Het Chinese restaurant is niet weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld. Voor veel Nederlanders was het in de jaren vijftig de eerste kennismaking met ‘uit eten gaan’ en ondertussen heeft bijna iedereen er weleens afgehaald. Maar de eerste Chinezen kwamen niet naar Nederland om in de horeca te werken. Aan de hand van unieke archieffoto’s duiken we in de geschiedenis van de Chinees-Indische restaurantcultuur in Nederland.
Het leven als een havenarbeider
In 1911 kwamen de eerste Chinese migranten naar Nederland, veelal om te werken als havenarbeider of stoker op grote schepen in de havens van onder meer Amsterdam en Rotterdam. Het leven in Nederland viel velen zwaar. Het werk was belastend, en de nieuwe arbeiders kregen minder betaald dan andere zeelieden.
Toen er in de jaren twintig door de economische crisis minder werk was in de scheepvaart, werden vooral de Chinese migranten hard getroffen. Afgedankte havenarbeiders moesten een andere manier vinden om aan inkomsten te komen. Ze verkochten zelfgebakken pindakoekjes of openden kleine eethuizen, vooral in Rotterdam en Amsterdam.
In 1920 opende in de Rotterdamse wijk Katendrecht het eerste Chinese eethuis van Nederland: Cheung Kwok Low. Hier werden authentieke Chinese gerechten geserveerd aan landgenoten. In 1928 werd het eerste restaurant geopend op de Binnen Bantammerstraat in Amsterdam waar ook Nederlanders van de keuken kwamen proeven.
De samensmelting van drie culturen
Na de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheid van Indonesië raakte de groei van het aantal restaurants in een stroomversnelling. Indische Nederlanders en militairen die tussen 1945 en 1949 in Indonesië hadden gediend, kwamen naar Nederland en verlangden naar de Indische keuken.
De Chinese restauranthouders zagen hun kans schoon en namen koks met een Indische achtergrond aan om Indische gerechten op de kaart te zetten, zoals saté, gado gado en nasi goreng. Sommige gerechten werden voor de Nederlanders aangepast: de porties werden vergroot en minder pittig gemaakt.
Zo kwamen drie culturen samen – de Indische, Chinese en Nederlandse – en ontstond het Chinees-Indische restaurant wat we vandaag de dag kennen.
Razend populair in de jaren tachtig
Het Chinees-Indische restaurant beleefde zijn hoogtijdagen in de jaren tachtig. De zaken schoten als paddenstoelen uit de grond, in zowel steden als kleine dorpen. Op het hoogtepunt waren er ruim 2300 restaurants.
Het Chinees-Indische restaurant was razend populair. Maar liefst zestig procent van de Nederlanders at weleens bij de Chinees, van wie dertig procent zelfs minstens één keer per maand.
Voor veel mensen was het hun allereerste ‘uit-eten-ervaring’. Het Chinees-Indische restaurant was bovendien het eerste in Nederland waar je eten kon afhalen.
Immaterieel erfgoed
De laatste jaren is het aantal Chinees-Indische restaurants gedaald, vooral in de grote steden. Dat komt vooral door de groeiende voorkeur voor gezond, licht eten en de opkomst van snelle Aziatische eetconcepten.
Maar ook het tekort aan Chinese chefs en de wens van veel Chinese ouders om hun kinderen een ‘betere’ toekomst te bieden een belangrijke rol in de teruglopende aantallen. In 2021 werd de Chinees-Indische restaurantcultuur uitgeroepen tot immaterieel erfgoed, juist vanwege de unieke samensmelting van culturen die erin samenkomt.
Misschien is het dus weer eens tijd om langs een Chinees-Indisch restaurant te gaan en jezelf te trakteren op een babi pangang: in Nederland het populairste gerecht van de Chinees-Indische keuken.
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!


























