In een glooiend landschap van levendig rode zandsteen, in het noordwesten van Kenia, verrijst niet ver van de oever van het Turkanameer een mysterieuze, door mensen opgeworpen heuvel tussen twee bergkammen van donker vulkanisch gesteente. Rond de heuvel ligt een ring van rotsen, terwijl het centrum ervan wordt gemarkeerd door rotspilaren.
De heuvel wordt het ‘pilaarmonument van Lothagam North’ genoemd en ligt hier al vijfduizend jaar, als een baken van stabiliteit voor oeroude nomadische herders die in een steeds sneller veranderende wereld leven.
Een internationaal team van experts heeft de raadselachtige constructie van de heuvel en de inhoud ervan nu in meer detail onderzocht. Uit hun bevindingen, gepubliceerd in de Proceedings of the National Academy of Sciences, blijkt dat het om een zorgvuldig geplande grafheuvel gaat waar nomadische herders eeuwenlang steeds weer naar terugkeerden om hun doden te begraven.
Hoewel de onderzoekers uit respect voor het heilige monument slechts een fractie van de grafheuvel van zevenhonderd vierkante meter hebben opgegraven, heeft hun werk toch een schat aan aardewerk, sieraden en andere kostbaarheden opgeleverd. Het is tot dusver de oudste en grootste monumentale grafheuvel die in dit deel van Afrika is ontdekt.
“Dit werk is absoluut baanbrekend,” zegt Fiona Marshall, een archeologe van de Washington University in St. Louis die niet bij het nieuwe onderzoek was betrokken. Volgens haar biedt de vindplaats, die lange tijd door archeologen is veronachtzaamd, een ongekend inkijkje in het leven van oeroude Oost-Afrikaanse herders.
Woestijrat-hoofdtooien en nijlpaardtand-armbanden
Deels ondersteund door een schenking van de National Geographic Society, verzamelden de onderzoekers monsters van houtskool en struisvogeleieren om de vindplaats te kunnen dateren. Ze verrichten ook onderzoek met een bodemradar om de interne structuur van de grafheuvel te kunnen bestuderen zonder deze te verstoren, waarna ze een sectie van vier vierkante meter uitgroeven om de inhoud van de heuvel te kunnen vastleggen.
Uit de opgraving bleek dat de heuvel ontstond nadat oude stammen aan de oever van het Turkanameer een stuk zandgrond van niet meer dan een volleybalveldje hadden blootgelegd. Daarin groeven ze tot op de rotsbodem een grafkuil van een meter diep uit en verstevigden de wanden van de kuil met platen van zandsteen.
Vrouwen, mannen, adolescenten en baby’s werden ogenschijnlijk zonder onderscheid in leeftijd of hun status binnen de gemeenschap begraven in kuilen die in de rotsbodem waren uitgehakt. Dat blijkt ook uit de grafgiften waarmee de doden waren bijgezet, die gelijkmatig over de graven waren verdeeld. Alleen al in het kleine segment dat werd opgegraven, konden de onderzoekers 36 individuen identificeren. Op basis van deze vondst schatten ze dat de grafheuvel de stoffelijke resten van zo’n 580 doden bevat.
Iedere dode was bijgezet met verschillende kostbaarheden, die de individualiteit van de persoon benadrukten, vertelt Katherine Grillo, assistent-professor antropologie aan de University of Florida en medeauteur van de nieuwe studie. Eén dode droeg een halsketting met kralen van “schitterend groen amazoniet”, in de woorden van medeauteur Elisabeth Hildebrand. Een andere dode was begraven met armbanden van nijlpaardtanden. Weer anderen droegen ringen van ivoor.
Een van de opmerkelijkste stukken die tevoorschijn kwamen, is een hoofdtooi die is gemaakt van 405 tandjes van de woestijnrat. Voor het kunstwerk moeten ruim honderd van deze diertjes zijn gebruikt. “Voor zover we weten, is er nog nooit iets van deze aard gevonden,” zegt Grillo. Woestijnratten waren in die tijd nog niet gedomesticeerd, wat volgens haar betekent dat de oeroude herders een groot aantal van de sluwe knaagdiertjes moesten vangen.
