Negentig meter boven de grond bungelt Mauli Dhan aan een bamboeladder. Hij overziet de granieten rots die hij moet beklimmen op weg naar zijn doel: een kloppende massa van duizenden reuzenhoningbijen.
Zij bedekken een nest dat bijna twee meter onder een richel hangt en bewaken liters van een kleverige rode vloeistof, ‘gekke honing’ genoemd vanwege de hallucinogene eigenschappen. Op de Aziatische zwarte markt wordt er dertig tot veertig dollar per kilo voor betaald, zesmaal zo veel als voor gewone Nepalese honing.
Reuzenhoningbijen maken verschillende soorten honing, afhankelijk van het seizoen en de hoogte waarop de bloemen groeien die de nectar leveren. Wat je in je hoofd voelt bij het consumeren van de lentehoning, wordt veroorzaakt door gifstoffen uit de bloemen van enorme rododendrons die in maart en april bloeien op de noordkant van de Hongu-vallei. De Kulung van Oost-Nepal gebruiken de honing al eeuwen als hoestsiroop en ontsmettingsmiddel. De bijenwas wordt in werkplaatsen in de steegjes van Kathmandu gebruikt om gietvormen voor bronzen godenbeeldjes mee te maken.
Steken
Voor Mauli is de jacht op honing de enige manier om het geld te verdienen waarmee hij die paar producten kan kopen die hij niet zelf produceert, zoals zout en bakolie. Maar hoe belangrijk het geld ook is, Mauli vindt dat het tijd is om te stoppen. Met zijn 57 jaar is hij te oud voor de gevaarlijke honingoogst. Bijen zoemen om hem heen en steken in zijn gezicht, nek, handen, blote voeten en door dwars door zijn kleren. Hij probeert er niet aan te denken en werkt geconcentreerd door.
Mauli zwaait zijn been richting de rotswand en stapt op een smal randje, niet breder dan een baksteen. Vervolgens laat hij de touwladder los en schuift hij een beetje op voor zijn assistent, Asdhan Kulung. De twee mannen staan nu samen op het randje. Helemaal beneden ziet Mauli de rivier, gezwollen door de moesson.
Met elke stap in de richting van het nest heeft Mauli minder houvast. Hij beweegt traag en is dan nog maar drie meter van het nest verwijderd. Het laatste stukje losse, natte rots biedt nauwelijks steunpunten voor zijn handen en voeten. Omdat hij niet gezekerd is, zou een val absoluut zijn dood betekenen.
Over één schouder draagt hij een bamboestok van acht meter lang en tussen zijn duim en wijsvinger houdt hij een bosje smeulend gras vast. Een sliertje rook kringelt vanuit zijn hand omhoog naar de opgewonden bijen. Als de luchtstromen meewerken, raken de bijen een beetje versuft wanneer hij naderbij komt.
Rangkemi
Het nest zoemt en steeds komen woedende bijen naar buiten. Ze zwermen om Mauli heen, maar hij geeft geen kik. Hij mompelt een mantra om de bijen en de rotsgeesten te kalmeren: “Jij bent Rangkemi van de bijengeesten. Wij zijn geen dieven. Wij zijn geen rovers. Wij zijn met onze voorouders. Vlieg alsjeblieft, ga alsjeblieft weg.”
Rangkemi, de geest van de bijen en moeilijke, gevaarlijke plaatsen, heeft altijd voor Mauli gezorgd en zal dat ook deze keer wel doen. Mauli is daarom niet bang wanneer hij aan het lastigste deel van zijn tocht begint.
De Kulung zijn al eeuwenlang van de buitenwereld afgesloten. Ze wonen in een diepe kloof uitgesleten door de Hongu-rivier, die is omgeven door oerwoud. Hoewel Mount Everest maar één dal ten noorden van deze heuvels in de Himalaya ligt, blijft het een moeilijk bereikbaar gebied. Zelfs voor Kulung-jagers als Mauli is een groot deel nog onontdekt.
Dit is een fragment uit het artikel De laatste honingjager uit National Geographic Magazine Juli 2017. Wil je het hele artikel lezen, het magazine is hier te krijgen.