Terwijl de wereld viert dat honderd jaar geleden de tombe van farao Toetanchamon werd gevonden in de Vallei der Koningen, ligt de herdenksteen voor een andere Toetanchamon vergeten in de achtertuin van een ambassade in Washington.
Waar de Egyptische heerser zo’n 3.300 jaar geleden waarschijnlijk al jong overleed door ziekte, moord of een ongeval met een strijdwagen, stierf deze ‘King Tut’ waarschijnlijk door de stress van een leven in het centrum van een al te modern rijk: het Amerikaanse Witte Huis.
Politieke pup
King Tut was een zogenaamde Belgische herder (vermoedelijk een Mechelse herder of een mix van herdersoorten) die bekendheid kreeg als campagnemedewerker op vier poten, die zou hebben bijgedragen aan de verkiezing van Herbert Hoover tot president in 1928.
In 1922 leidde de ontdekking van het graf van farao Toetanchamon tot een hype in de populaire cultuur die doorwerkte in de mode, in danspassen, in de bijnamen van beroemde sporters en natuurlijk ook in de namen van huisdieren. Hoover kreeg de jonge pup, die toen al naar de farao was vernoemd, toen hij minister van Economische Zaken was onder president Harding. Het dier was waarschijnlijk een geschenk van iemand die hij kende via een hulpproject voor het door de oorlog verwoeste België. Zes jaar later haalden onderwerpen over de laatste rustplaats van de farao nog steeds de krant (of dat nou ging over grafvazen, boten of nieuwe slachtoffers van de ‘vloek’ van de farao). Maar nu stonden ze naast berichten over de presidentsverkiezingen die in 1928 werden gehouden, waarvoor Hoover een van de kandidaten was.
Fotogeniek
In een poging om de stijve, ongemakkelijke Hoover iets sympathieker te laten overkomen, kregen mogelijke kiezers per post een foto toegestuurd van de glimlachende kandidaat die de hond bij zijn voorpoten vasthoudt in een zo te zien nogal ongemakkelijke houding. Volgens de New York Times was het ‘een van de vrolijkste foto’s die ooit werd gemaakt van de bestuurder.’
‘Het is een geweldige foto. Hij ziet er ontspannener uit dan op veel andere officiële foto’s van hem. Hij heeft er politiek gezien zeker geen nadeel van gehad, waarschijnlijk pakte het enorm goed voor hem uit,’ stelt Spencer Howard van het Herbert Hoover Presidential Library-Museum.
‘Hoover was de eerste die zijn hond inzette voor zijn campagne,’ voegt historicus Andrew Hager van het Presidential Pet Museum daaraan toe.
De ‘King’ van het Witte Huis
Tijdens zijn korte heerschappij over het presidentiële verblijf (1600 Pennsylvania Avenue) in Washington, deed King Tut zijn achtergrond als politiehond eer aan. Hij vergezelde de agenten van het Witte Huis vaak tijdens hun nachtronde. Ook bleef hij tot de top horen van een beestenboel aan dieren die Hoover als geschenk kreeg van politieke contacten en weldoeners, zoals verschillende Ierse wolfshonden, een opossum en een tweetal alligators. ‘Tut was zonder enige twijfel de lievelingshond van president Hoover, waarschijnlijk was het zijn meest favoriete hond ooit,’ aldus Howard.
Kranten bleven schrijven over de beroemde viervoeter, onder meer toen het nodig bleek om de hondenhokken van het Witte Huis te verplaatsen naar de rand van het terrein vanwege zijn ‘nachtelijke tirades’. Tut werd steeds ‘opvliegender en humeuriger’. In het voorjaar van 1929 werd hij teruggestuurd naar de oorspronkelijke woning van de familie Hoover, aan 2300 S Street NW in Washington D.C., waar senator Frederic Walcott voor hem zorgde.
‘Het is dezelfde stress die alle familieleden van presidenten hebben doordat ze in het Witte Huis zo in de spotlights staan,’ zegt Hager.
Tut ‘stierf van de stress’
King Tut, die toen ergens tussen de 8 en 10 jaar oud was, overleed in het najaar van 1929 in het huis aan S Street, slechts enkele weken voor de crash op de aandelenbeurzen. ‘We hebben een dierbare vriend verloren,’ schreef senator Walcott [JS1] aan de president om hem op de hoogte te stellen van de dood van zijn geliefde hond. ‘Ik zal een kleine steen op zijn graf zetten, met een kleine, passende plaquette in de tuin, met uw goedkeuring.’
De dood van Tut haalde pas zes maanden later de krant. Sommigen vermoeden dat Hoover het ongepast vond om te treuren over de dood van zijn hond terwijl het spaargeld van vele Amerikanen in rook was opgegaan. Howard denkt dat de reden meer praktisch van aard was: ‘de familie Hoover wilde niet dat mensen ze andere honden zouden schenken.’
In de voormalige woning van Hoover aan 2300 S street is tegenwoordig de ambassade van Myanmar gehuisvest. Op het moment van publicatie van dit artikel was onze vraag of er inderdaad een gedenkplaat voor King Tut op het terrein ligt nog niet beantwoord.
En hoewel Hoover op geen enkele hond zo dol was als op King Tut, kreeg hij van zijn aanhangers al snel een nieuwe Belgische politiehond, genaamd Pat. De media berichtten later nog uitvoerig over de historische wetenswaardigheden van een puppy die de president later kreeg van de Amerikaanse vereniging voor Noorse elandhonden.
De ‘opvolger’ van King Tut, zo schreef de Times goedkeurend, ‘is de hond die de oude Vikingen ook hielden.’
Dit artikel werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Engels op nationalgeographic.com