Het vrijwel onbevolkte Verre Oosten van het tsaristische Rusland werd in de jaren zestig van de negentiende eeuw gekoloniseerd door landverhuizers, onder wie veel arme boeren uit het aangrenzende Koreaanse schiereiland.
Deze boerenbevolking leefde in alle rust in het Russische Keizerrijk terwijl hun land van herkomst te kampen had met toenemende agressie van Japan, dat het schiereiland uiteindelijk in 1910 annexeerde. Maar toen de Sovjet-Unie en Japan in 1937 in het grensgebied tegenover elkaar kwamen te staan, vreesde Stalin dat de Koreaanse bevolking zou kunnen gaan spionneren voor Japan en beval dat ze vanuit het Verre Oosten naar de Sovjetrepublieken Kazachstan en Oezbekistan werden gedeporteerd, waar ze collectieve boerderijen zouden opzetten.
Halsoverkop moesten tienduizenden Koreanen hun koffers pakken en werden op veewagons zonder ramen gezet. De 6400 kilometer lange reis door de koude Siberische winter was vreselijk. Al snel na hun aankomst merkten de bannelingen dat het beloofde bouwmateriaal en de financiële steun nooit zouden arriveren. Deze rijstboeren hadden grote moeite zich aan te passen aan het kurkdroge landschap en de nomadische cultuur van Centraal-Azië.
“Alle mensen die de deportatie hebben overleefd en met wie ik heb gesproken, vertelden me dat ze geen idee hadden dat ze werden gedeporteerd, laat staan waarom,” zegt Michael Vince Kim, die de Koreaanse diaspora in Centraal-Azië sinds 2014 fotografeert. “Sommigen verhongerden, er waren treinongelukken en weer anderen stierven door ziekte.”
Tijdens zijn promotieonderzoek stuitte talenstudent Kim in Centraal-Azië op het unieke Korjomar-dialect dat door de etnische Koreanen (Korjo-saram) in de voormalige Sovjet-Unie wordt gesproken. Het is een merkwaardige mix van Russische en een specifiek Koreaans dialect uit het noordoosten van het schiereiland dat teruggaat tot de tiende eeuw. “Het is als een dialect dat is stil blijven staan in de tijd,” legt Kim uit. “Het is een venster op het verleden.”
Maar tientallen jaren van gedwongen assimilatie leidde ertoe dat de meeste Korjo-saram in Centraal-Azië het Russisch als voertaal overnamen. Na de Koreaanse Oorlog begon zowel Zuid- als Noord-Korea aan het standaardiseren van zijn taal, waarmee de wortels van het Korjomar ook verdwenen.
Vóór de jaren negentig van de vorige eeuw hadden de nakomelingen van de Korjomar-sprekende etnische Koreanen alleen contact met Noord-Koreanen. Maar na het ineenstorten van de Sovjet-Unie kreeg de Zuid-Koreaanse popcultuur razendsnel voet aan de grond in Centraal-Azië, met nieuwe kansen voor het land in deze regio. Tegenwoordig worden de meeste Koreaanse taalscholen in Centraal-Azië gerund door Zuid-Koreanen, die het moderne Zuid-Koreaans spreken. Het Korjomar dateert van vóór de opdeling van het schiereiland en zal met de oude generatie uitsterven.
“Door modern Zuid-Koreaans te leren verdwijnt hun eigen dialect,” zegt Kim. Maar de taalkundige, die zich heeft omgeschoold tot fotograaf, maakt zich geen zorgen over het onvermijdelijke lot van het Korjomar. Kim hoopt dat hij de verdwijnende taal en de onbekende geschiedenis ervan met zijn foto’s kan vastleggen, maar niet om het dialect zelf nieuw leven in te blazen.
Kims ouders komen uit Zuid-Korea, maar hijzelf groeide op in Argentinië en spreek slechts gebroken Koreaans. “In Kazachstan en Oezbekistan werd me door meerdere mensen verteld dat ze mij veel beter konden verstaan dan de Zuid-Koreanen die op bezoek kwamen,” zegt hij.
“Ik wil het verleden absoluut niet op een romantische manier bekijken, maar de wereld laten zien hoe dingen zich ontwikkelen en hoe culturen door omstandigheden kunnen veranderen,” zegt Kim. “Ik zou niet willen dat een cultuur bewaard zou worden als iets dat in een museum voortleeft.”
De portretten die Kim van deze Koreaanse diaspora maakte, leggen dan ook op poëtische wijze vast wat hij en zijn onderwerpen met elkaar delen: een soort ontheemde identiteit die op het punt staat te verdwijnen.