Het masterplan
Hoewel in eerder onderzoek al is gesuggereerd dat de vindplaats als graf kon hebben gediend, blijkt uit de nieuwe studie dat Lothagam North een verrassend grote en structureel complexe grafheuvel is. “Alles aan deze plek wijst erop dat er voor elk bouwkundig element een masterplan bestond,” zegt Hildebrand, assistent-professor in de antropologie aan de Stonybrook University. “En dat masterplan werd nauwgezet en met veel succes uitgevoerd.”
Vreemd genoeg gebruikten de oude herders niet alle beschikbare ruimte voor het bijzetten van hun doden. Rond 4300 jaar geleden besloten ze om de resterende ruimten met aarde op te vullen en een enorme grafheuvel op te werpen, waarvan de omtrek ver buiten de eigenlijke grafkuil loopt.
Begraafplaatsen ontwikkelen zich volgens Hildebrand vaak op een ongeplande en accumulatieve manier. Er wordt iemand begraven, daarna nog iemand en daarna nog meer mensen, waarna uiteindelijk een begraafplaats ontstaat. Maar uit de complexiteit van Lothagam North blijkt hoe belangrijk dit monument was voor de oeroude gemeenschap die een plek bouwde, die door vele generaties zou worden gebruikt.
“Op talloze andere plekken in de wereld staat monumentaliteit vaak in verband met sociale ongelijkheid,” zegt Grillo. Neem de Egyptische piramiden of de bouwwerken van de Maya’s, die werden gebouwd door leden van lagere klassen, en gebruikt door een hooggeboren elite. Maar dat lijkt in Lothagam North niet het geval te zijn geweest. Uit de gelijkmatige verdeling van deze verbluffende grafgiften en het naast en door elkaar plaatsen van doden van alle leeftijden en geslachten komt naar voren dat deze samenleving niet-hiërarchisch was.
Die conclusie zou nog aangepast kunnen worden als meer van de grafheuvel is opgegraven, zegt archeoloog Peter Robertshaw, een emeritus-professor van de California State University in San Bernardino die niet bij de nieuwe opgravingen was betrokken. Hij prijst het gedegen werk van de onderzoekers, maar zegt ook dat een grootschaliger opgraving van Lothagam North patronen in de positie van de doden of in de rijkdom van hun grafgiften zou kunnen opleveren, patronen die tot nu toe misschien over het hoofd zijn gezien..
Veranderend klimaat, veranderende levenswijzen
Uit de datering van de grafheuvel blijkt dat hij zo’n vijfduizend jaar oud is en werd opgeworpen aan het einde van een vochtige periode in het Afrikaanse klimaat. In deze tijd was het Turkanameer waarschijnlijk tweemaal zo groot, viel er veel regen en moeten de stammen in dit gebied hebben geleefd van vissen, jagen en verzamelen.
Maar aan het einde van de ‘Afrikaanse vochtige periode’ daalde de waterspiegel van het meer en werd de visvangst steeds moeilijker te voorspellen, aldus Hildebrand. De klimaatverandering leidde tot meer open grasland, waar nieuwe mogelijkheden ontstonden voor het houden van grazend vee. De vissers, jagers en verzamelaars in het gebied werden nomadische veehoeders.
“Het landschap om hen heen veranderde razendsnel,” zegt Hildebrand. Regenval werd onvoorspelbaarder, en volgens Marshall moeten herdersvolken voortdurend op pad zijn geweest om de seizoensgebonden verschuiving van groene graasweiden te volgen.
“Elk jaar moesten deze mensen iets nieuws bedenken,” zegt Hildebrand. “Maar Lothagam North moet hier als een soort baken in het landschap hebben gelegen: het was een herkenningspunt waar mensen op konden rekenen.”
Al met al stelt het nieuwe onderzoek onze ideeën over het verband tussen monumentale bouwprogramma’s en sociale ongelijkheid ter discussie en benadrukt het de complexiteit van deze oude culturen. “Als we naar de volle breedte van de menselijke ervaring kijken, leveren dit soort vindplaatsen geheel nieuwe inzichten op,” zegt Robertshaw.
“Dit is echt een indringend punt waarover we vandaag de dag moeten nadenken,” aldus Hildebrand. Door talloze sociaaleconomische veranderingen kwamen de mensen van deze oeroude stammen bijeen om iets enorms op te richten. “Het leidde waarschijnlijk tot sterkere gemeenschappen, die voortaan op een strategischere manier konden handelen,” zegt zij. “Ik denk dat hierin een bredere boodschap voor ons allemaal valt te lezen, of je nu in Kenia of Noord-Amerika woont.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com