De achtertuin is voor kinderen een plek om te spelen. Maar het zal ze verbazen met hoeveel beestjes ze die speelruimte delen.

Entomologen (insectenonderzoekers) voeren soms een zogeheten bioblitz uit om een algemeen beeld te krijgen van het aantal insecten dat in een gebied leeft. Ze keren stenen om, loeren onder boomstammen en verwijderen stukjes boomschors om het aantal beestjes op een plek te tellen. Kinderen kunnen ook zoiets doen. Het enige wat ervoor nodig is, zijn observatievaardigheden en, jawel, wiskunde. De activiteit zet bovendien aan tot op ontdekking gaan.

“Wanneer kinderen tijd doorbrengen in de natuur en in het kader van een bioblitz op zoek gaan naar insecten of andere dieren, maken ze kennis met de ongelooflijke diversiteit van het leven om ons heen,” zegt entomoloog Patrick Liesch van de Universiteit van Wisconsin-Madison. “Ze leren ook over de levenscyclus en ecologische rol van deze dieren.”

Gelukkig hoeft je kind bij een bioblitz niet elk afzonderlijk beestje in de achtertuin te tellen. (Tenzij je een helelange videovergadering op de agenda hebt staan.)

“Wanneer biologen willen weten hoeveel dieren er in een gebied leven, kunnen ze niet elk insect, elk dier afzonderlijk tellen,” aldus Sophie Gilbert, assistent-professor Wildecologie en -beheer aan de Universiteit van Idaho. “We hebben een manier gevonden om een klein monster te extrapoleren tot een goede schatting van het aantal dieren in een bepaald gebied.”

Zo zet je kinderen aan tot speuren in de achtertuin.

Aan de slag

Verzamel eerst alle benodigdheden:

—Een notitieboekje voor observaties. Kinderen kunnen hierin de insecten noteren en bijvoorbeeld de grootte, de kleur en de vindplaats.

—Vier stokken met een touw, een hoepel of een lege doos om het af te speuren gebied af te bakenen. Wetenschappers noemen dit een ‘kwadrant’.

—Een meetlint om het te bemonsteren gebied op te meten.

—Een vergrootglas.

—Een smartphone om foto’s te maken en beestjes te identificeren.

De bioblitz

Als kinderen stokken en touw gebruiken voor het kwadrant, moeten ze de stokken in de vorm van een vierkant of rechthoek in de grond steken. Leid het touw langs de stokken om het vierkant of de rechthoek af te sluiten en knoop de uiteinden goed aan elkaar. (Het kwadrant heeft dan altijd dezelfde afmetingen als het naar een ander deel van de tuin wordt verplaatst.) Gebruiken de kinderen een hoepel, dan moeten ze deze op de grond leggen.

Tel met behulp van het vergrootglas alle insecten in het kwadrant. Vergeet niet tussen grassprieten, op bloemen en onder stenen te kijken. Is het kwadrant van stokken en touw wat groter uitgevallen, controleer dan ook de struiken en bomen in het gebied. “In het gras leven andere dieren dan op de rozenstruik,” zegt Gilbert. Beestjes zoals mieren, kevers en wormen geven de voorkeur aan donkere, vochtige plekken onder stenen en gevallen takken. Op bloemen en struiken kun je bladluizen, lieveheersbeestjes en hommels vinden.

Tel het aantal beestjes in het kwadrant meerdere keren en help de kinderen vervolgens om het gemiddelde te berekenen. Verplaats het kwadrant naar een andere plek in de tuin en begin opnieuw. Zo werk je meerdere delen van de tuin af. Noteer alle gegevens in het notitieboek.

Wanneer de kinderen voor elk onderzocht gedeelte van de tuin het gemiddelde aantal beestjes weten, help je ze het gemiddelde van de gedeeltes te berekenen, zodat er één getal overblijft. Dit is het gemiddelde aantal beestjes in één kwadrant. Stel dat de kinderen tien gedeeltes hebben bemonsterd en gemiddeld. Dan tel je deze gemiddelden bij elkaar op en deel je de uitkomst door tien om het gemiddelde aantal beestjes in één kwadrant te berekenen. (In dit geval bijvoorbeeld veertig beestjes.)

Nu moeten de kinderen met het meetlint uitvogelen hoeveel vierkante meter een kwadrant is. Als het kwadrant vijftig bij honderd centimeter is, is het kwadrant een halve vierkante meter groot. Deel het gemiddelde aantal beestjes per kwadrant (veertig) door het aantal vierkante meters van het kwadrant (0,50). Dat betekent dat er tachtig beestjes per vierkante meter tuin zijn.

Laat de kinderen vervolgens het oppervlak van de tuin opmeten met het meetlint. (De tuin is bijvoorbeeld tien bij tien meter en dus honderd vierkante meter groot.)

De kinderen moeten nu het oppervlak van de tuin vermenigvuldigen met het aantal beestjes per vierkante meter: Dat zijn maar liefst honderd x tachtig = achtduizend beestjes in je tuin!

Andere opties

Als kinderen geen zin hebben om te gaan rekenen, is dat helemaal niet erg. Laat ze gewoon aantekeningen maken over de beestjes die ze in het kwadrant vinden. Ze kunnen de namen, het aantal en enkele details in hun notitieboek noteren. Liesch raadt ook aan om enkele minuten naar een insect te kijken en het gedrag te observeren. Kruipt het veel rond? Wast het zichzelf? Welke route neem het beestje?

Een andere bioblitz-optie is uitkijken naar grotere dieren met een vacht of veren. Je kunt het beste in een observatiepost gaan zitten, zodat dieren je niet opmerken. In plaats van het aantal dieren in een kwadrant te tellen, tel je nu hoeveel je er in een bepaald tijdsbestek ziet. “Je bemonstert nu geen plek,” zegt Gilbert, “maar tijd.”

Ongeacht of kinderen nu op zoek gaan naar insecten, vogels of dieren op vier poten, raadt Liesch aan om de hele dag door te speuren. Dieren zijn namelijk op verschillende momenten van de dag actief. Bij dageraad zijn er vogels in overvloed. Vuurvliegjes, vleermuizen en uilen zijn in de avond actief. De beste tijd om insecten te tellen, is later op de avond. Net voor het slapengaan laat Liesch zijn hond uit en kijkt dan tegelijkertijd uit naar insecten. “Het is ongelooflijk hoeveel verschillende insecten worden aangetrokken tot buitenverlichting,” zegt hij.

Heb je de poten van een miljoenpoot weleens nageteld? En wat is er zo speciaal aan een kever? Kijk voor deze weetjes voor kinderen en meer op natgeojunior.nl

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com