Nederland mag dan niet bekendstaan om haute cuisine, maar onze liefde voor de frituur is onovertroffen. Van patat mét tot de frikandel speciaal: al generaties lang trekken we massaal naar de snackbar of automatiek. Aan de hand van unieke archieffoto’s duiken we in de verrassende geschiedenis van onze favoriete vette hap.
De oorsprong van patat (of friet)
Op de vraag wie de bedenker is van de zak patat (of friet, voor sommigen een gevoelig onderwerp) met een flinke klodder mayonaise, worden vooral België en Frankrijk genoemd. Maar de oorsprong ligt veel verder van huis.
De Inca’s in de Andes waren waarschijnlijk de eersten die de aardappel teelden. De Spaanse veroveraars introduceerden de aardappel in de zestiende eeuw in Europa, nadat ze de groente meesmokkelden met de buit van hun kolonisatie.
In 1840 wordt het diepfrituren van aardappelstaafjes voor het eerst beschreven in een Frans kookboek, een techniek die later in België snel aan populariteit wint. Tijdens de Eerste Wereldoorlog maakten Nederlanders voor het eerst kennis met de snack door de komst van Belgische vluchtelingen.
Het begin van de frituurcultuur in Nederland
De Nederlandse frituurcultuur maakt een opmars door als gevolg van de financiële crisis van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog, iets dat ook geldt voor de Chinees-Indische keuken in Nederland. Er was schaarste en men had behoefte aan betaalbaar eten.
In de jaren dertig worden in het zuiden van Nederland de eerste frietzaken geopend, waarvan eetsalon Van Dam in Eindhoven een van de bekendste is. Je kunt er een piccalillysausje krijgen en naast een frietje onder meer rolmops, worst en zure haring bestellen.
Tussen 1945 en 1950 openen honderden frietzaken in Nederland, vaak gevestigd in loketten, kiosken en tentjes. Ook beginnen veel mensen vanuit huis een frituur met een gat in de muur. Het is een belangrijke reden waarom veel snackbars midden in woonwijken zijn gevestigd.
Vanaf 1949 verspreidt de frituurcultuur zich over heel Nederland. In de loop van de jaren breidt het assortiment aan frituurgerechten sterk uit. Vooral de frikandel en rundvleeskroket zijn razend populair.
De eerste loketautomaat
In 1931 wordt de eerste loketautomaat in Amsterdam geopend door Heck’s. Deze Duitse uitvinding wordt vooral populair vanaf 1952 door de winkelsluitingswet van dat jaar, waarin winkels voortaan om zes uur ’s avonds dicht moeten. Met de zogenoemde automatiek kon dit beleid worden omzeild, waardoor de machines in razend tempo door het hele land verschenen.
Steeds meer ijssalons beginnen daarnaast ook friet te verkopen en later sluiten ook bakkers zich aan bij deze trend. Zo breidt in de jaren zestig bakker Johan Izaak de Borst zijn bakkerij aan de Amstelveenseweg in Amsterdam uit met een moderne automatiek onder de naam Febo – niet in de Ferdinand Bolstraat, wat eerst de bedoeling was en waaraan de keten zijn naam dankt.
Vanaf de jaren tachtig groeit het concept razendsnel en Febo wordt het synoniem voor ‘eten uit de muur’. Tot op de dag van vandaag trekken nog altijd veel mensen hun favoriete snack uit de automatiek.
Nog altijd een succes
Hoewel het traditionele afhalen onder druk staat, vooral door de opkomst van bezorgdiensten, halen dagelijks nog altijd honderdduizenden Nederlanders een gefrituurde lekkernij bij de snackbar om de hoek of op het station.
Inmiddels is de frituur net zo onlosmakelijk aan Nederland verbonden als stroopwafels en hagelslag. Of patat ooit officieel immaterieel erfgoed wordt, weten we niet – maar in onze cultuur staat de snack allang op een voetstuk.
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!

















