolkingsaanwas in door ook het ‘sequoia-goud’ te delven: de mammoetbomen werden geveld voor de bouw van huizen en infrastructuur.
In de jaren twintig van de vorige eeuw begon de Save the Redwoods League met het opkopen en beschermen van opstanden, in 1968 werd het Redwood National Park ingesteld en in 1980 werd dat park door de Unesco uitgeroepen tot Wereldnatuurerfgoed. Maar na ruim een eeuw van ononderbroken exploitatie was van de oorspronkelijke ruim 800.000 hectare aan oerbos minder dan vijf procent overgebleven.
Ondanks hun beschermde status wordt het voortbestaan van de bossen nog altijd bedreigd. Volgens de Save the Redwoods League “staan de sequoia’s – de oeroude reuzen van de aarde – opnieuw voor uitdagingen als gevolg van veranderingen in het milieu, waarbij ze door verstedelijking, fragmentatie van habitats, vervuiling, invasieve soorten en klimaatverandering worden bedreigd op manieren die ze in hun lange bestaan op aarde nog niet eerder hebben ervaren.”