Bonifatius komt rond het jaar 675 ter wereld in de Engelse regio Devon en krijgt van zijn moeder de naam Wynfrith. Daar luistert hij ruim veertig jaar naar, tot hij van Paus Gregorius II in 719 zijn nieuwe naam krijgt: Bonifatius. De godvrezende man verlaat in 716 voor het eerst zijn geboorteland om de heidense Germaanse stammen te kerstenen. Daar is hij erg goed in, maar het zou hem ook zijn leven kosten.

Bonifatius trekt naar Friesland

De eerste jaren van zijn leven brengt Bonifatius door als leraar en priester in Engeland. Hij is aangesloten bij het Benedictijnse klooster in Nursling. Dat staat niet meer overeind; in 878 wordt het door de Denen verwoest.

In 716 stapt de priester van de boot in Dorestad, het huidige Wijk bij Duurstede. In de Vroege Middeleeuwen is dit gebied onderdeel van Friesland, dat zich dan uitstrekt van het Nederlandse kustgebied tot aan rivier de Wezer in Noord-Duitsland. Zijn doel? Friese heidenen kerstenen.

Zijn collega-zendeling Willibrord is daar in 690 al mee begonnen, maar het gaat moeizaam. Lang niet iedereen wil de goden Wodan en Donar inruilen voor Jezus. Bonifatius houdt het welgeteld een zomer vol tussen de Friezen. Hij druipt af en keert terug naar Engeland. Maar de bevlogen missionaris laat zich niet uit het veld slaan en waagt in 719 een nieuwe poging.

Dit keer pakt hij het grondiger aan. Hij gaat eerst langs bij Paus Gregorius II in Rome om een officiële apostolische missieopdracht te krijgen. Die gaat akkoord en geeft Wynfrith zijn nieuwe naam: Bonifatius.

Willibrord en Bonifatius

Zijn tweede bezoek in Friesland duurt ongeveer drie jaar en eindigt in 721 of 722, daarover lopen de bronnen uiteen. Hij werkt in deze periode (moeizaam) samen met ‘Apostel der Friezen’ Willibrord. Als Willibrord aan Bonifatius vraagt hem op te volgen als bisschop, weigert hij. Hij vindt zichzelf te jong en wijst Willibrord erop dat hij pauselijke toestemming nodig heeft om de titel te dragen. Het komt tot een breuk.

Na de dood van Willibrord in 739 wordt de Friese missie overdragen aan Bonifatius. Pas in 753 – hij is dan bijna tachtig – keert hij terug naar Friesland. Daar is in de tussentijd een hoop veranderd. In Utrecht is een kleine missiepost opgericht met kerken, een kleine bibliotheek en een school. Bonifatius brengt de winter in de stad door en in 754 vertrekt hij naar de huidige provincie Friesland om de bekering van heidenen voort te zetten. Het zou zijn laatste reis worden.

Bonifatius: vermoord in Dokkum

Samen met priesters, diakens en monniken kampeert Bonifatius aan de rivier de Boorne, op de grens van Westergo en Oostergo (nabij Dokkum). De missionaris heeft zojuist een paar mensen gedoopt. Zij zouden de volgende dag terugkeren om hun eerste heilige communie te ontvangen.

In plaats daarvan wordt Bonifatius op 5 juni 754 begroet door een ‘bende van heidenen’. Met zwaarden, speren en schilden gaan ze tekeer in het tentenkamp. Bonifatius komt zijn tent uit en accepteert de marteldood. Het is Gods wil. Hij bidt, terwijl hij en zijn gevolg op brute wijze worden geslacht.

Of het echt zo is gegaan, weten we niet zeker. Alles wat we over de moord op Bonifatius weten, komt uit de geschriften van Willibald, een bisschop en vriend van de missionaris. Het is de vraag hoe serieus we zijn uiteenzetting moeten nemen. Willibald kreeg na de moord de opdracht een zogeheten vita te schrijven over Bonifatius. Hierin staan niet de feiten centraal, maar de bewondering voor de heilige en mirakelverhalen. Waarschijnlijk is het moordverhaal hier en daar wat aangedikt.

Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief van National Geographic en ontvang de favoriete verhalen van de redactie wekelijks in je mail.